64 DONDERDAG 24 APRIL 1913. bijzonder kort is geweest. Ik wil den heer Roem in deze dus zeer ter wille zijn, althans wat het eerste gedeelte van zijn motie betreft. Het tweede gedeelte van de motie, om er de jonge kracht voor te spannen, gaat niet op. Dat is zou ik bijna zeggen een klap in het gezicht van Burgemeester en Wethouders en een klap in het gezicht van den Directeur der Gemeentewerken. Ik geloof, dat dit toch de bedoeling van den heer Roem niet is, maar het zit er daarom toch onver biddelijk aan vast. Waar echter de heer Roem zich zoo sterk voor de zaak verklaard heeft, in dien zin, dat hij zegt: het is niet goed en het is te duur, ga ik gaarne mee met het voor stel tot uitstel, omdat de heer Roem in den tijd, voor deze zaak weer aan de orde komt wat niet te lang kan duren ons nadere gegevens kan verstrekken, waarvan wij profijt kunnen hebben en die ook aan de gemeente ten goede kunnen komen. Ik geloof niet, dat er bijzonder veel leden van den Raad zijn, die erg ingenomen zijn met de teekeningen en plannen, zooals die ons hier worden aangeboden. Nu hebt u, M. d. V., wel gezegd: Ja, mijne heeren, maar houdt u verzekerd, dat het niet met zekerheid te zeggen is, dat het zoo zal worden. Dat ben ik volmaakt met u eens, maar dit is toch de aan gegeven weg; ongeveer naar die teekeningen zal gewerkt worden. Wij hebben hier toch het idee voor ons en al mogen er kleine veranderingen in komen, het geheel krijgen wij toch, zooals het hier hangt. Daar is geen ontkomen aan. Als wij bovendien letten op de ontzaglijk hooge som en de heer Roem ons misschien een weg kan wijzen, waardoor wij beter tevre den gesteld kunnen worden, èn wat het gebouw betreft, èn misschien dan ook wat den prijs betreft, laat ons dan ten minste zijn motie aannemen en daardoor de zaak voor eenigen tijd uitstellen, om ons in de gelegenheid te stellen, daarvan te profiteeren. Misschien zal het ons tegenvallen, maar dan heb ben wij ten minste later geen verwijt. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het volgend voorstel »Ondergeteekende stelt voor de behandeling van het bouw plan H. B. S. uit te stellen tot het ontwerpen van nieuwe gevels en nieuw grondplan." Roem Wordt dit voorstel voldoende ondersteund? Zoo ja, dan kan het een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Roem zal zeker niet verlangen, om zijn voorstel nog nader toe te lichten, want hij heeft dit, dunkt mij, al voldoende toegelicht. De heer Roem. M. d. V. Ik zou nog dit willen zeggen. U hebt gezegd, dat men zoo'n plan niet in bijzonderheden kan hebben. Maar waarom kan dat niet? De Voorzitter heeft over de Tweede Kamer gesproken, niet ik. Een verordening wordt tot in alle bijzonderheden door de juristen in dezen Raad besproken en vastgesteld, waarom kan een bouwplan dan niet door bouwkundigen worden beoor deeld en vastgesteld? De Voorzitter. Omdat het daarmede geheel iets anders is. Een wet of een verordening moet wel degelijk letter voor letter aangenomen worden. Daarbij kan eene bespreking van alle détails dus niet vermeden worden. Maar geheel iets anders is het vragen van een krediet voor het stichten van een gebouw. Daarbij kan men niet steentje voor steentje behandelen. [J zult toegeven, dat, wanneer de een of andere wet in de Tweede Kamer behandeld wordt, dat dan die wet precies naar de letter en artikel voor artikel wordt besproken en aangenomen. Maar wanneer er een krediet, bijv. voor een oorlogsschip, wordt aangevraagd, denkt u dan, dat elk lijntje van het ontwerp van dit schip in behandeling komt? Dat gaat immers niet. Men vraagt een krediet voor een zeker type. En zoo is het ook hier. Wij vragen een crediet voor den bouw van eene Hoogere Burgerschool in den geest van onze teekening. En het gaat dus niet op, om dit bij een wet of verordening te vergelijken. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik voel er wel wat voor, om het eerste gedeelte van de motie van den heer Roem, om eenige weken uitstel te krijgen, te steunen, omdat de Raads leden erg weinig tijd hebben gehad; maar ik wensch er niet de voorwaarde aan te verbinden, dat weer nieuwe plannen zullen worden ingediend. Nieuwe plannen kunnen duurder zijn. Een bloot uitstel tot nader onderzoek lijkt mij meer gewenscht. Wat bet plan zelf betreft, weet ik nog niet, of ik er wel voor kan zijn; in de eerste plaats niet om het groote bedrag en in de tweede plaats, omdat ik meen, dat de opzet wel wat grootsch is. Er is wel voor de toekomst gezorgd, maar het is de vraag, of er niet te veel voor de toekomst is gezorgd. Zoo is er sprake van vijf klassen, elk van drie parallelklassen maar ik geloof niet, dat dat voorkomt, dat tot in de vijfde klasse de parallelklassen door blijven loopen. In de eerste leerjaren is dat wel het