DONDERDAG 24 APRIL 1913. 65 zullen zijn. Ik zal mij dan ook de vrijheid veroorloven, nu tegen het uitstel van eenige weken te stemmen. De heer Roem. M. d. Y. Ik zal in de tweede plaats ant woorden op hetgeen de heer Korevaar gezegd heeft. Ik wil eerst Prof. Heeres beantwoorden. Bij de indeeling van het plan kan ik dan tegelijk den heer Korevaar antwoorden. De heer Heeres zegt, dat er reeds zooveel over het plan gesproken is, maar dat heelt dan toch zeker niet door den Raad plaats gehad. Gedurende anderhalf jaar zijn de plannen van de commissie der Hoogere Burgerschool naar den Direc teur der Gemeentewerken enz., gebalanceerd, maar bij den Raad zijn zij niet geweest. Op andere plaatsen is er lang en breed over gesproken, maar niet in den Raad. Ik kan gelijktijdig den heer Vergouwen beantwoorden, dat ik niets afdoe op de indeeling van het gebouw, wat het aan tal klassen betreft, want ik wil ook drie parallelklassen, dus 15 klassen. Ik wil er evenwel op wijzen, dat gedurende de laatste vijf jaren het aantal leerlingen slechts gestegen is van 204 tot 211, zoodat dus de aandrang niet zóó groot is, om nu reeds met 3 parallelklassen voor den dag te komen. Den heer Korevaar wil ik even antwoorden, dat het plan, dat ik heb opgehangen, is van de Rijks Hoogere Burger school te Hoorn. De bouw daarvan heeft gekost 113.000. terwijl de inwendige inrichting 22.000.— gekost heeft, dat is tezamen 135.000.— de school heeft twee parallelklassen. Nu zou men allicht denken, dat die school klein is, maar als men eens vergelijkt, dan ziet men, dat de directeurs kamer in Leiden is 6.80 X 5 M., terwijl die in Hoorn is 6.75 X 6.80 M.; van de vijftien leslokalen in Leiden zijn vijf 8.03 X M. en tien leslokalen zijn 7.04 X 6.87 M. ter wijl de tien leslokalen in Hoorn zijn 6.75 X 6.75 M. Ik zou nog meer voorbeelden kunnen noemen, om aan te toonen, dat men hier met ruime maten heeft gewerkt. Een Rijksschool is evengoed aan Rijks toezicht onderhevig als een gemeenteschool. Men heeft het hier echter groot en ruim willen makendoch waarom, weet ik niet. Niemand heeft er profijt van en het nadeel er van is, dat groote lokalen meer aan verwarming kosten, wat eiken dag terugkeert. De hal en entree in Leiden zijn 11 X 12.65 M. en 5X5 M. in Hoorn 11 X 5.25 M. en 4 X 4 M. Men heeft in Leiden een apart Aardrijkskunde-lokaal voor gesteld. Waarvoor is dat noodig? Als men 15 lokalen heeft, waarom moeten de leerlingen dan van het eene lokaal naar het andere verplaatst worden. Is zoo'n lokaal geen luxe? Het leslokaal voor Natuurkunde in Leiden is 8 X M. in Hoorn 9.47 X 6.75 M., dus voldoende aan te stellen eischen. De Voorzitter. Pardon, nu dwaalt u toch heelemaal af van uwe motie. De heer Roem. Ik geef slechts antwoord op de opmerkingen van de heeren Korevaar en Heeres, om aan te toonen, dat ik het grondplan te royaal vind. De werkkamer, de wachtkamer zijn alle veel te ruim genomen. En dan een werkkamer voor leeraren van 5 bij 7! Er is geen een Rijks-Hoogere Burger school, die een werkkamer voor leeraren heeft. De Commissie van Toezicht heeft natuurlijk niet de verantwoordelijkheid. Zoo is voorgesteld in een der voorstellen een werkkamer voor Natuurkunde van 8 bij 8 en de Commissie heeft zich daar natuurlijk bij neergelegd. Een kabinet voor Scheikunde van 7 bij 7! Waarvoor is dat noodig? De chemicaliën kunnen geborgen worden in het laboratorium voor Scheikunde. De handteekenlokalen zijn te Leiden 10.50X16.50 M.; in Hoorn 9X^.80 M. De totaal oppervlakte van de school te Leiden is 1900 M2. en van die te Hoorn 1100 M2. Die school is onderheid. want Hoorn heeft een slechten ondergrond. Het gebouw heeft centrale verwarming, een prachtigen kelder1 als bergplaats voor brandstoffen en er is een zeer groote rijwiel bergplaats. Heb ik nu recht, om te zeggen, dat hier groote geldverspilling in het spel is, als men nagaat, dat de school in Hoorn 1100 M2 oppervlakte heeft, hetgeen dan voor Leiden zou worden, voor vijf lokalen van 8X8 M. meer ongeveer 1300 M2., terwijl voor Leiden een oppervlakte van 1900 M2. voorgesteld wordt? Is het dus onbillijk, dat ik er tegen op kom, dat, waar het gebouw in Hoorn met twee parallelklassen ƒ135000.— gekost heeft, de geprojecteerde school ƒ245000. zal moeten kosten? Ik meen in mijn recht te zijn, wanneer ik tegenover de heeren Korevaar en Heeres beweer, dat de grondplannen ernstig dienen te worden herzien. De Voorzitter. U hebt nog geenszins bewezen, dat de school te Hoorn hier even goed voldoen zou en dat de Com missie van Toezicht en de Inspecteur haar even goed zouden vinden als ons ontwerp voor de Leidscho school. Als ik ook eens met de kosten van andere scholen eene vergelijking mag maken, dan zal men nog heel andere getal len zien; zoo heeft bijv. de school in den Haag met drie parallelklassen, ƒ264000.en die in Rotterdam, ƒ213000. gekost. In Gouda heeft men pas een Rijks-Hoogere Burger school gemaakt, De heer Roem. Die is aangeboden. De Voorzitter. Goed, aangeboden, een school met tien klassen, die op 204000.