44 DONDERDAG 10 APRIL 1913. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Bestuur van het Nationaal Verbond van Gemeente-Ambtenaren in Ne derland, domicilieerende Mariottestraat 58 te 's Gravenhage, vertegenwoordigende de Vereeniging van Ambtenaren te Lei den, afdeeling van genoemd Verbond, domicilieerende Rooden- burgerstraat 8 Leiden dat het, onder waardeering voor de stappen die door Uwen Raad bereids in deze werden gedaan, ter kennis brengt dat de totstandkoming van eene Verordening regelende den Rechts toestand der ambtenaren in Uwe Gemeente, door de betrok ken ambtenaren met verlangen wordt tegemoet gezien; dat het voor de betrokken ambtenaren van groot belang mag worden geacht, wanneer hun voldoenden tijd vóór de openbare behandeling van de ontwerpverordening voren bedoeld in Uwen Raad de gelegenheid worde gegeven hunne meening (eventueel gewenschte verbeteringen) daar omtrent kenbaar te maken; •dat het bescheidenlijk meent te mogen opmerken, vooraf gepleegd overleg met de Vereeniging van Gemeente-Ambte naren ter plaatse, evenzeer van groot belang voor de Gemeente is te achten Redenen waarom het UEdelachtbaren beleefd verzoekt: 1°. de totstandkoming van eene Verordening regelende den Rechtstoestand der Gemeente-ambtenaren te Leiden, te willen bevorderen; 2°. het daarheen te willen leiden, dat de Vereeniging van Gemeente-ambtenaren te Leiden, nadat deze materie, als ont werp de Commissie belast met de samenstelling heeft verlaten, in het bezit Worde gesteld van enkele exemplaren van dit ontwerp en haar de gelegenheid worde gegeven hare meening, c. q. de door haar gewenscht geachte verbeteringen, aan dit, College kenbaar te maken, opdat zoo mogelijk, bij de nadere samenstelling, daarmede rekening zal kunnen worden ge houden. 't Welk doende enz. Namens het Bestuur voornoemd, A. W. Meijer,' Voorzitter. de Jong, Secretaris. tOg-fep 19 Maart 4913. De heer Sijtsma. M. d. V. Over het adres zelf wensch ik eigenlijk niet te spreken, maar het komt mij voor, dat het nu wel een beetje gek lijkt, dat wij nooit meer iets hooren van die toegezegde regeling. Zij is nu al zoo lang in de maak geweest, zoodat in de laatste vergadering van ambtenaren die hier te Leiden gehouden werd, niet geheel ten onrechte met dat treuzelen de spot is gedreven. Het ontwerp dat eenmaal weg was, is weer teruggevonden en het wordt nu wezenlijk tijd, dat wij het eens in den Raad krijgen. De Voorzitter. Het is werkelijk niet zoo gemakkelijk, zulk een regeling van de rechtspositie der ambtenaren samen te stellen en in verscheidene gemeenten heeft het dan ook nog veel langer geduurd dan hier. Wij maken heusch wel werk van de zaak, maar wij worden hier, en dit geldt niet alleen Burgemeester en Wethouders overladen met stapels van requesten, die voortdurend inkomen, en waarop altijd maar weer praeadvies gegeven moet worden. Daar kan men niet tegenop werken. Wanneer werkelijk door de ambtenaren zoo veel belang wordt gesteld in de tot standkoming van deze verordening, dan zou ik die belangstellenden in overweging willen geven, hun aandacht voorloopig daarop te concen- treeren en niet het Raadhuis voortdurend te bombardeeren met telkens weer nieuwe requesten over allerlei andere zaken. Ieder heeft zijn werktijd, maar wanneer men wist hoeveel werk hier op het Raadhuis wordt gedaan, dan zou men zien, dat er hier werktijden zijn, waarmede, ik denk, dat verscheidene voorstanders van de rechtspositie geen genoegen zouden nemen. Wij kunnen er dus niets aan doen, dat deze veror dening zoo lang op zich laat wachten. De heer Sijtsma M. d. V. Ik maak er Burgemeester en Wethouders en hun ambtenaren geen grief van, dat zij niet genoeg werken, maar ik dacht dat de dingen meer naar tijdsorde werden afgewerkt. Er zijn sedert reeds beschikkingen gekomen op adressen van veel jongeren datum. Ik weet niet meer, mijn geheugen laat mij in den steek, wanneer het was dat de motie van den heer Aalberse is aangenomen, maar daar zijn jaren na verloopen en wanneer er nu en dan op aange drongen werd was de zaak weer in staat van wijzen. Een keer hebben wij van de heeren van der Eist en Pera gehoord wij weten niet waar het stuk zit, de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen had het in handen, en sedert is weer een tijd van twee jaren verloopen. Mij dunkt, wanneer men een beetje naar tijdsorde ging werken, dan zou deze kwestie reeds lang aan de orde zijn geweest. De Voorzitter. Naar tijdsorde kan het afwerken der ver schillende zaken door Burgemeester en Wethouders niet ge- gebeuren; men moet in de eerste plaats rekening houden met de belangrijkheid van de zaken. Nu kan er natuurlijk over de belangrijkheid van deze zaak verschil van