148 DINSDAG 2 SEPTEMBER 1913. XXIV. Vaststelling van het Reglement voor de Stedelijke Werkinrichting te Leiden. (Zie Ing. St. No. 238.) Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De Voorzitter. Bij nader inzien is het aan Burgemeester en Wethouders gebleken, dat de Armenwet vergt, dat in het Reglement nog opgegeven wordt, hoe het onderzoek naar de onvermogendheid is ingericht. Het is slechts een quaestie van formeelen aarddaarom zie ik ei geen bezwaar in thans ook aan dit voorschrift van de Armenwet te voldoen. Burge meester en Wethouders stellen daarom voor, om aan de nieuwe zinsnede van art. 1, luidendeDe opneming geschiedt van dag tot dag", nog toe te voegen: en heelt slechts plaats op vertoon van eene verklaring afgegeven vanwege het Gemeente bestuur, dat de behoeftige onvermogend is". De onvermogende, die hulp moet hebben kan dan een briefje van den bevolkingsagent krijgen. Het aldus gewijzigd artikel 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 2, tot en met 8 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter Dat de rekening en verantwoording moet worden goedgekeurd spreekt van zelf, en artikel 9 zou dus kunnen vervallen. Maar het artikel dient bovendien om een termijn vast te stellen, waarbinnen de rekening en verantwoor ding moet zijn ingediend. Niet alleen daarin moet echter worden voorzien, ook de tijd waarin de begrooting moet worden inge diend, moet hier worden bepaald. Dit is echter nog vergeten, omdat wij deze zaak nog al snel hebben moeten behandelen. Burgemeester en Wethouders stellen dus nu voor het artikel te lezen »Het bestuur dient jaarlijks in de maand Mei bij den Gemeenteraad de rekening en verantwoording en in de maand Juli de begrooting ter goedkeuring in." Wij hebben ons er van vergewist, dat de maand Juli daarvoor geen bezwaar oplevert. Het aldus gewijzigd art. 9 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 10 en daarna het Reglement in zijn geheel worden tenslotte zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXV. Verdeeling van den Raad in Sectiën. Bij loting worden de Sectiën als volgt samengesteld. Eerste Sectie: Voorzitter: de Wethouder van der Lip; lid van de Commissie van Financiën: de heer Bosch; lid van de Commissie van Fabricage: de heer Fischer; en verder als leden de heeren: Driessen, Sijtsma, van der Eist, Fokker, Zwiers, Corts, Vergouwen en een vacature. Tweede Sectie. Voorzitter: de Wethouder van Hamel; lid van de Commissie van Financiën: de heer van der Pot; lid van de Commissie van Fabricage: de heer A. Mulder en verder als leden de heeren: Korevaar, Aalberse, van Tol, Briët, Hoo- genboom, Botermans en Hartevelt. Derde Sectie. Voorzitter: de Wethouder Bots; lid van de Commissie van Financiën: de heer Reimeringer; lid van de Commissie van Fabricage: de heer Korft, en vei'der als leden de heeren: P. J. Mulder, Timp, van Gruting, de Boer, Car- pentier Alting, Heeres en Roem. De Voorzitter Ik kan den heeren mededeelen, dat het voor nemen is om de sectievergaderingen te doen houden van de lste Sectie op 17 September, van de 2de Sectie op 15 Sep tember en van de 3de Sectie op 16 September e.k. Verlangt thans nog iemand het woord in het belang dei- gemeente? Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergade ring gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 4