89 gekomen en een later sluitingsvoorschrift, bijv. voor de lustrum week, zal dus bij aanneming van dit concept mogelijk zijn. Het ander lid, dat aan onze uitnoodiging gehoor gaf, heeft verschillende bezwaren tegen ons ontwerp. Vooreerst wil hij het Zaterdagsch sluitingsuur te midder nacht ook zien toegelaten y>op den 3:1 en Decemberwanneer deze dag een werkdag is". Inderdaad kan worden toegegeven hetgeen dit lid ter toelichting aanvoert dat ook deze dag in vele opzichten met een Zaterdag kan worden vergeleken maar daartegenover meenen wij er op te moeten wijzen, dat hoe langer hoe meer de o. i. goede gewoonte ingang vindt, om op 31 December aan een ieder, zooveel mogelijk, gelegenheid te geven den Oudejaarsavond in eigen kring door te brengen. Juist op dien avond worden de winkels over het algemeen reeds geheel vrijwillig vroeger gesloten dan anders; en waar dit zoo is, wordt de toevoeging van deze uitzondering aan art. 1 minder gevvenscht door ons geacht. In de tweede plaats maakt dit lid onze Commissie er op opmerkzaam, dat door onze bepaling van art. 2 sub a een winkel ook als geopend zal worden beschouwd, indien de inwonende kinderen van den winkelier, die in het bedrijf werkzaam zijn, na het sluitingsuur nog in den winkel arbeiden. Een indirect verbod van dezen arbeid gaat naar zijne meening te ver en de in het bedrijf werkzame inwonende kinderen van den winkelier zouden dus voor deze verordening niet onder winkel bedienden moeten worden begrepen. Door diegenen echter, die met den winkelsluitingsdwang voornamelijk een verkorten arbeidsduur voor de winkelbe dienden beöogen, zal deze meening wel niet worden gedeeld. Maar ook overigens zou het daargelaten, dat men dan niet slechts aan kinderen, maar ook aan inwonende pupillen en pleegkinderen zou moeten denken o. i. minder juist zijn, om door opneming van deze begripsbeperking aan winkeliers met kinderen een voordeel toe te kennen boven kinder- loozen. Voegen wij hier nog aan toe, dat eene bepaling, als dit lid zou wenschen te zien opgenomen, een niet te onderschatten kans op ontduiking van het sluitingsvoorschrif't doet ontstaan, en althans de controle op het nakomen van dit voorschrift aanmerkelijk bemoeilijkt, dan meenen wij genoegzame redenen te hebben aangevoerd, om het niet-opvolgen van dezen wenk, aannemelijk te maken. Vervolgens dringt ditzelfde lid aan op het achterwege laten der bepaling van art. 2 sub b. .In het bijzonder zou deze bepaling, door te verbieden, dat een winkelier na het sluitingsuur, het ook reeds vóór dien bestelde, aan huis be zorgt of laat bezorgen, aan het begrip »winkelsluiting" een veel te uitgebreide beteekenis geven. Bien verbod van afleve ring, alleen wanneer de bestelling na het sluitingsuur is gedaan, ware volgens hem, dan tenminste nog meer gemo tiveerd. Wij moeten er evenwel op wijzen, dat wij dan inderdaad de geheele bepaling van art. 2 sub b. gevoegelijk zouden kunnen schrappen, omdat het opsporen van de overtredingen dezer bepaling, waarvan de mogelijkheid toch reeds problematiek mag heeten, als dan vrijwel geheel onmogelijk zou worden. Deze bepaling werd evenwel door ons ook niet opgenomen om in het bijzonder dezé gedragingen met straf te bedreigen immers in onze Toelichting schreven wij daarover «dat zij ook daarvoor haar nut kan hebben," doch dat art. 2 sub b. hoofdzakelijk werd voorgesteld, om den zoogen. »verkoop over het hekje" tegen te gaan. En als zoodanig meenen wij dit voorschrift te moeten blijven aanbevelen, terwijl wij evenmin in art. 6 wijziging zouden willen brengen, ook al heeft, gelijk dit lid terecht opmerkt, de Hooge Raad den verkoop »over het hekje" ook bij de redactie, die o. a. in de Amsterdamsche verordening werd opgenomen, strafbaar geacht. De jurisprudentie dienaangaande was ook onze Commissie niet onbekendmaar aan onze redactie gaven wij niettemin de voorkeur, welke zij zeker zal behouden, wanneer er ten deze eventueel verandering in de jurisprudentie komen mocht. Daarentegen kunnen wij ons vereenigen met de opmerking, dat art. 4, waarin wordt toegestaan om na sluitingsuur, maar dan op medisch voorschrift, heelkundige werktuigen en ver- plegingsartikelen te verkoopen of af te leveren, niet ruim genoeg is geredigeerd. Het komt ook ons, bij nadere beschou wing, wenschelijk voor om den verkoop, na sluitingsuur, op medisch voorschrift, van alle waren 'vrij te