DONDERDAG 24 APRIL 1913.
55
XI, Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de perceelen
Lombardsteeg N»» 7, 9, 11 en 13 en Schagensteeg No. 8.
(Zie Ing St. No. 115).
De beraadslaging wordt geopend.
I)e heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou een enkele vraag willen
doen. Met andere raadsleden heb ik die huizen bezichtigd en
ik ben tot de conclusie gekomen, dat de woningen in een zeer
desolaten toestand verkeeren, maar dat het er nog niet bepaald
aan ruimte mankeert. Voornamelijk wat de hoogte betreft,
ook die zou volgens de stukken niet voldoen. De hoogte is
echter zeer voldoende en de ruimte is wel niet bijzonder groot,
maar er zijn heel wat huizen in deze gemeente, die nog
kleiner zijn. Wanneer nu met de eigenaars overleg wordt
gepleegd over het herstel van die huizen en meri is daartoe
niet bereid, dan zou ik met het voorstel tot onteigening kunnen
meegaan. Ik geloof echter, dat die woningen nog wel in
bewoonbaren staat kunnen worden gebracht, in een staat,
volstrekt niet minder, dan waarin sommige werkmanswoningen
in deze gemeente verkeeren. Daaromtrent zou ik dan ook
graag nog eenige inlichtingen wenschen.
De heer Pera M. d. V. Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen
de heer Sijtsma gezegd heeft en meen, dat wij toch wel wat
voorzichtig moeten zijn met het opruimen van woningen,
omdat zoo onder de hand in Leiden aan dat soort van
woningen een groote behoefte begint te bestaan. Wanneer
het dus mogelijk is, om woningen, op het oogenblik in geen
goeden toestand verkeerende, toch nog in bruikbaren staat te
veranderen, dan mag op dat gebied zeker wel eenige voor
zichtigheid betracht worden.
Het heeft mij verwonderd te hooren, dat de geheele zaak
buiten den eigenaar om is gegaan, zoodat hij eerst uit de
courant heeft moeten vernemen, dat zijn woningen voorgedra
gen werden, om onbewoonbaar te worden verklaard. Ik heb
niet de gelegenheid gehad ik ben het eerst gisterenavond
laat te weten gekomen om er een kijkje te gaan nemen,
maar naar de schriftelijke en uitvoerige mededeelingen, die
ik gekregen heb, wil het mij werkelijk voorkomen, dat wij
hier wat voorbarig zijn, als wij vandaag deze woningen
onbewoonbaar verklaren. Had men er met den eigenaar over
gesproken en was die niet bereid, om de noodige verbeterin
gen aan te brengen, dan zou het iets anders zijn. Evenals
de heer Sijtsma meen ook ik, dat die woningen alleszins
geschikt zijn. om weer bruikbaar gemaakt te worden. Ik zou
dus in elk geval heel graag willen, dat er op het oogenblik
geen beslissing valt en dat wij de zaak tot de volgende zitting
uitstellen, opdat de Raadsleden de gelegenheid hebben, om
een onderzoek in te stellen. Mocht dan ook nog heden ge
stemd worden over het voorstel van Burgemeester en Wet
houders, dan zal ik stemmen tegen de onbewoonbaarver
klaring.
De heer Fischer. M. d. Y. Naar aanleiding van hetgeen
door de heeren Sijtsma en Pera opgemerkt is, wil ik enkele
opmerkingen maken. Het onderzoek naar die woningen is
ingesteld door de Gezondheidscommissie, die natuurlijk niet
in haar geheel daarheen trekt, maar de bijzonder deskundigen
op dat gebied uit haar midden daarheen zendt. Latèr is de
Inspecteur van deBouwpolitie met mij persoonlijk tot tweemaal
toe daar geweest en hebben wij ons er van overtuigd, welke
de gebreken waren. In het Ingekomen Stuk 115 wordt ge
sproken, niet alleen van geringe oppervlakte en hoogte, maar
ook van.vocht en overigens zeer vervallen toestand. Nu wil
ik graag toegeven, dat in de woningen Lombardsteeg 7, 9,
11 en 13 de ruimte niet zoo bijzonder beperkt is, maar juist
die huizen zijn in buitengewoon vervallen staat en zoo ver
valt het argument, dat er nog verbeteringen aan te brengen zijn.
