DONDERDAG
24 APRIL 1913.
61
acht ik het verstandig, om nu het praeadvies van Burge
meester en Wethouders in stemming te brengen.
De heer Heeres. M. d. V. Mag ik een enkele vraag doen,
omdat ik bij het begin van de discussies niet aanwezig ben
geweest? Er staat in de stukken, dat in enkele gevallen wèl
subsidie is gegeven voor het dempen van een sloot. Wat is
de reden van die enkele gevallen?
De heer Korevaar. M. d. V. In die gevallen, waarin de
gemeente subsidie heeft gegeven voor het dempen van een
sloot, betrof het het dempen van de slooten van de gemeente
zelf. Waar de belanghebbenden van de nevens liggende gron
den volgens het stratenplan een straat willen aanleggen, die
niet tot den Singel kan worden doorgetrokken, zonder de sloot
te dempen, daar acht de gemeente het haar plicht, wanneer
de bouwers die sloot van de gemeente dempen, de kosten
voor een deel te vergoeden.
De heer Heeres. Moesten de rioleeringen worden betaald
door de particuliere eigenaars?
De Voorzitter. Alleen wanneer de eigenaars bijzondere
kosten voor den aanleg van groote rioleeringen moesten maken,
is hun wel eens tegemoetkoming verleend; bijv. als er een
groote ruimdamkast moest gelegd worden, die juist in het ge
dempte gedeelte moest komen. Dan moest door de belangheb
benden, die de op den Singel uitkomende zijstraat hadden
aangelegd, ook een T-stuk gelegd worden, en zoo zouden er voor
hen aanzienlijke extrakosten zijn ontstaan. In zulke gevallen
is door de gemeente wel eens een vergoeding gegeven.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik meen, dat uw sterkste
argument dit is, dat de Raad, wanneer de Gezondheidscom
missie zegt, dat het om gezondheidsredenen noodig is, die
sloot te dempen, niet als leek kan zeggen, dat het niet noodig
is, tenzij de Raad meent het beter te weten dan de Gezond
heidscommissie. Maar dat is toch niet geheel juist. De Ge
zondheidscommissie kan volstaan met alleen te letten op de
gezondheidsbelangen, maar de Raad heeft ook te letten op
andere belangen en deze kunnen weerhouden het advies te
volgen. Zooeven hebben wij nog een besluit genomen tot
onbewoonbaarverklaring van minder perceelen in de Lom-
bardsteeg, dan de Gezondheidscommissie voorstelde. In het
praeadvies stelden Burgemeester en Wethouders zelf aan den
Raad voor, het beter te weten dan de Gezondheidscommissie.
De Voorzitter. Ik geloof, dat u zich vergist. Immers, in
het onderhavig geval is, zooals ik heb gezegd, nog benoemd
een Commissie bestaande uit den Directeur van Gemeente
werken en twee Stadsgeneesheeren aan welke commissie
niet alleen de gezondheidsbelangen, maar ook de andere be
langen, die u bedoelt, ter behartiging zijn opgedragen. Toch
zijn beide commissies het hier met elkander eens terwijl
omgekeerd bij de onbewoonbaarverklaring, die u bedoelt,
Burgemeester en Wethouders zijn voorgelicht door den Inspec
teur van de Bouwpolitie, die gezegd heeft, dat het met die
huizen nog zoo erg niet was en die het te dien opzichte dus
met de Gezondheidscommissie niet eens was. De zaak is dus
thans een geheel andere.
Maar de heeren moeten het nu zelf maar weten, wat zij
willen doen. Natuurlijk zullen Burgemeester en Wethouders
gevolg geven aan de meening van den Raad en komt die met
het praeadvies niet overeen, dan zal eventueel voor de volgende
vergadering als punt op de agenda worden geplaatst: «Intrekking
van het Raadsbesluit betreffende de slootdemping aan de Witte
Rozenlaan."
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik had aan het begin van
de discussie de eer een vraag te stellen naar aanleiding van
een punt, dat in het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders is aangeroerd. Dat betreft den tweeden stap, die
eventueel op den eersten zou volgen, nl. de verplichting, die
aan de eigenaren der gedempte sloot zou kunnen worden
opgelegd, volgens art. 5 van de Verordening op de wegen en
lanen, om dien grond te bestraten. Ik zou op die vraag
gaarne een antwoord hebben, teneinde mijn stem ten opzichte
van het praeadvies te bepalen. Hoe moeten die menschen
geacht worden te kunnen voorkomen, dat hun krachtens art.
5 van de Verordening op de wegen en lanen de verplichting
wordt opgelegd, om eventueel op de gedempte sloot een straat
aan te leggen. Zij zijn daartoe niet verplicht, indien zij de
gedempte sloot niet voor het publiek verkeer openstellen.
Hoe worden zij nu geacht te verhinderen, dat die gedempte
sloot voor het publiek verkeer open staat. Deze vraag heb ik
bij het begin der discussie gesteld en daar gaat het voor mij
hoofdzakelijk over.
Ik zou graag vernemen, wat de meening van Burgemees
ter en Wethouders daaromtrent is.
