150 DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1913. dat Prof. Oppenheim in »Het Nederlandsch Gemeenterecht", 3e druk, le deel, blz, 431 en 432, ten aanzien van bedoelde bepaling der Gemeentewet zegt: «Dat de Raad de bezoldigingen van de plaatselijke ambte naren en bedienden regeR is natuurlijker nog dan dat als regel de benoemingen van hem uitgaan. Het bezoldigings- recht strekt zich dan ook verder nog uit dan bet recht van benoeming. Ook zoo de titularissen door anderen worden benoemd, moet toch hunne bezoldiging worden geregeld door den Raad. Deze taak kan hij niet overdragen. Bij hooge uitzondering is de regeling der bezoldiging aan Gedeputeerde Staten opgedragen (blz. 431 t. a. p.) Artikel 136 der Gemeentewet is algemeen; op de zeer enkele bezoldigingen na, welker regeling door de wet aan de Gedeputeerde Staten is opgedragen, regelt haar de Raad voor «allen plaatselijke ambtenaren en bedienden (blz. 4321. a. p.) dat uit de verordeningen d.d. 11 Mei 1911, N°. 15 (art. 5) en 1 Juni 1911, N°. 17 (art. 11) schijnt te blijken, dat de salarisregelingen van het personeel, verbonden aan het Open baar Slachthuis en de Gemeentelijke Bank van Leening benevens de werklieden verbonden aan de afdeeling Fabri- katie wel door Uwen Raad zijn vastgesteld; dat door terzijdestelling van art. 136 der Gemeentewet de rechtszekerheid der betrokken ambtenaren wordt geschaad, wijl de regeling hunner bezoldigingen onttrokken wordt aan de openbare controle, welke de wetgever blijkbaar heeft be doeld te willen verzekeren; redenen waarom adressanten Uwen Raad verzoeken, alsnog de vaststelling der bezoldiging van alle die ambtenaren en bedienden (werklieden) in dienst der gemeente Leiden te willen ter hand nemen, wier salarissen thans namens Uw College zijn geregeld. 't Welk doende, enz. Voor de afdeeling Leiden v/d Alg. Nederl. Ambt. bond, de VoorzitterJ. A. Stol. de SecretarisJ. J. Zeegerman. en voor de afdeeling Leiden v/d Bond van Gem. werkl de Voorzitter, Jac. Dullemans de Secretaris, J. J. Limburg. Te Leiden, den 30 Augustus '13. 4°. Verzoek van de vereeniging van brugwachters «Ver betering zij ons streven", om herziening van de salarissen der brugwachters. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Adres van het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bond van gemeente-ambtenaren, in zake de uitvoering van de «Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913" en de «Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913". Wordt, als zijnde ongezegeld, ter zijde gelegd. 6°. Voorstel van Mr. A. J. Fokker, in zake de heffing van een toegangsprijs voor het bezichtigen van het Raadhuis. Dit stuk luidt als volgt: Leiden 24 September 1913. Het is bekend dat, bijzondere omstandigheden buiten beschouwing gelaten, ons Raadhuis telken jare meer be zoekers trekt. Waar ook elders in ons land en in het buitenland voor de bezichtiging van openbare gebouwen een entree wordt geheven en onze gemeente-financiëu niet. in zoodanigen toestand ver- keeren, dat een kleine bate zou mogen worden versmaad, meende ondergeteekende, te meer, waar vreemdelingen gaarne een offer voor een dergelijk bezoek over hebben, een voor stel aan zijn medeleden te mogen doen, om tot de heffing van een dergelijken toegangsprijs te besluiten. Hij biedt U mitsdien eene concept-verordening aan op het bezoek van het Raadhuis, benevens eene concept-verordening op de heffing en eene op de invordering der entreegelden. Gaat de Raad in beginsel met het voorstel mede, dan mag ondergeteekende vertrouwen, dat tegen de concept-verorde ningen weinig bezwaren zullen rijzen. De bepalingen zijn in hoofdzaak ontleend aan de verorde ningen betreffende de Lakenhal ter zelfder zake. Ondergeteekende stelt zich voor, dat de toegangsbewijzen verkrijgbaar zullen zijn aan het bureau van Vreemdelingen verkeer, aan de Lakenhal en in eenige winkels (boek- of sigarenwinkels) waarvan de houders zich hiertoe beschikbaar stellen en aan wie dit debiet door Burgemeester en Wet houders wordt toevertrouwd. De artikelen der verordeningen behoeven geene omstandige toelichting Met een enkel woord kan worden volstaan. Artikel 1. Mocht de voorgestelde toegansprijs (25 ets) bedenking ontmoeten in vergelijking met de entree in de