DONDERDAG 16 OCTOBER 1913. 161 De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. IX. Verzoek van de Leidsche Duinwater Maatschappij om vergunning tot. uitbreiding van haai' buizennet in de gemeente Oegstgeest. (Zie Ing. St. No. '251.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. X. Voorstel tot aanvulling van de overeenkomst betreffende de levering van gas in de gemeente Hazerswoude. (Zie Ing. St. No. 254.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XI. Voorstel: a. tot aanvulling van het uitbreidings-en vernieuwingsfonds der Stedelijke Electriciteitsfabriek met ƒ8500.ten be hoeve van de uitbreiding der electriciteitsvoorziening van de gemeente Voorhout; b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 255.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XII. Verordeuing, houdende wijziging der verordening van den 27en Juli 1911 (Gem.bl. No. 28), regelende den werkkring van de Commissie van Beheer over het krankzinnigengesticht »Endegeest", de afdeeling voor jeugdige idioten Voorgeest" en het sanatorium voor zenuwlijders »Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 262.) Het eenig artikel en daarmede de verordening in haar ge heel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XIIJ. Verordening, houdende wijziging der verordening van den 27eri Juli 1911 (Gem.bl.) No. 24), houdende huishoudelijk reglement voor het krankzinnigengesticht «Endegeest', de af deeling voor jeugdige idioten «Voorgeest" en het sanatorium voor zenuwlijders «Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 262.) Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De artikelen 1 en '2 en daarna de verordening in haar ge heel worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen. XIV. Voorstel tot wijziging van het raadsbesluit van 19 September 1878, betreffende de uitkeering van jaarwedden na het overlijden van gemeente-ambtenaren. (Zie Ing. St. No. 250.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Bij dit voorstel wordt in overweging gegeven daaraan terugwerkende kracht te ver- leenen tot 1 September j.l. Geschiedt dit, omdat zich tusschen 1 September en nu een geval heeft voorgedaan, als waarop dit voorstel betrekking heeft? Zoo ja, is dit dan een geval, waarin de oude regeling nadeel brengt voor de kinderen uit later huwelijk, dan wel is het een geval, waarin het Rijk eene ongemotiveerde bevootdeeling geniet? De Voorzitter. Het geldt hier het tweede geval. De heer van der Pot. M. d. V. Is er dan niet eenige be denking tegen, aan de wijziging terugwerkende kracht te ver- leenen? Men kan hier wel niet spreken van verkregen rech ten, maar door de bestaande regeling was het Rijk ontheven van eene verplichting, wat met een verkregen recht min of meer gelijk te stellen is. Nu wordt eenzijdig in die verhou ding wijziging gebracht, zonder dat het Rijk daarin gekend is. Is dit wel eene juiste manier van handelen? De Voorzitter. Ik zie daartegen volstrekt geen bezwaar. De zaak is deze, dat door eene verkeerde formuleering van het Raadsbesluit van 1878 het Rijk sedert dat jaar, dus nu reeds 35 jaar lang, voortdurend ongemotiveerd bevoordeeld wordt. Wat toch is. het geval? Wanneer na het overlijden van de gemeenteambtenaren, die daarvoor in aanmerking komen, het Rijk tot uitkeering van pensioen ls verplicht, wordt geregeld aan ons gevraagdtot hoelang is het trac- tement uitgekeerd? en van dien datum af begint bet Rijk eerst met de uitbetaling van het pensioen. Hield dus de uit betaling van traktement door de gemeente op direct na het overlijden, dan zou het Rijk ook van dit overlijden af met de pensioensuitkeering beginnen. Door de regeling van 1878 betaalt de gemeente dus ten onrechte gedurende drie maanden, waartoe het Rijk feitelijk verplicht is. Het Rijk kan zich dus zeker niet beklagen, dat wij nu eerst op een dergelijke onbillijke regeling terugkomen. Wij behoeven het Rijk toch geen cadeau te maken! Wat nu wordt voorgesteld, is dus alleszins billijk en ik geloof niet, dat er eenigerlei bezwaar tegen kan worden aangevoerd. Van een eenzijdige wijziging van de verhouding tot het Rijk is hier verder geen sprake, omdat er nooit eenige overeenkomst van weerszijden hieromtrent getroffen is; integendeel, wij heffen nu eenzijdig op, hetgeen eenzijdig van gemeentewege was bepaald. