68 DONDERDAG 24 APRIL 1913. De heer Roem. M. d. V. Ik wilde een opmerking maken omtrent de electrische klokken van de gemeente, die meer malen onderling en ook met de spoorklok veel verschillen. Ik meen, dat de spoorklok gelijk gaat met den Amsterdam- schen tijd. Ik zou dus vriendelijk willen verzoeken, om de aandacht van de betreffende autoriteiten hierop te vestigen. De Voorzitter. Met die autoriteiten bedoelt u misschien mijzelf. Dat de electrische klokken onderling verschillen, daar heb ik nog niet veel klachten over gehad. Dat zij met de stationsklok verschillen, dat is echter iets anders: Ik heb daarover ook reeds met den Directeur van de Electriciteits- fabriek gesproken, maar die zeide mij, dat het een zeer moei lijk geval is, omdat de klok van het station den tijd fout aangeeft. Als die klok nu maar geregeld fout was, dan zouden wij nog kunnen zeggen: dan laten wij alle stadsklokken ook maar fout aanwijzen, en dan kan iedereen er mee rekening houden. Maar dat is niet het geval. De spoorklok gaat nu eens goed, dan weer fout. Het zal dus zeer moeilijk zijn, om er verbetering in te brengen. De heer Roem. M. d. V. Zoudt u dan niet kunnen annon ceeren, dat de klok, die vlak bij het station staat., den juisten tijd aangeeft? De Voorzitter. Die klok geeft inderdaad den juisten tijd aan, maar zooals ik zei de klok van het station is fout. Aan de klok bij het station stooren de treinen zich natuurlijk niet. Die letten alleen op de stationsklok. Als die klok nu bijv. altijd 5 minuten fout was, dan zouden wij ook alle gemeenteklok- ken 5 minuten fout doen aanwijzen, maar dat is het geval niet. De heer Roem. M. d. V. Er was onlangs iemand bij mij, wiens horloge vier minuten met de spoorklok scheelde en die er zeer door gedupeerd was dat hij te laat kwam. Die heer moest naar Delft, maar mistte den trein, zoodat zijn heele dag in de war was; hij was er bepaald desperaat van. De Voorzitter. Dat kan ik mij voorstellen, maar het verwijt treft niet ons, maar de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maat schappij. Toch zal ik de opmerking van den heer Roem be spreken in de Commissie voor de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Wat ik gezegd heb is mij echter mee gedeeld, door den Directeur der Electriciteitsfabriek. De heer van der Elst. M. d. V. Ik zou willen vragen, hoe het staat met de voorbereiding van het voorstel tot uitbrei ding van de twee commissies; een voorstel, dat ik in het begin van dit jaar heb gedaan. De Voorzitter. Het praeadvies over dit voorstel is gereed. De zaak verkeert dus in een vergevorderd stadium van voor bereiding. De heer van der Elst. Ik zou nog een vraag willen doen naar aanleiding van het voorstel, dat is aangenomen in de vorige vergadering betreffende de verbetering van den Stations weg. Ik zou n.l. gaarne een opgave willen hebben van de kosten, verbonden aan de asphalteering van den Stationsweg. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben nu al zooveel zaken in behandeling, dat ik den heer van der Elst, zou willen verzoeken, ons die opgave niet te vragen. Anders komt u over drie maanden weer vragen, hoe het er mee staat. De heer van der Elst. Nu, M. d. V., Burgemeester en Wethou ders kunnen er nog wel eens hunne gedachten over laten gaan. De Voorzitter. Dat zullen zij zeker met pleizier doen. Ver langt thans nog iemand het woord? Niemand meer het woord verlangend, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 16