Dat wij erg willekeurig of liever overhaast te werk zijn
gegaan, kan ik geen oogenblik toegeven. Zooals de heeren
hebben gezien ging het verzoek van de Gezondheidscommissie
nog veel verder, maar daarmede zijn Burgemeester en Wet
houders niet meegegaan. Een nauwgezet onderzoek heeft doen
zien, dat de woningen Lombardsteeg 4, 6 en 8 nog wel dege
lijk voor verbetering in aanmerking konden komen, maar de
woningen, die wij op het oogenblik ter onbewoonbaarverkla
ring voordragen, zijn o.a. zóó vochtig, dat er absoluut geen
deuken aan kon zijn, om die woningen met niet al te groote
kosten in bewoonbaren staat te brengen. De kosten, die daaraan
zouden moeten worden besteed, zijn zóó hoog, dat geen huis
eigenaar er ooit aan zou denken, om die kosten te besteden,
zoodat wij onmogelijk konden voorstellen, om die verbeteringen
voor te schrijven.
Hetgeen door den heer Pera is opgemerkt, dat het heelemaal
buiten den eigenaar is omgegaan, moet worden toegegeven,
maar de eigenaar kan altijd nog verzet tegen ons besluit aan-
teekenen. Dan kan hij nog gedaan krijgen, wat hij wenscht,
als ten minste Gedep. Staten er mee meegaan.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou het voorstel van den
heer Pera, om de zaak aan te houden, wel willen ondersteu
nen. De Wethouder heeft wel gezegd, dat Burgemeester en
Wethouders in deze zaak niet overhaast te werk gaan, maar
dat heb ik ook niemand hooren zeggen. De heer Pera heeft
alleen gezegd, dat hij geen gelegenheid heeft gehad en ik
had dat ook niet om zelf de zaak eens te gaan opnemen.
Wel hebben wij gehoord, dat geruimen tijd geleden de Ge
zondheidscommissie zich heeft gewend tot Burgemeester en
Wethouders met het verzoek, om deze zaak ter hand te
willen nemen, maar dat heeft zoo lang geduurd, dat er nu
best nog veertien dagen of drie weken bij kunnen, om de
leden in de gelegenheid te stellen een onderzoek in te stellen.
Van den geachten Wethouder hebben wij zelf gehoord, dat de
argumenten, die door Burgemeester en Wethouders voor de
onbewoonbaarverklaring werden aangevoerd, ten deele onjuist
zijn, dat nl. gebleken zou zijn, dat de woningen ongeschikt zijn
wegens te geringe oppervlakte en te geringe hoogte. Nu
wordt nl. door den Wethouder meegedeeld, dat althans voor
de perceelen 7, 9, 11 en 13 de te geringe oppervlakte en te
geringe hoogte niet de reden is, terwijl volgens het ingeko
men stuk dat argument voor alle perceelen zou gelden.
De heer Botermans. M. d. V. Ik heb die huisjes ook
bekeken met den Inspecteur van de Bouwpolitie en wij heb
ben ze goed opgenomen en ik meen, dat als de eigenaar
bereid is. ze goed te laten opknappen, dat er dan geen bezwaar
is, ze te laten staan. Alleen het perceel in de Schagen
steeg is niet voor verbetering vatbaar, maar die in de Lom
bardsteeg wel. Ik zal dus ook het voorstel van den heer
Pera gaarne ondersteunen.
