84
DONDERDAG
22 MEI 1913.
nemen, die Burgemeester en Wethouders wel noodig achten.
»-Wij willen de school zoo goedkoop mogelijk bouwen», is
gezegd. Maar meent men dan waarlijk, dat het onze lust en
leven is, om iets zoo duur mogelijk te maken. Ik durf gerust
hier zeggen: «als er iemand is. die met het geld van de ge
meente alles zoo zuinig mogelijk wil doen, dan ben ik dat
zeker." Maar onze redeneering moet, naar mijne meening,
thans deze zijn: Wanneer wij nu een nieuwe school gaan
bouwen de heer Mulder zeide het terecht, dan dient
die school niet voor de eeuwigheid; maar wij willen die school
dan toch in ieder geval zoo bouwen, dat zij niet alleen op
dit oogenblik aan alle eischen voldoet, maar dat zij ook
nog na jaren voldoende is te achten. Wanneer men de tegen
woordige Hoogere Burgerschool vroeger niet op een koopje
had gebouwd, en haar niet had geplaatst tusschen een complex
van huizen in, zoodat aan uitbreiding nu niet te denken valt,
dan zouden wij nu veel goedkooper uit geweest zijn en hier niet
over zulke groote sommen behoeven te spreken. Laten wij'
ons daarom aan dit verkeerde voorbeeld spiegelen en nu
eens een school bouwen, die nog voor lange jaren aan alle
eischen voldoet.
Bovendien, het is reeds herhaaldelijk gezegd wij zijn
niet geheel vrij, om te bouwen, zooals wij dit willen; wij
hebben ons wel degelijk te onderwerpen aan allerlei adviezen
van ambtenaren en anderen. Het Rijk staat in dit opzicht
werkelijk veel vrijer. De Minister zegt: ik doe het voorstel
zoo. al adviseeren de Rijksinspecteurs ook anders. Maar wan
neer wij een plan inzenden, dan hebben wij ons te gedragen
naar de adviezen van allerlei autoriteiten; want anders on
dervinden wij ook verder geen medewerking van die auto
riteiten. Dat het Rijk daarmede geen rekening heeft te houden,
spreekt immers van zelf; de Minister kan zich natuurlijk
allerlei afwijkingen veroorloven van de regelen, die door zijne
ambtenaren worden voorgeschreven, even goed als de gemeente
zich niet behoeft te houden aan hetgeen de gemeente-ambte
naren als eisch zouden willen stellen. Maar intusschen heeft
de gemeente met de voorschriften der hoogere ambtenaren
wel degelijk rekening te houden.
Sprekende over de rustige ligging van de leslokalen, zegt
men»in Hoorn heeft men toch ook lokalen, die aan de straat
zijn gelegen." Maar vooreerst ligt de school daar geheel apart
en danwat een tegenvallers hebben wij in dit opzicht niet
gehad met de school aan de Pieterskerkgracht, een gracht,
waarop men den hal ven dag wel eert kanon kan afschieten
zonder iemand, te rakentoch heeft men daar nu lokalen aan
de straatzijde, die niet gebruikt worden, omdat men er geen
les in kan geven.
Nu kan men wel zeggen: »het is niet verstandig om zulke
overdreven eischen te stellen," maar die eischen worden nu
eenmaal gesteld en komen wij daaraan niet te gemoet, dan
is het leed vaak op den duur niet te overzien. Zoo worden
er ook allerlei eischen, de hygiëne betreffende, gesteld, waar
aan evenzeer moet worden voldaan.
Werkelijk, wij hebben getracht, in verband met al die ge
stelde eischen, ons ontwerp toch nog zoo goedkoop mogelijk
te maken. En nu kan men wel voorstellenbouwt de school
voor een halve ton minder; maar dan zou ik liever in over
weging gevenstemt dan het geheele voorstel van Burge
meester én Wethouders maar aflaten wij dan de tegenwoordige
school maar behouden, want met al dergelijke voorstellen
komen wij niet verder, dat heeft de geschiedenis van deze
zaak voldoende bewezen. Wanneer wij »Endegeest" gaan uit
breiden, dan kan de Raad ook wel weer zeggen: bouwt bijv.
25000.goedkooper, maar dat zijn nu eenmaal opdrach
ten, waar men niets aan heeft.
Ik herhaal het: Laten wij nu eens een school bouwen, die
werkelijk goed en degelijk is; waarmede iedereen tevreden is
en die berekend is op een toeneming van het getal leerlin-
pen, overeenkomend met de ervaringen der laatste jaren op
dit gebied. Want het is volkomen waar, dat nu de vermeer
dering van het aantal leerlingen kunstmatig wordt tegenge
houden, alleen omdat er gebrek aan plaatsruimte is.
Burgemeester en Wethouders hebben dus niets anders
bedoeld, dan zoo goedkoop mogelijk eene school te bouwen,
die aan alle redelijke eischen voldoet, zoodat wij over drie,
vier jaar niet weder behoeven te gaan verbouwen. Dit zou
immers nog veel duurder zijn, dan wanneer wij thans de zaak
flink aanpakken. Wij moeten dit flink doen of het nalaten.