meening bestaan. Ik heb réeds meermalen gezegd, dat mijne meening hierover deze is: dat wanneer er om ons nu tot. de ambte naren te bepalen een verzoek inkomt om saiarisverhooging of iets dergelijks, het behandelen van zulk een verzoek meer in het belang van de ambtenaren en dus urgenter moet geacht worden, dan de behandeling der verordening, regelende de rechtspositie, wier totstandkoming zelfs door een massa amb tenaren, die ik gesproken heb, maar zeer matig wordt toe gejuicht. Er zijn wel eenige menschen, die speciaal gesteld schijnen te zijn op deze regeling, die zij met het vage woord »rechtspositie" aanduiden, maar de ambtenaren die bet betreft, zijn er heusch niet zoo verlangend naar en willen liever de dingen hebben, waar wij wel voor zorgen. Er komen wel een massa menschen op zulke vergaderingen, als waarvan de heer Sijtsma sprak, maar de meesten daarvan zullen waarschijnlijk toch buiten de regeling der rechtspositie vallen en hunne opvatting daarover is dus inzooverre van weinig belang. Men moet ook bedenken, dat wij hier reeds enkele regelingen van de rechts positie hebbenik behoef slechts te noemen het Werklieden reglement, of slechts te verwijzen naar de Reglementen en Instructies voor de ambtenaren van Endegeest. Daarom geloof ik altijd nog, dat als men de zaak eens goed ging be schouwen en zich niet slechts hield aan dat vage woord, rechtspositie", waarvan de meeste menschen wellicht niet eens weten, wat men er eigenlijk wel mee bedoelt, dat dan zou blijken, dat er niet eens zoo heel veel ambtenaren zijn, die nog geen rechtspositie hebben. Nu willen Burgemeester en Wethouders wel a tête reposée een algemeene, voor alle ambtenaren geldende regeling uitwerken, maar, zooals ik zeg, onze werkzaamheden daaraan worden telkens geïnterrumpeerd door allerlei meer spoedeischende zaken, en daarin ligt dan ook de reden van het oponthoud. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb nu al twee maal iets gezegd, en over de zaak zelf wil ik niet meer spreken, anders zou ik zeggen: het is mogelijk dat Burgemeester en Wet houders zulk een regeling niet wenschelijk achten, maar er is eenmaal een motie dienaangaande aangenomen, dus de Raad heeft ze wel gewenscht. Nu kunt u zeggenzij is niet wensche lijk, maar die motie moet toch worden uitgevoerd, nu Burge meester en Wethouders ze hebben aanvaard. De Voorzitter. Wat u daar zegt is volkomen waar! Burgemeester en Wethouders voeren zooals u wel weet ook alles uit, waarop uit den Raad is aangedrongen, maar de tijdsorde van uitvoering der verschillende zaken, moet toch worden bepaald door zooals ik zeide de belangrijkheid en in de tweede plaats door de spoedeischenheid. Heusch, wij zullen deze zaak niet in den doofpot stoppen, maar Burge meester en Wethouders moeten dan ook niet telkens door andere zaken in beslag worden genomen, en daarom zeg ik nog eens, als een goede raad aan diegenen, die met deze zaak wel ingenomen zijnlaat men Burgemeester en Wethouders eens den tijd laten, des te eerder zal er dan een regeling komen. Verlangt nu nog iemand het woord hierover? Zoo niet, dan kan ik nog mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders, om aan het ver langen van adressanten tegemoet te komen, wanneer het ont werp er eenmaal is, dit tijdig zullen publiceeren. Dit lijkt ons voldoende en wij behoeven dus niet expres ons praeadvies aan belanghebbenden op te zenden, omdat de openbare stukken voor iedereen altijd te krijgen zijn bij den heer Groen. Er is dus nu besloten, dat dit stuk in handen wordt gesteld van Burgemeester en Wethouders om te voegen bij de stukken. 3°. Adres van den Ned. R. Kath. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden in zake de beperking van den Zondagsarbeid en regeling van de winkelsluiting op Zondag. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden geven met verschuldigden eerbied te kennen: Anthonie van Hamersveld, kantoorbediende te Amsterdam, Carolus Ahasuerus Paulus Dammers, winkelbediende te Haarlem en Gerardus Diercks, kantoorbediende te Amsterdam, resp. Voorzitter, Secretaris en Penningmeester van en te samen uitmakende het dagelijksch Bestuur van den Ned. R. K. Bo.nd van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden, gevestigd te Amsterdam, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 Maart 1911, No. 67 en als zoodanig dezen bond vertegenwoordigend, dat zij tot hun leedwezen hebben moeten constateeren dat ook in Uw Gemeente, des Zondags, veel meer zaken geopend zijn als strikt noodzakelijk is, dat volgens hun oordeel, hetwelk zij in bijgaande memorie nader toelichten, het werken op Zondag, niet alleen uit een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 2