geval, maar in het vierde en vijfde zijn drie parallel klassen dikwijls geslonken tot twee. Men heeft dus geen 15 leerlokalen noodig, maar minder en behoeft er dus niet den bouw op in te richten. Verder wordt in het praeadvies gezegd, dat men er op moet rekenen, dat tengevolge van het werk van de Ineeri- schakelingscommissie later nog nieuwe plannen kunnen worden voorgesteld, maar op het oogenblik weten wij daar nog niets van af. Dat kan wel een combinatie worden van Hoogere Burgerschool en Gymnasium, maar het kan ook een heele nieuwe opzet worden, die niet past in den gewonen bouw. Men moet dus niet al te zeer vooruitloopen. Daar komt nog bij De Voorzitter. Pardon, mag ik u verzoeken alleen te spreken over de motie van den heer Roem. De heer Vergouwen. Dan zal ik tot mijn conclusie komen, dat het mij moeilijk zou vallen, op dit oogenblik mijn stem te bepalen ten opzichte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zoodat ik zal stemmen voor de motie tot uitstel. De Voorzitter. Ik moet den heer Vergouwen opmerken, dat verschillende punten, die door hem ter sprake zijn ge bracht, in de stukken reeds zijn weersproken. Zoo wordt bijv. over die 15 leerlokalen in de stukken reeds gezegd, dat het zeker voorkomt, dat de splitsing in drieën niet bij alle 5 klassen behoeft door te loopenmaar daar staat tegenover, dat het best mogelijk is, dat de eerste klassen in vieren ge splitst worden Wat betreft het Lyceum, met het oog daarop is het ge bouw juist in L-vorm ontworpen, ten einde er gemakkelijk nog een vleugel aan te kunnen verbinden. De heer Vergouwen ziet dus, dat hij, wat hij hier ter sprake heeft gebracht, reeds in de stukken had kunnen zien beantwoord. De heer Korevaar. M. d. V. Ik zal voor het eerste gedeelte van de motie van den heer Roem stemmen, alleen uit wel willendheid. Zoolang er nog één lid is, dat meer licht ver langt, wil ik er gaarne toe meewerken, om dat lid de gele genheid te geven, zich die inlichtingen te verschaffen. Met het tweede gedeelte der motie kan ik echter onmogelijk meegaan. Wat beduiden de woorden: »tot het ontwerpen van nieuwe gevels en nieuw grondplan"? De heer Roem heeft enkele aanmerkingen gemaakt op het plan en heeft o. a. den weg aangegeven, waarop dat nieuwe plan vervangen zou moeten worden, nl. door een be paalde kracht aan te wijzen en die onder directie van een lid van den Raad te stellen. Als dat de bedoeling is, dan ben ik er absoluut tegen, omdat men daardoor het ambtelijk verband geheel uit elkander rukt. De directeur heeft een adjunct-directeur onder zich en wanneer men nu zegt: dien nemen wij hem weg en plaatsen wij onder een lid van den Raad, dan kan ik met de motie, als die althans deze bedoe- liog heeft, niet meegaan. De heer Roem heeft gezegd: het plan is te duur en de gevels zijn niet mooi en misschien heeft hij nog meer bezwaren. Men kan ook wel een goed- kooper plan krijgen, maar dan is het staatstoezicht er niet mee tevreden. Ik kan dus met het tweede gedeelte van de motie niet meegaan, zoolang ik niet weet, wat er de beteekenis van is. De heer Heeres. M. d. V. Naar aanleiding van de inklee ding van de motie wil ik een enkele opmerking maken. Als men alleen den tijd tot voorbereiding wat kort had bevonden, zou men de behandeling twee of drie weken kunnen uitstel len. De heer Roem heeft er echter een andere zaak aan ver bonden. Daarom juist zou ik mij tegen het uitstellen tot de volgende vergadering willen verzetten. Van den tusschenlig- genden tijd zou toch gebruik kunnen gemaakt worden, om van de zijde van de leden van den Gemeenteraad met nieuwe plannen voor den dag te komen. En dat zou te betreuren zijn. Nu reeds zoo lang die kwestie van de Hoogere Burger school, waaraan groote behoefte is, besproken is, zou ik be zwaar moeten maken tegen uitstel van behandeling. Wanneer hier door den heer Roem bezwaren werden aangebracht tegen de inrichting van de school e. d., dan ware het wat anders, maar de heer Roem heeft alleen bezwaren tegen het uiterlijk, tegen de gevels. Zooals reeds door u, M. d. V., gezegd is, is dat een kwestie ,van smaak, maar dat is toch geen reden, om het plan voor onbepaalden tijd uit te stellen. Ik ben bang, dat van het uitstel van eenige weken zal komen een uitstel van eenige maanden en dat kan zonder eenigen twijfel niet in het belang van het onderwijs in deze gemeente zijn. De thans aanhangige plannen zijn door de Commissie van Toe zicht op het Middelbaar Onderwijs zorgvuldig bekeken, die plan nen zijn door de Commissie van Fabricage en door het college van Burgemeester en Wethouders bekeken en nu wil men nog eens afwachten tot plannen van buiten komen, zonder dat men weet, of die plannen eenigermate meer bruikbaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 12