91 De lieer A. L. Reimeringer, lid van liet Bestuur der Werk inrichting, heeft aan het onderzoek geen deel genomen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 179. Leiden, 21 Juni 1913. In de zitting van 23 Mei 1912 werd door Uwe Vergadering in beginsel goedgekeurd, dat door de Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij de exploitatie van haar spoorwegnet aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij werd opgedragen. Uwe Vergadering was toch met ons College van meening, dat de definitieve goedkeuring dier exploitatie-op- dracht eerst zou kunnen volgen, wanneer de gemeente, omtrent de voorwaarden, waaronder een en ander zou ge schieden, nader zou zijn ingelicht. Bij schrijven van den 20en Maart j.l. heeft thans de Directie der Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij ons een afschrilt van haar ontwerp-exploitatiecontract met de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij d<>en toekomen, onder mede- deeling, dat de Minister van Waterstaat en de betrokken provinciale besturen hunne instemming daarmede bereids hebben betuigd. Zoodoende is het thans aan Uwe vergadering, om over dit contract Uw oordeel uit te spreken. Zooals U bij lezing van art. 7 daarvan zal bljjken, geschiedt de exploitatie-opdracht op dezen voet, dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij alle ontvangsten van de aan de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij behoorende spoorweglijnen int, met uitzondering van de subsidies, voor schotten, uitkeeringen en bijdragen van derden en van eenige andere ontvangsten, welke geen van allen tot de eigenlijke exploitatie behooren en dus hier niet terzake doen. Daartegenover betaalt de Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maat schappij als vergoeding voor hare bemoeiingen een vast be drag van 50 cent voor eiken K.M., die door een trein, waar van de vrachtopbrengst ten bate van de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij komt, per jaar wordt afgelegd, welk bedrag tot 45 cent wordt verminderd, zoodra in een jaar 400.000 K.M. worden overschreden. De vraag, waar het nu bij de beoordeeling van het contract voornamelijk op aankomt is dus deze: wordt door de bovenge noemde betaling van 50 of 45 cent per zoogenaamden treinkilo- meter, aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij niet eene te hooge uitkeering gedaan, zoodat dientengevolge de kans voor de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij op winst en daarmede de kans voor onze gemeente op terugbetaling te eeniger tijd van het subsidie, daarmede te loor gaat. Nu kunnen wij IJ dienaangaande mededeelen, dat zoowel dooi den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten als door den Rijkscommissaris voor de Spoorwegen met Beperkte snelheid deze vergoeding niet te hoog werd geacht, indien door de Hol landsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij tevens de verplich ting werd aanvaard, om jaarlijks door afschrijving en reserveering een bedrag van 400.per in exploitatie zijnde K.M. uit de genoemde uitkeering ter zijde te leggen, welke afschrijving en reserveering anders, volgens haar contract met den Staat, ten laste der Hollandsche Electrische Spoor weg-Maatschappij zouden moeten komen. Tegen eerie dergelijke verplichting, welke, waar het ge- heele spoorwegnet der Maatschappij ongeveer 110 K.M. lang zal worden, neerkwam op een jaarlijksch inhouden van éen bedrag van 44000.maakte de Hollandsche IJzeren Spoorweg- Maatschappij echter ernstig bezwaar. Zij stemde er ten slotte in toe, dat de aan de Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij voorgeschreven storting van f 250.per K.M. in het Vernieuwingsfonds nog te haren laste zoude zijn, mits dan de afschrijving op de waarde van het rollend materieel en de storting in het reservefonds ten laste der Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij zouden blijven. Waar zoowel de Minister van Waterstaat als de betrokken provinciën, wier belangen met die onzer gemeente in deze parallel loopen, zich bij deze oplossing hebben neergelegd, meenen wij U met gerustheid in overweging te mogen geven, thans ook Uwe sanctie aan het ontwerp-contract te geven en Uwe definitieve goedkeuring tot de opdracht der exploitatie aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij alsnu te verleenen. Voor het geval, dat door U een besluit in dien zin mocht worden genomen, zullen er naar het ons wil voorkomen enkele wijzigingen in het Raadsbesluit van den 6en Juni 1907, gewijzigd bij Raadsbesluit van den 9en Juli 1908 houdende de voorwaarden, waaronder aan de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij het gemeente-subsidie werd verleend, moeten worden aangebracht. Weliswaar meent de Directie der Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij in haar in den aanvang genoemd schrijven, dat de veranderde toe stand niet tot wijziging van dit besluit noopt, maar na een onder houd dienaangaande met een der Directeuren dier