Lakenhal, zoo worde niet uit het oog verloren, dat de Lakenhal is een museum, ten nutte van het algemeen ingericht met de bedoeling om bezichtigd te worden, terwijl het Raadhuis een gebouw is voor den publieken dienst bestemd, waarheen het publiek niet voor studie doeleinden, maar uitsluitend als haar eene bezienswaardige merkwaardigheid der stad zijne schreden richt. Het rondleiden van vreemdelingen tot heden door den concierge geschiedende zou tot zijne taak moeten blijven behoorenzoo noodig zou hem, die daarvoor tot heden eenige emolumenten genoot en wien het aannemen van fooien zou moeten verboden worden, een kleine verhooging van traktement kunnen worden toegekend. Artikel 2. De eerste alinea is opgenomen, eenerzijds om te verhoeden, dat de dienst hinder van het bezoek zou onder vinden, terwijl anderzijds door Burgermeester en Wethouders bij de hier bedoelde aanwijzing bij de Raadzaal op de uren waarop de Gemeenteraad in openbare vergadering bijeen is en het publiek derhalve van zelf vrijen toegang beeft en de secretarie aan het bezoek tegen entree zou moeten worden onttrokken. Fokker. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De Voorzitter. Wordt dit voorstel voldoende ondersteund Zoo ja, dan kan het een onderwerp van behandeling uitmaken. Ik stel voor het te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Mag ik den geachten voorsteller er echter nu reeds even opmerkzaam op maken, dat het niet de concierge is, die de bezoekers rondleidt en daarvoor eenige emolumenten geniet, maar dat dit is de bediende van het stadhuis. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 7°. Adres van het Bestuur der Afdeeling Leiden van den Bond van Nederl. Gemeente-werklieden en van het Bestuur der Afdeeling Leiden van den Algemeenen Nederl. Ambte- naarsbond, naar aanleiding van het door Burg. en Weth. in gediende voorstel tot het treffen van voorzieningen, in verband met de «Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913" en de «Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913". Zal worden behandeld bij punt 7 der agenda. 8°. Verzoek van H. J. de Heijder, om vergunning tot het bouwen van een houten schuurtje in den tuin van het per ceel Heerenstraat, heek Drie-Octoberstraat. 9°. Voorstel van de heeren Fokker c. s., om toe te treden tot het Congres voor Kinderbescherming te Amsterdam en eene bijdrage te geven van 100. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 25 September 1913. Ondergeteekenden hebben de eer de Raad voor te stellen te besluiten, dat de gemeente als zoodanig toetrede tot het Congres tot Kinderbescherming te Amsterdam, en hare bijdrage op 100.— bepale. Hoezeer- gemeenten, waarmede Leiden zich eenigszins kan gelijkstellen, meer geven (Arnhem 250.Haarlem ƒ200. Utrecht ƒ300. zoo komt het ondergeteekenden voor, dat in verband met den toestand onzer gemeente- financiën het door hen voorgestelde bedrag niet moet worden overschreden. Aan het verleenen van dien steun mag echter, naar hunne meening, Leiden niet onttrekken. Het Congres is uit een oogpunt van onderwijs van groot belang en de resultaten, die ten dezen opzichte worden be reikt, komen ook indirect aan de gemeente Leiden ten goede. Bij het verleenen van'deze subsidie zoude de voorwaarde te stellen zijn, het door Burgemeester en Wethouders noodig geacht aantal exemplaren van de uitgegeven of uit te geven rapporten en verslagen gratis ter beschikking van het ge meentebestuur worde gesteld. Ter kennisname voor hunne medeleden voegen ondergetee kenden hierbij een exemplaar der reeds verschenen rapporten. Fokker. K. Sijtsma. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. De Voorzitter stelt vervolgens voor: 1°. om de jaarwedde en den pensioensgrondslag van Mej. C. R. Kok, als leerares in de gymnastiek aan het Gymnasium, aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, aan de floogere Burgerschool voor Jongens en aan de Kweekschool voor On derwijzers en Onderwijzeressen, vast te stellen op een bedrag, resp. van 90.270.180.en 315.— 2°. om de jaarwedde van den leeraar in de oude talen aan het Gymnasium, Dr. J. C. P. Smits, vast te stellen op een bedrag van 2145.en den pensioensgrondslag van dien A. VAN DER ElST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 2