De heer Pera. M. d. V. Ik heb alleen gesproken over de
perceelen Nos. 7, 9, 11 en 13 in de Lombardsteeg. Wat be
treft de perceelen in de Schagensteeg ben ik het met den heer
Botermans eens, dat die ongeschikt zijn. Er wordt nu de
nadruk gelegd op de vochtigheid van die huizen, maar er
mag hierbij wel opgemerkt worden, dat het natte ongunstige
jaargetijde van invloed is geweest, zoodat de huizen, die
anders droog zijn, op het oogenblik ook tamelijk vochtig zijn.
In elk geval is het beter de zaak nog aan te houden.
De heer Botermans. M. d. V. Ik zou willen vragen, waar
men met die menschen naar toe moetals die huizen worden
afgekeurd. Zij verwonen nu ƒ1,25 of ƒ1.pertweek en waar
moeten zij dan heen? Dat is voor mij nog het grootste bezwaar.
Ik meen derhalve, dat wij niet te haastig moeten zijn met
onbewoonbaarverklaringen. Laat eerst de Gemeente zelf
woningen doen bouwen van dien huurprijs.
De heer Bosch. M. d. V. Ook ik heb het twijfelachtige
genoegen gehad, om die huizen aan de Lombardsteeg te be
zichtigen. Ik zeg twijfelachtig genoegen, omdat het niet zoo
aanbevelenswaardig is, om er in te gaan, vooral niet in een
van die huizen ik zal het ter wille van de bewoners maar
niet verder aanduiden dat uitmunt door een minder net
voorkomen. Dat neemt echter niet weg, dat ik het in deze
zaak, waarbij over de eigendommen van ingezetenen wordt
beschikt hoewel ik niet als een grief tegen Burgemeester
en Wethouder s mag uitspreken, alsof zij iets gedaan hebben,
dat zij eigenlijk niet mochten doen betreur, dat de eigenaar-
pas uit de courant moet te weten komen, dat zijn woningen
voorgedragen zijn, om onbewoonbaar te worden verklaard.
Het is toch geen onbelangrijke zaak voor een eigenaar, dat
op die wijze over zijn eigendom wordt beschikt. Als het noodig
is, wil ik er gaarne in toestemmen en dan moet het ook
gebeuren, maar dan moet ook in elk geval met den eigenaar
overleg gepleegd worden, opdat hij overtuigd wordt, dat zijn
eigendommen niet meer geschikt zijn voor het doel, waarvoor
zij gebouwd zijn. Wil de man niet overtuigd worden, dan
moeten wij een uitspraak doen. De Wethouder van Fabricage
heeft toegestemd, dat, zonder dat de eigenaar er van wist, op
die wijze met zijn eigendom is gehandeld. Ik acht het dan
t.ok wel de moeite waard, om de zaak op te schorten, opdat
de eigenaar dan zijn oordeel kan zeggen, terwijl het mij zeer
zou toelachen, als in den tusscbentijd kon worden overwogen,
of de woningen nog te verbeteren zijn, hetgeen ik als ter zake
niet kundig niet kan beoordeelen en moet overlaten aan degenen,
die er zeggenschap in hebben. Dan kan de zaak nog eens van
weerskanten bekeken worden en kan men misschien nog tot
oplossing komen. Moet dan het advies gehandhaafd worden,
dan moeten wij tot onbewoonbaarverklaring overgaan, maar
wij moeten den eigenaar den tijd geven, om er over te spreken
met degenen, die er zeggenschap in hebben. Hetgeen ik aange
voerd heb, zijn dus meer billijkheidsgronden.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik zou een paar opmerkingen
wenschen te maken naar aanleiding van hetgeen in het midden
is gebracht. In de eerste plaats de kwestie, of de woningen
zoo erg vochtig zijn, ja dan neen. De heer Pera heeft zoo even
beweerd, dat vochtigheid relatief is en dat die af hangt van de
omstandigheden, waaronder men op het oogenblik verkeert.
Daarvan ben ik volkomen overtuigd, maar niet in den geest,