De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik even opmerken,
dat ik de vraag van den heer Hoogenboom wel wat zonder
ling vind? Ik vind het toch vreemd, om hier als het ware
aan Burgemeester èn Wethouders advies te vragen, in welke
gevallen men wel onder art. 5 van de Verordening op wegen
en lanen zal vallen en in welke gevallen niet. Want daarop
toch komt de vraag: »Wat moet men doen om buiten bereik
van art. 5 te blijven", neer. Wij kunnen hier toch niet gratis
juridische adviezen gaan gevendat moeten de belangheb
benden zelf maar onderzoeken, daar heeft men o. a. advokaten
voor. De kwestie lijkt mij trouwens zeer eenvoudig. Ik meen,
dat de heer Fokker al zijdelings een antwoord op genoemde
vraag gegeven heeft. Ik ga er echter verder niet op in, omdat
ik meen, dat Burgemeester en Wethouders op een dergelijke
vraag geen antwoord behoeven te geven.
De heer Hoogenboom. Ik dank u
De Voorzitter. Ik geloof, dat er nu werkelijk meer dan
genoeg over deze kwestie gedebatteerd is, zoodat ik nu einde
lijk het praeadvies van Burgemeester en Wethouders zal in
stemming brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het praeadvies van Burg. en Weth. in stemming gebracht
wordt aangenomen met 22 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Timp, Corts, Carpentier Alting,
van Gruting, van Hamel, Vergouwen, Briët, A. Mulder, Boter-
mans, Roem, van Tol, Driessen, Reimeringer, de Boer, van
der Eist, Korft, Zwiers, Korevaar, Bots, Fischer, van der Lip
en Aalberse.
Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, Heeres, Fokker,
Pera, Bosch, Sijtsma en van der Pot.
(Tijdens de beraadslaging waren de heeren Heeres, Ver
gouwen en Briët ter vergadering gekomen).
XVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor den
bouw eener nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. No. 113).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil beginnen met te zeggen,
dat het niet gemakkelijk is, over dezé zaak te spreken, Toch
is bij mij, bij de lezing van het stuk, een vraag gerezen. Er
wordt met nadruk geconstateerd, dat de Raad gebonden is
aan het eenmaal genomen besluit omtrent de plaats, waar de
school zal komen te staan. Nu meen ik, dat op het oogen-
blik een nieuwe aangelegenheid aan het licht is gekomen,
waarmee bij de bepaling van de plaats van de school geen
rekening is gehouden. Ten minste, ik heb er niet aan ge
dacht. De commissie en andere belanghebbenden hebben er
op gewezen, dat het van groot belang is, dat het onderwijs
zonder stoornis zal plaats hebben door te zorgen, dat de
leerlokalen zich bevinden aan de binnenzijde, terwijl de andere
lokalen zich aan de buitenzijde kunnen bevinden.
Nu hebben wij gekregen twee plannen AI en All, die
10.000 van elkaar verschillen, doordat het tweede plan een
meer eenvoudigen gevel zal hebben. Men meent evenwel, als
de school op de aangegeven plaats zal komen te staan, dat
men niet kan volstaan met een eenvoudigen gevel, maar dat
men een deftiger gevel moet hebben. Nu zou ik er niet over
gesproken hebben, wanneer niét tevens was opgemerkt ge
worden, dat de plaats, waar de school zal komen te staan,
niet de beste is met het oog op de rust. Er is nog een
andere plaats aangewezen, meer verwijderd van het drukke
verkeer, en waar minder stoornis door rumoer is te wachten.
Een daar te plaatsen gebouw BI, wordt niet bruikbaar ge
acht. Nu is bij mij de vraag gerezen, of het met het oog op
de gewenschte rust bij het onderwijs geen aanbeveling zou
verdienen, dat de Raad terugkwam op het eenmaal genomen
besluit omtrent de plaats van de school en of het niet heter
zou wezen, dat de school wat meer achteraf werd geplaatst.
Dan zou gebruik kunnen worden gemaakt van plan AII,
waardoor 10.000 zou worden gespaard Daarbij komt, dat
wij dan het land aan den Hoogen Rijndijk behouden, dat
toch nog waardevoller is, dan wat in gebruik zal moeten
worden genomen bij het andere plan. Ik heb gemeend, deze
gedachte in het midden te moeten brengen, om te overwe
gen, of het niet wenschelijk zou zijn, de school op een andere
plaats te zetten.
De heer Sijtsma. M. d. V. Toen ik bij de behandeling van
deze zaak een motie voorstelde, om Burgemeester en Wet
houders uit te noodigen, te beproeven een school te stichten
voor 150.000.was dat een slag in de lucht. Het was mij
toen echter meer te doen om de discussies, die in een slop
liepen, tot een bevredigend einde te brengen en den bouw te
verzekeren. Daarom is toen waarschijnlijk die motie met
zoo groote meerderheid aangenomen. Nu komt men met een
voorstel van een bedrag, dat veel hooger is. Ik moet mij
daar als niet deskundige wel bij neerleggen, aannemende dat
het voor het door mij genoemd bedrag niet kon.
Wanneer wij daar een gebouw plaatsen, moet het goed