50 DONDERDAG 10 APRIL 1913. de twee kamers door gewone deuren van elkander worden afgescheiden; dat kan dus een vereenvoudiging geven en daar voor kan men dan krijgen het schuurtje in den tuin. Zoo is ook in de Commissie reeds beslist, dat men een eeuvoudigen marmeren schoorsteenmantel en dus niet, als ik het zoo mag noemen, een artistieken schoorsteenmantel zal aanbrengen. Al die zaken zijn dus reeds in de Commissie-vergadering be sproken, maar, zooals ik zeg, wij meenden, dat wij met al die details de Raadsleden niet behoefden lastig te vallen. Reeds ver scheidene keeren heb ik immers vergaderingen bijgewoond waar plannen voor den een of anderen bouw zijn besproken, maar die plannen zijn nog nooit zoo onder de loupe bekeken, als thans door den heer Botermans is gedaan. Wat de grootte der kamers betreft, die wordt door den heer Botermans toch eenigszins anders voor gesteld, dan hier op de teekening is aangegeven. De eene kamer is hier niet lang 3 Meter, maar 4.10 Meter, dat is de achterkamer, en de voorkamer is 3,05 Meter. De heer Botermans. De huisjes worden in het geheel slechts 8 Meter diep. De Voorzitter. Ja, dat komt ook ongeveer uit, maar dan zijn de kamers ook, zooals ik hier zie staan 4.10 Meter en 3.05 Meter diep. Grootere kamers zijn ook weer bezwaarlijker te meubileeren. De heer Roem meende dan ook, dat dit keurige huisjes zouden worden en, waar hij tenslotte geen bezwaar tegen de kosten had, hebben de andere heeren zich daarbij neergelegd. Als het wenschelijk blijkt de vertrekken toch nog grooter te maken, zonder verhooging van de totaal-kosten, dan zal de Commissie van Beheer de eerste zijn, om de mogelijkheid daarvan te overwegen en na te gaan, of er werkelijk verbeterd zou kunnen worden; maar het gaat toch te ver, dunkt mij, dat alles hier in den Raad te bespreken. Zooals ik zegaan een massa bezwaren van den heer Botermans is al tegemoet gekomen en ik wil zijne overige bezwaren ook nog wel in de vergadering der Commissie van Beheer ter sprake brengen of ze aan den Directeur der Gemeentewerken voorleggenmaar het voorstel waarover wij nu spreken, wordt alleen in den Raad behandeld, om te vernemen, of de Raad er het geld voor over heeft, waar mede door de Commissie van Beheer deze verplegerswoningen zullen worden gebouwd. De verdere uitwerking, dunkt mij, moet men dus overlaten aan de Commissie van Beheer, die o. a. daarvoor toch in het leven is geroepen. De heer Botermans. M. d. V. Van het begin af aan heb ik de som te hoog gevonden en later vond ik de huisjes te ondiep. Als ze een meter dieper zouden kunnen gemaakt worden, dan kan ik mij met het voorstel wel vereenigen. De Voorzitter. Ik kan daaromtrent geen belofte afleggen, want ik zou daarover eerst met de Commissie van Beheer moeten spreken. Als de heer Botermans dus bezwaren blijft houden, dan moet hij tegen dit voorstel stemmen. De heer Pera. M. d. V. Ik wil even constateeren, dat deze zaak in de Commissie herhaaldelijk een onderwerp van be spreking heeft uitgemaakt en dat de Commissie telkens is ge stuit op den te hoogen prijs. Van alle kanten is de zaak bekeken om na te gaan of de prijs niet wat was te vermin deren, en hoewel ik het met den Voorzitter eens ben, dat het gewenscht is, verschillende dingen nog eens in de Commissie te bespreken en den Directeur der Gemeentewerken voor te leggen, geloot ik, juist omdat de zaak reeds van alle kanten bekeken is, dat des te minder hoop kan worden gegeven, dat nog eenige verandering zal worden aangebracht. Als de zaak slechts ter loops door de Commissie was behandeld, dan was het wat anders. Overigens ben ik het met den heer Botermans eens, dat het aanbrengen van meer kasten e d. een ver betering zou zijn. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik vind den prijs ook nogal stijf, tamelijk hoog, maar wij moeten toch niet vergeten, dat het bouwen daar altijd duurder is, dan het bouwen in Leiden of om en nabij Leiden. De aanvoer van materialen maakt altijd het bouwen daar zeer kostbaar. De heer Reimeringer. M. d. V. Ik zou wel willen voor stellen, dat wij ons niet in allerlei détails begeven van het bouwen van al die woningen zelf, mij dunkt, dat wij anders hier wel eindelooze debatten kunnen krijgen. De heer Boter mans keurt die schoorsteenmantels af en een ander vindt juist die smakelooze marmeren schoorsteenmantels zeer leelijk. Ik zou daarom willen voorstellen die kleinere détails hier niet te behandelen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben het in dit opzicht nog niet geheel met u en met den heer Reimeringer eens, dat wanneer hier een zaak ter onzer beoordeeling wordt gegeven wij ons eenvoudig zullen bepalen tot het bedrag, tot de som, die het kost, maar dat wij over de détails niet zouden mogen spreken. Het is nu gebleken, dat verschillende van de op merkingen, die de heer Botermans gemaakt heeft, ook over wogen waren en juist bevonden door de Commissie