Wil de Raad niet meer geven, dan eene school als te Hoorn
bestaat, die o. i. niet voldoet aan billijke eischen, welke te
Leiden gesteld mogen worden, laat de Raad dan liever ons
voorstel niet aannemen. Want met alle verwijzingen naar
andere scholen elders moet men voorzichtig zijn; het is
moeilijk in dit opzicht vergelijkingen te maken. Nog onlangs
heeft de heer Vrijman, de Rijksbouwmeester, mij gezegd, dat
vergelijkingen van dien aard eenvoudig niet opgaar. In deze
quaestie hangt alles af van de vraag, wie de eischen stelt en
wie bouwen moet. Laat ons dus thans eenvoudig den knoop
doorhakken. Wij kunnen nu wel weer eenigen tijd opnieuw
gaan zoek brengen met het ontwerpen van een ander plan en
wij kunnen hier en daar misschien wel wat veranderen, maar dat
geeft toch geen besparing van beteekenis. Zeker, wij kunnen
de speelplaats voor de helft in orde brengen en de andere helft
nog laten liggen, dat zal wellicht eene besparing geven van
ƒ3000.Zoo zijn er wellicht nog andere bezuinigingen moge
lijk, maar van groot belang zullen die waarlijk niet kunnen
zijn. En zoo meen ik, dat de Raad thans deze zaak tot een
einde moet brengen en dus het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, zooals het daar ligt, moet aannemen of verwerpen,
maar geen tusschenwegen moet kiezen, die tot niets leiden.
Ik heb nu mijne persoonlijke meening uitgesproken, waar
mede de Wethouders zich echter ook kunnen vereenigen.
Nogmaals: wij denken er geen van allen aan om nu eens
een duur monumentaal gebouw te gaan stichten; daarvoor
hebben wij werkelijk reeds te veel moeite om de financiën
van de gemeente in orde te houden.
De heer Fokker. M. d. V. Er is nu toch uit den Raad van
verschillende kanten eene krachtige oppositie gekomen tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, vooral uit
financieel oogpunt. In het algemeen wil men de school wat
zuiniger gebouwd zien en enkele leden hadden op speciale
onderdeelen hunne wenschen kenbaar gemaakt. Vinden Bur
gemeester en Wethouders hierin nu geen aanleiding de
stemming over hun Voorstel nog aan te houden, ten einde
zich nog eens tot de autoriteiten te wenden, die eischen hebben
te stellen, en dezen te vragen of zij enkele eischen niet wat
minder streng kunnen stellen. Meenen die autoriteiten dan
hunne eischen te moeten handhaven, omdat bijvoorbeeld anders
het Rijk geen subsidie zal geven, dan kunnen Burgemeester
en Wethouders nog altijd bij den Raad terugkomen met de
nadere adviezen. Men moet niet vergeten, dat men bouwt een
Gemeente-Hoogere Burgerschool en niet een Rijks-Hoogere
Burgerschool. Om dus het Rijkssubsidie te verkrijgen, moet
aan zekere eischen worden voldaan. Doch aan die eischen
behoeft dan ook niet verder te worden voldaan, dan noodig is
om het Rijkssubsidie te krijgen. Er behoeft niet meer gedaan
te worden dan noodig is. Zouden Burgemeester en Wethouders
dus niet bereid zijn om op dit oogenblik geen stemming uit
te lokken, maar zich eerst nog eens te wenden tot de auto
riteiten, die over het verleenen van het subsidie hebben te
beslissen 'i
De Voorzitter. Het uitgangspunt van den heer Fokker komt
mij riu toch geheel en al verkeerd voor! Wanneer wij een
Hoogere Burgerschool gaan bouwen, dan moeten wij dit
dunkt mij niet zóó doen, dat men er juist nog het Rijks
subsidie door verkrijgt; neen, dan moeten wij die school
bouwen in het belang van het onderwijs; zonder weelde, maar
ook zoo goed mogelijk, zoodat zij voldoet aan alle eischen
en dit ook nog in een zeer lang tijdsverloop zal blijven doen.
Wij gaan geen school bouwen alleen om het Rijkssubsidie
te verkrijgen of te behouden.
Dat de kosten niet lager zijn, komt vooral door den vorm
van het gebouw, maai wij hebben dien vorm den winkel
haak vorm gekozen, omdat, wanneer het plan van de In-
eenschakelingscommissie tot uitvoering mocht komen, wij aan
de school nog gevoegelijk een vleugel kunnen bijbouwen,
opdat het gebouw dan ook kan voldoen aan de eischen voor
een lyceum. Wij hebben op bet oogenblik wellicht de slechtst
ingerichte Hoogere Burgerschool in Nederland en. nu wij ein
delijk eens een nieuwe school gaan bouwen, nu moeten wij
ons afvragen: Wat zullen wij doen? Zullen wij de zaak nu
in eens flink aanpakken, gelijk onze voorvaderen dat deden,
of zullen wij een gebouw gaan stichten, dat goedkooper is,
maar waarvan men voortdurend verdriet heeft, omdat men
telkens allerlei bezwaren ontmoet, terwijl de besparing toch
heel weinig beteekent.
Voor mij is er maar ééne oplossing: het aannemen van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders! Natuurlijk zal
men dan bij de uitvoering de meest mogelijke zuinigheid be
trachten en alle weelde-uitgaven schrappen, zoo die er nog
mochten zijn. Zoo zou er ik zei het zooeven reeds
voorloopig kunnen worden volstaan met een speelplaats van
2000 M*. Men vergete ook niet, dat de aannemingssom kan
medevallen, want dit zijn maar de ramingscijfers. Wij nemen
die cijfers gewoonlijk niet te laag, want dat wreekt zich dan
later toch.
Het is een feit, dat bij de laatste groote werken in Leiden,
de ramingen niet zijn overschreden. De heer Korevaar heeft
daaromtrent nog niet lang geleden een statistiek gegeven,
waaruit bleek, dat wij bijna altijd beneden de ramingen zijn
gebleven.
Maar de heeren moeten nu zelf maar weten wat zij willen
doen. Ik ontraad echter ten zeerste de aanneming der tusschen-
voorstellen door verschillende leden ingediend.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Ik zal nu eerst in stemming brengen het