Maatschappij, kwam deze van dit standpunt terug. Trouwens reeds in het schrij ven van 20 Maart verklaarde de Directie tegen eene wijziging, zooals die dooi- Gedeputeerde Staten in het Provinciifhl Besluit werd verlangd, geen bezwaar te hebben; en waar nu het subsidie-besluit van de provincie, wat dit aangaat, met dat van de gemeente woordelijk overeenkomt en wij ons met de daarin door Gedeputeerde Staten vei langde wijzigingen geheel kunnen vereenigen, meenen wij goed te doen U voor te stellen diezelfde wijzigingen ook op te nemen in het besluit, waarbij van gemeentewege de subsidie voorwaarden zijn gesteld. Deze wijzigingen hebben dan ook geen ander doel, dan de redactie van dit besluit, dat uitging van de veronderstelling, dat de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij hare lijnen zelf zou exploiteeren, in overeenstemming te brengen, met den thans veranderden toestand. Zoo zullen in punt VI waarin voorschriften worden gegeven voor het samenstellen der jaarlijks in te dienen rekening, nu de Baten der Hollandsche Electrische Spoor weg-maatschappij dezelfde zijn gebleven, (zij worden voor een deel door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij slechts geïndde bepalingen daaromtrent geen verandering behoeven te ondergaan. Daarentegen zal de omschrijving der Lasten hier en daar moeten worden gewijzigd. Zoo zal in plaats van het bepaalde sub aa (alle uitgaven voortvloeiende uit het beheer en de exploitatie) en sub dd (de storting in het vernieuwingsfonds) moeten komen: de vaste vergoeding van 50 of 45 cent, die in het vervolg door de Hollandsche Elec trische Spoorweg-maatschappij zal worden betaald. Daarnaast moeten echter thans afzonderlijk onder de lasten der jaarrekening van de Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij worden opgenomen 1. de grond- en polderlasten en de uitgaven voor mede gebruik van stations of baanvakken van andere ondernemingen, dan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij. 2. andere uitgaven der Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij, niet tot de voorgaande behoorende. Het zal n.l. noodig zijn, nu de zoo ruim gestelde redactie van het oude punt aa vervalt, het mogelijk te maken, dat ook andere uitgaven, waarvan de aard niet van te voren is aan te geven, ten laste van de exploitatierekening worden gebracht. Door op de boeking daarvan de goedkeuring van ons College te vorderen, gelijk in het nieuwe punt ee geschiedt, woidt tegen een eventueel misbruik van dit voorschrift voldoende gewaakt. De opneming van deze beide posten is noodzakelijk, omdat zij uitgaven betreffen, die niet ten laste der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij komen Waar in punt VII 1, van Uw besluit de storting in het reservefonds in verband wordt gebracht èn met de afschrijving op de waarde van bet rollend materieel (punt VI cc 3) èn met de storting in het vernieuwingsfonds (punt VI dd), zal dit in het vervolg niet langer moeten geschieden, nu tot deze laatste storting niet meer de Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij, doch de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maat schappij zal zijn verplicht. Vandaar dat dit verband uit punt VII 1 moet worden gelicht, waarmede tevens het daarin genoemd bedrag van f 400.moet worden teruggebracht op f 150.per K.M. Immers werd hier boven reeds door ons gezegd, dat de bedoelde afschrijving, storting en reservee ring tezamen 400.per K.M. per jaar zouden bedragen, en dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij bij het exploitatie-contract daarvan slecht f 250.per K.M. op zich neemt. De storting in het reservefonds door de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij, zal dus thans mogen gaan tot eer. bedrag, dat ten hoogste gelijk is aan hetgeen, als af schrijving op de waarde van het rollend materieel (VI cc 3) minder in rekening is gebracht dan ƒ150.— per K.M., zoodat afschrijving en reserveering tezamen met de storting in het ver nieuwingsfonds door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maat schappij, wederom ƒ400.per K.M. zullen bedragen. Nu zoodoende de storting in het Vernieuwingsfonds geheel uit de jaarrekening der Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij is verdwenen, dient het voorgestelde nieuwe eerste lid van punt VIII, om duidelijk te doen uitkomen, dat voor deze, door het Rijk voorgeschreven, storting voortaan door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij zal moeten worden gezorgd, hetgeen haar in het exploitatie-contract dan ook is opgelegd in art. 10 lid 1, in verband met art. 37 5 en 4 sub a van de overeenkomst met den Staat. Hierbij worde echter nog aangeteekend, dat volgens artikel 37 §4suba der overeenkomst met den Staat genoemd bedrag van f 250.op verzoek der Maatschappij door den Minister kan worden gewijzigd. Verlaging ervan zou den toestand der Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij verzwakken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 7