zelve, en dat wisten wij natuurlijk niet. Gesteld nu dat de Commissie (wij konden dat misschien niet verwachten) dit niet gedaan had, maar gezegd had: wij hebben ons neergelegd bij de plannen van den Directeur der Gemeentewerken en nu komt hier een deskundige, die zegt, zoo en zoo is het beter, dan had dat nu nog kunnen beaamd worden. Wij hadden dat natuurlijk niet kunnen weten en daarom vind ik het juist zoo goed, dat zoo noodig ook hier critiek wordt uitgeoefend op de dingen, die hierin zijn. Daarom zou ik niet den weg op willen, dien u en de heer Reimeringer eigenlijk aangeven: gij oordeelt over het bedrag en verder oordeelt gij niet; maar vind ik het juist goed, dat die opmerkingen gemaakt zijn en ik zou bij een volgende gelegenheid volstrekt niet aarzelen, het weer te doen. De Voorzitter. Dat heb ik in het geheel niet bedoeld, mijnheer Sijtsma; dan hebt u mij verkeerd begrepen. Ten eerste moet u toch niet vergeten, dat dit geval zich van vele andere onderscheidt; een zaak als deze is opgedragen aan een commissie uit uw midden, waarin als altijd een deskundige op technisch gebied zitting heeft, in dit geval de heer Roem. En nu kom ik alleen hierop neer, dat waar dit zoo is, over de uitvoering in détails van plannen door de Commissie van Beheer beraamd, niet door den Raad beslist moet worden. Maar ook in het algemeen kan de Raad zich toch niet de beslis sing over détails in de uitvoering aantrekken. Wij hadden het zoo even over den aanleg van een verbindingswegtoen heeft toch ook geen van de heeren de opmerking gemaakt, dat hij bijv. daar een straat mét gele steentjes zou willen hebben. Al zulke dingen behooren tot de uitvoering, en die is tot heden zelden of nooit in den Raad besprokendit is althans de eerste keer, dat ik bij een voorstel om van gemeentewege het een of ander gebouw te stichten, de vraag gehoord heb: hoe ziet ieder kamertje er uit. Dat is het dus, waarover ik mijn verwondering heb uitgesproken. Van de wenken van den heer Botermans zullen wij zeker gaarne gebruik maken. Ik geloof, dat. hetgeen ik hier voorsta, altijd hier gewoonte geweest is en dat de heeren. die met den heer Botermans, wiens opmerkingen ik overigens met genoegen gehoord heb, meegaan, een andere richting uitgaan. Op die manier zou gaandeweg de Raad de uitvoering van zijn besluiten krijgen, die aan Burgemeester- en Wethouders is opgedragen. Maar- dan zal de Raad ook voor die uitvoering verantwoordelijk moeten zijn. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou daarover nog deze op merking willen maken, om bij het stratenplan te blijven. Dit maal hebben wij over de verbinding gesproken en niet over de straat, maar wanneer u voorsteldet om in die straat mar mer te leggen, zou ik daartegen protesteeren en wanneer u gezegd hadt, wij zullen er geen lantaarns plaatsen, zou ik er ook tegen hebben geprotesteerd, maar daarover kunnen wij nu nog niet spreken, dat komt eerst aan de orde, wanneer wij aan de uitvoering toe zijn en wanneer Burgemeester en Wet houders daarbij iets doen, wat ik verkeerd acht, behoud ik mij het recht voor daartegen op te komen. De Voorzitter. Wanneer wij voorgesteld hadden, marmer in die straat te leggen, zoudt u terecht kunnen denken: Burgemeester en Wethouders zijn niet wijs. De heer Botermans. Ik vraag het woord, M. d. V. De Voorzitter. Vindt de Raad goed, dat de heer Botermans voor de derde maal het woord voert over dit ondewerp? Zoo ja, dan is het woord aan den heer Botermans. De heer Botermans. M. d. V. Ik zit hier als Raadslid, en ik moet een post helpen goedkeuren van ongeveer f 12000. en als nu naar mijn meening die f 12000.onpractisch besteed worden, dan zal ik, zoolang ik hier zit als Raadslid, mij door geen mensch het recht laten ontnemen om daarover te spre ken en dat maar voor zoetekoek aan te nemen. Ik ben ge kozen als bouwkundige in den Raad en ik heb mij lang ge noeg en dikwijls genoeg want ik ben geboren Leidenaar en heb zoo oud als ik ben altijd hier gewoond geërgerd over verschillende dingen en nu ik eenmaal hier in den Raad zit, zal ik openbaar maken en zeggen, wat goed is en wat niet goed is, en of de heer Reimeringer of een ander mij dat kwalijk neemt, ik dwaal niet af in mijn conclusies, ik spreek over practische zaken. De Voorzitter. Niemand zal u daarin belemmeren. Dat heeft de heer Reimeringer ook niet bedoeld. Iedereen geeft u het recht te spreken over elk voorstel, zooals u dat wilt. Maai de Wet wil nu eenmaal en dat is ook rationeel dat, als de Raad tot het maken van eeri of ander werk heeft be sloten, de uitvoering van dat besluit men denke bijv. aan het opmaken der bestekken wordt overgelaten aan Burge meester en Wethouders. U kunt er echter van verzekerd zijn, dat u niet verkort wordt in uw rechten als raadslid; want ik zou, als Voorzitter van den Raad, de eerste zijn, om uw recht als raadslid te handhaven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 8