DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1913.
157
Fischer, we moeten het nog roemen, dat de aanvrage zoo
weinig met de raming verschilt. Maar nu is het wel eigen
aardig, dat de aanvragen altijd hooger zijn dan de ramingen.
Zij zouden toch ook wel eens wat lager kunnen wezen, wat
kunnen medevallen, maar dat gebeurt nooit. Ik herinner er
aan, dat toen het voorstel betreffende de gemeentelijke reini
ging werd behandeld, en al te geforceerd doorgedreven omdat
wij niet veel tijd hadden, er met nadruk is gevraagd of de
cijfers dier begrooting niet geflatteerd waren. Toen is mij van
de zijde van Burgemeester en Wethouders ten antwoord ge
gevendaarvoor behoeft gij niet bang te zijn. Nu blijkt dit
evenwel toch het geval te zijn geweest. Wanneer de Wet
houder dan ook zegt, dat men het nog moet roemen, dat het
niet meer scheelt, dan zeg ik, dat er volstrekt niets te roe
men valt. Aan den eenen kant had het kunnen tegenvallen,
maar aan den anderen kant ook moeten medevallen. Doch
altijd valt het tegen En hoe verder wij tot het einde van deze
zaak komen, hoe meer het nog zal blijken, dat we er veel
meer aan zullen moeten besteden, als indertijd werd geraamd.
De heer Fokker. Ik geloof, dat de geachte Wethouder in
zijn antwoord, dat hij naar ik meen te moeten vermoeden
namens Burgemeester en Wethouders op de door mij gedane
vragen heeft gegeven, zijn doel een weinig is voorbij geschoten.
Op de vragen zelve heeft hij geen antwoord gegeven en ove
rigens heeft hij eenige ontboezemingen over de zaak in het
algemeen ten beste gegeven, die mij niet aangenaam hebben
getroffen. Hij heeft toch gezegdBurgemeester eu Wethouders
behoeven geen verantwoording te doen, wanneer dergelijke
vragen worden gedaan. Er is hier geen sprake van verant
woording doen. Er zijn door mij een paar vragen gedaan en
ik geloof niet, dat het noodig is daarop zoo uit de hoogte
een antwoord te geven, als nu door den Wethouder is gedaan.
Wanneer een lid een eenvoudige vraag doet en door den
Wethouder wordt dan gezegd: Wij behoeven geen verant
woording te doen, dan vind ik zulk een antwoord uit de hoogte.
Over den plicht tot verantwoording van Burgemeester en Wet
houders aan den Raad behoef ik het hier nu niet te hebben
als de geachte Wethouder wat langer lid van het College is,
zal hij hierover wel anders gaan denken: maar daarover gaat
het nu niet. Intusschen wat de Wethouder heeft geantwoord,
is ook niet geheel juist. Voor een deel acht hij, dat er een
aardige overeenkomst bestaat tusschen het rapport der des
kundigen en het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Dat betreft dan de verdeeling in wijken. Wat de paarden
betreft voor andere diensten, dan vuil ophalen waar de des
kundigen daarvoor raamden 2 paarden, meenen Burgemees
ter en Wethouders noodig te hebben 4 paarden. Dat is een
verschil van 100%, dus geen aardige overeenstemming, maar
een groot verschil. De deskundigen hebben toch indertijd
nauwkeurig berekend, hoe de paarden zouden worden benut.
Volgens hen zouden de paarden, die in den morgen ge
bruikt worden voor het ophalen van vuil in den middag
kunnen worden gebruikt voor besproeiing. Volgens het voor
stel van Burgemeester en Wethouders hebben wij nu niet
alleen noodig paarden voor het gewone werk, maar ook 3
paarden voor de sproeiwagens en veegmachines; die paarden
waren volgens de deskundigen niet noodig, omdat men daar
voor zou kunnen gebruiken de paarden, die 's morgens voor
vuil ophalen waren gebezigd. Dit alles heeft mij geleid tot het
doen van mijn beleefde vraag waarop ik een beleefd antwoord
had verwacht.
De heer Fischer. Ik heb den heer Fokker volstrekt niet
uit de hoogte beantwoord. Maar aan den anderen kant moet
ik toch even zeggen, dat de wijze waarop de heer Fokker zijn
vragen heeft ingekleed niet bij mij alleen den indruk heett
gevestigd, dat het niet was een vriendelijke vraag om in
lichting.
De heer Fokker heeft verder opgemerkt, dat de deskundi
gen den dienst anders zouden hebben geregeld. Nu kom ik
terug op hetgeen ik al gezegd heb, dat de heeren dit in details
onmogelijk zoo hebben kunnen doen als het nu gebeurt. Om
een voorbeeld te noemen zal ik even voorlezen hoeveel Ms.
vuil moet worden opgehaald.
In den voormiddag, alzoo staat het in het werkprogramma
van den reinigingsdienst, wordt het vuil opgehaald door 4
wagens, ieder 3 vrachten elk van zooveel M8. Verder zijn er
des middags 4 wagens in de weer om vrachten met vuil op
te halen. De overige paarden worden gebruikt voor sproei
wagens, veegmachines en het ophalen van fabrieksvuil. Zoo
is alles tot in details nauwkeurig berekend Hoe de deskun
digen dit zoo precies hebben berekend, kan ik niet nagaan,
maar tot in alle kleinigheden zooals het thans is geschied,
dat hebben zij niet kunnen doen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
praeadvies besloten.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergade
ring daarna gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.