laten. Inder daad zal het mogelijk moeten zijn, om, wanneer de geneesheer na 9 uur nog het gebruik van melk, port, cognac en derg. voorschrijft, zich die waren nog te kunnen aanschaften; welke mogelijkheid bij onze redactie niet bestaat. Hiermede zijn wij reeds aan het eind van de bespreking der ingediende opmerkingen. De eenige wijziging, die wij naar aanleiding daarvan dus alsnog in ons concept zouden willen aanbrengen is deze: dat in art. 4 in plaats van «heelkundige werktuigen en verplegingsartikelen", worde gelezen «waren"; doch overigens meenen wij bij onze in Ing. St. No. 145 opgenomen voordracht te moeten blijven volharden. Wij zijn van oordeel, dat alsnu de openbare behandeling van de Verordening op de Winkelsluiting in voldoende mate is voorbereid. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 173. Leiden, 20 Juni 1913. Voor de benoeming van een onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 4 alhier, ter vervulling van de vacature, welke zal ontstaan tengevolge van het met ingang van 16 Augustus 1913 verleend ontslag aan den heer J. Smit, hebben wij de eer U hierbij, onder overlegging van het be richt van het Hoofd der school en van het advies van den Arrondissements-Schoolopziener, de volgende voordracht aan te bieden: 1°. B. KRANEN, onderwijzer te Winterswijk; 2°. A. ADAMA, onderwijzer te Noordwijk-Binnen; 3°. K. W. BOELEN, onderwijzer te Haarlemmermeer. Wij verzoeken U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 174 Leiden, 20 Juni 1913. Van het in de raadszitting van 15 Juni 1911 door den Raad toegestane bedrag van f 21560.voor de verbouwing van het kasteel Endegeest en den bouw der Directeurswoning, is in 1912 een bedrag van f 15000.door de Commissie van Beheer opgenomen; het restant ad 6560.zal thans moeten worden uitgekeerd. Daarvoor is echter noodig, dat de begroo ting van »Endegeest"-»Voorgeest"-»Rhijngeest" voor 1913, waarop voor deze werken nog geen posten voorkomen, wor de aangevuld. Hetzelfde is het geval met de in de raadszitting van 27 Juli 1911 toegestane som van f 3200.voor de electrische instal latie van het laboratorium en de lift op «Rhijngeest"; deze gelden behoeven eerst thans te worden uitgekeerd. Aangezien krachtens art. 41 van het Reglement op het beheer van deze gestichten (Gem.bl. n°. 1 van 1911) de goed keuring van den Raad op deze begrootingswijzigingen vereischt wordt, geven wij U in overweging aan de hierop betrekking hebbende, door de Commissie van beheer ingediende supple- toire begrooting, dienst 1913, Uwe goedkeuring te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 175. Leiden, 20 Juni 1913. Blijkens nevensgaand schrijven van de Commissie voor het Stedelijk Museum (Lakenhal) is de catalogus van het Museum, die laatstelijk in 1886 is herdrukt, nagenoeg geheel uitverkocht en wenscht de Commissie opnieuw tot een her druk over te gaan. De kosten daarvan worden.door haar geraamd op f 400.a f 450. Wel zullen deze gelden nagenoeg geheel in de gemeentekas terugvloeien, doch de terugontvangst zal, naar gelang van den verkoop der catalogi over verscheidene jaren zijn verdeeld. De uitgaaf zal derhalve terstond voor het geheel ten laste van de loopende begrooting komen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven (volgn. 224), waaruit deze gelden zullen moeten worden afgeschreven, is echter blijkens onze voordracht, opgenomen onder No. 102 der Ingek. Stukken, nog slechts een bedrag van 212.72 beschikbaar. Vooraf zal derhalve deze post moeten worden aangevuld. Met het oog op verdere behoeften, die in den loop van dit jaar kunnen opkomen, komt ons eene versterking van den post met een bedrag van f 5750.alleszins wenschelijk voor. Dit bedrag kan worden gedekt door eene verhooging van de ge raamde ontvangsten op volgn. 29 «Ontvangsten ter zake van de Duinwaterleiding", met f 4500.aangezien op goede gronden mag worden verwacht, dat het aandeel in de*winst over 1913 de raming met dit bedrag zal overtreffen, en door verhooging van de geraamde opbrengst op volgn. 33, «Opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel" met f 1250.op welken post, geraamd op ƒ90000.in 1912 ƒ92319.78 is ontvangen. Wij geven U derhalve in overweging voor het herdrukken van den catalogus van het Stedelijk Museum (Lakenhal) de benoodigde som van 450.te onzer beschikking te stellen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 5