— is geraamd. Dat zijn groote ver schillen, en men kan die zoo maar niet beoordeelen. Ik weet ook wel, dat de Hoornsche school veel goedkooper is, maar nu neemt u juist de goedkoopste eruit, althans bijna de goedkoopste; alleen in Veendam is nog een goedkoopere, maar dat is ook een schooltje met 9 klassen. Vergelijken wij echter1 ons ontwerp met de scholen in andere plaatsen, die met onze gemeente op één lijn mogen worden gesteld, dan blijkt het, dat ons plan nog lang niet het duurste is. Men kan wel zeggen: dat wanneer het Rijk bouwde, het veel goedkooper zou zijn, maar ik weet niet, of het Rijk dan wel dezelfde eischen stelt. De heer Roem. Wel natuurlijk. De Voorzitter. U zegt »wel natuurlijk!" maar ik weet dat nog zoo niet. De heer Roem. Stel u voor, dat de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs voor het Rijk andere eischen als voor de gemeente stelde! De Voorzitter. Dat doen de Inspecteurs wel degelijk. Ook op ander gebied worden vaak aan het Rijk andere eischen gesteld, dan voor gemeentelijke instellingen. Zoo bijv. bij het nieuwe Rijkskrankzirinigengesticht te Woensel, waarvoor 3000per bed betaald moet worden, terwijl het voor het krankzinnigengesticht van Leiden veel minder gekost heeft. Men kan alle overwegingen, die daar soms bij voor zitten, niet met een enkel woord beoordeelen. Het Rijk zal het o.a. wellicht goedkeuren, dat de lokalen aan de straat gebouwd worden, maar men weet, dat de autoriteiten hier verlangd hebben, dat de lokalen niet aan de straatzijde zouden komen te liggen. De heer Roem. M. d. V. U zeidet zoo even, dat andere scholen ook duurder waren als die in Hoorn o.a. noemdet u de school te Gouda. Deze school moet nog gebouwd wordende grond echter is zóó slecht, dat de palen mannetje naast mannetje, zooals men dit noemt, moeten worden ingeslagen, zoodat uit dien hoofde de school veel duurder wordt. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou nog een enkel woord willen zeggen, om de motie van den heer Roem aan te bevelen. Vooral hetgeen de heer Roem in laatste instantie meegedeeld heeft, de détailcijfers, die hij omtrent de school in Hoorn gegeven heeft, hebben bij mij ernstigen twijfel doen rijzen, of wij, door hier het dure plan te nemen, niet meer doen dan wij ver plicht zijn tegenover het onderwijs, waar wij tegenover de financiën van onze gemeente ook verplichtingen hebben na te komen. Waar die cijfers hier genoemd zijn en niet is kunnen worden aangetoond, dat men het hier voor minder kan, is er voor den Raad wel degelijk reden, om niet onmiddellijk in te vliegen op het voorstel van Burgemeester en Wethouders en te onderzoeken, of het niet mogelijk is, om het goedkooper gedaan te krijgen. Wordt in die school in Hoorn misschien ook niet les gegeven in lokalen, die niet aan de straat gelegen zijn? Misschien gebeurt het daar wel. Misschien kan het hier ook gebeuren. Men begrijpt, dat, als de Commissie van Toe zicht er prijs op stelt, dat de lokalen niet aan de straatzijde zullen komen te liggen en er wordt haar een plan voorgelegd, waarbij aan dat verlangen is tegemoet gekomen, de Inspecteur zegt: het is best. Krijgt hij dan echter later een plan, waarbij aan de bezwaren niet is tegemoet gekomen, dan is het begrij pelijk, dat hij van dat plan zegt: het is minder goed. Het is dan echter de kwestie, of de gemeente in dat geval er toe gedwongen kan worden. De Voorzitter. Gedwongen kan de gemeente niet worden Wij kunnen de Hoogere Burgerschool net laten als zij is. De heer Fokker. Zonder dat wij onze subsidie in gevaar brengen, kunnen wij dat meen ik niet doen, M. d. V. Maar M. d. V. kan de gemeente verplicht worden, om te maken het dure plan, zooals Burgemeester en Wethouders dat heb ben voorgesteld om het Rijkssubsidie te behouden? Als Bur gemeester en Wethouders dat kunnen verzekeren, dan zullen wij het aanvaarden, maar dat kunnen zij niet. U haalt de schouders op M. d. V. Is het misschien niet duidelijk? De Voorzitter Neen, niet erg. maar dat hindert niet. (Gelach). Want het komt mij voor, dat deze kwestie wel wat al te lang wordt uitgeplozen. De heer Fokker. Als ik dan mag doorgaan, dan zou ik nog dit willen zeggen, dat ik meen, dat wij, als wij subsidie van het Rijk krijgen met deze dure school, toch nog goed kooper uit zullen zijn, dan wanneer wij zonder subsidie een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 13