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. XV. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden voor het aanleggen eener rioleering van het Raamland naar den Nieuwen Rijn b. tot vestiging van een servituut ter vastlegging van het recht, om een riool te leggen en te hebben door het perceel sectie K No. 2759. (Zie Ing. St. No. 264.) De Voorzitter. Ik stel voor dit punt aan te houden tot eene volgende vergadering, omdat Burgemeester en Wethou ders eerst nog gaarne over dit voorstel het advies zouden willen inwinnen van de Gezondheidscommissie. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming besloten. XVI. Voorstel van de heeren Fokker c. s. inzake de toe treding tot het in Amsterdam te houden Congres voor Kin derbescherming. (Zie Ing. St. No. 263). De beraadslaging wordt geopend. De heer Vergouwen. Ik wil met een enkel woord mijn stem motiveeren, die ik tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders denk uit te brengen. Ik heb niet zoozeer bezwaar tegen het bedrag, als wel tegen het principe van het voorstel. De heeren hebben gevraagd f 100 en Burgemeester en Wethouders stellen voor te geven f 25, een troostprijs. Zij stellen voor toe te treden als lid van het congres en in verband daarmede de contributie vast te stellen op 25. Nu vind ik, dat de' gemeente dien weg niet moet opgaan. Heden is er dit congres, morgen weer een andertelkens zullen wij dergelijke verzoeken krijgen. Het is beter, dat de gemeente zich afzijdig houdt. Laten degenen, die dergelijke congressen in het leven roepen ook voor de middelen zorgen. Wij hebben nu pas gehad het Christelijk Nationaal Schoolcongres, dat schitterend is geslaagd; de resultaten daarvan zijn ook geweest in het belang van de Nederlandsche jeugd en ook in het belang van de jeugd van Leiden, maar daarom is men van die zijde nog niet gekomen met een verzoek om subsidie. Wanneer wij eenmaal de gelegenheid openstellen, gelijk hier het geval is, dan komen er meervandaag vraagt men dan f 25, morgen f 50 en overmorgen weer meer. Daarom ben ik principieel tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik ge loot wel, dat het congres nuttig zal werken, maar ik geloof ook, dat de gemeente als zoodanig er zich zoo weinig mogelijk mede moet bemoeien. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil wel beginnen met ook mede namens mijne medevoorstellers aan Burgemeester en Wethouders dank te zeggen voor hun praeadvies, al kunnen wij dan ook niet dankbaar zijn voor het bedrag, dat Burge meester en Wethouders voorstellen te geven. Wat het bedrag betreft, gaan wij met Burgemeester en Wethouders niet mede, maar dat zij er principieel geen bezwaar in hebben gezien om voor te stellen dit congres te steunen, dit heeft mijne medevoorstellers en mij buitengemeen verheugd. M. d. V. Ik sta in deze derhalve lijnrecht tegenover den heer Vergouwen. Zeer juist acht ik het standpunt van Bur gemeester en Wethouders van Groningen ten aanzien van deze zaak. Deze toch deelden in hun praeadvies aan den Raad mede, dat Groningen wel aan de spits stond op het gebied van het onderwijs, maar dat ook die gemeente van zulk een congres nog wel iets zou kunnen leeren en het daarom goed was het congres te steunen. Nu heeft ook Leiden op het ge bied van het onderwijs geen slechten naam, maar de onder werpen, die op het congres zullen worden behandeldde werking van de leerplichtwet, de toestand van het herhalings- onderwijs, kindervoeding en -kleeding, arbeid van schoolgaande kinderen, zijn wel van genoegzaam belang, ook voor de school gaande jeugd in Leiden, om onder de aandacht te komen van ons gemeentebestuur. Bovendien wijs ik er op, dat het hier geen feestcongres, maar een .werkcongres geldt, dat zorgvuldig is voorbereid en waarvoor bijzondere uitgaven zijn te doen geweest. Ten aanzien van de door mij genoemde onderwerpen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 3