51 Het gymnastieklokaal was onmiddellijk verbonden aan het hoofdgebouw; de teekenzalen waren daarboven. In verband met de beschikbare helling van het terrein lag de vloer van het gymnastieklokaal aanmerkelijk lager dan de vloer der gang, waardoor aan het lokaal een passende hoogte kon worden gegeven. Het ontwerp A1/A2 bevatte verder dezelfde leerlokalen, kabinetten, bergplaatsen enz. als ontwerp Aook de afmetingen der verschillende ruimten onderling kwamen nagenoeg overeen. Slechts de buitengewoon groote teekenzalen van ontwerp A, waarvoor de zolderverdieping van den geheelen middengevel beschikbaar was, waren thans belangrijk kleiner ontworpen. Noodig waren die groote zalen ook niet. Bovendien waren de teekenzalen bij plan A1/A2 nog grooter dan die van de tegen woordige H.B.S. voor Jongens, welke zalen nimmer te klein werden geacht. Verschillende voordeelen waren volgens den Directeur van Gemeentewerken aan het gewijzigd ontwerp verbonden. In de eerste plaats bevonden zich alle vertrekken op den beganen grond of op de eerste verdieping, waardoor het trappengeklim verminderde. Verder was ook het toezicht gemakkelijker uit te oefenen, zoowel door de aanwezigheid van slechts één hoofdtrap, in plaats van twee zijtrappen, als door den in plaats van den vorm van het gebouw, tengevolge waar van de beide gangen van uit één punt geheel waren te overzien. Een groot voordeel was ook, dat bij plan Ai/Aa een vrij belangrijk terrein overbleef voor toekomstige uitbreiding of aanvulling der school, terwijl bij ontwerp A een uitbreiding niet zoo gemakkelijk te maken was. Eindelijk waren ook de bouwkosten goedkooper. Van ontwerp A2 toch, hetwelk een minder fraaien gevel had, doch overigens geheel overeen kwam met ontwerp Aibedroeg de raming 205.000 of met inbegrip van de kosten van inrichting en meubi leering ƒ235.000, terwijl voor de uitvoering van ontwerp Ai, hetzelfde plan met een meer passenden gevel, resp. op ƒ215.000 en ƒ245.000 moest worden gerekend. Eene lagere raming achtte de Directeur niet raadzaam, aangezien, al mocht de aangenomen eenheidsprijs van ƒ9.50 per M3. hooger zijn dan bij sommige in de laatste jaren gebouwde scholen elders, daartegenover verscheidene andere scholen be langrijk meer vorderden en een voortdurende stijging van de prijzen der materialen en der arbeidsloonen kon worden waar genomen. Tegenover die mindere bouwkosten stond echter als nadeel, dat plan A1/A2 +1700 M2. meer van het Raamland in beslag nam, zulks voornamelijk met het oog op eventueele uitbreiding van het gebouw in de toekomst. Nadat wij omtrent ontwerp A1/A2 het advies hadden inge wonnen van de Commissie van Toezicht en den Inspecteur en beide ons hadden bericht, zich ook met dit ontwerp te kunnen vereenigen, zonden wij het plan vervolgens naar de Commissie van Fabricage, in wier bezit de overige stukken zich nog steeds bevonden, teneinde bij het uitbrengen van haar advies ook met het plan A1/A2 rekening te kunnen houden. In het begin van de maand Februari j.l. bereikte ons het rapport dier Commissie. Uit den inhoud bleek ons, dat in de Commissie geen eenstemmigheid heerschte. Terwijl toch de meerderheid met het oog op de groote kosten, aan de plannen A en A1/A2 verbonden, geen keuze daaruit meende te kunnen doen, alvorens haar het oordeel der onderwijsautoriteiten be kend was over het door den Directeur van Gemeentewerken ontworpen plan BI aan een meer achterwaarts op het Raamland geprojecteerde straat, gaf de minderheid ons in overweging gelden aan te vragen voor de uitvoering vati het misschien nog in kleine onderdeelen te wijzigen ontwerp Ai. Uit een technisch oogpunt bestond noch bij de meerder heid, noch bij de minderheid tegen de plannen A en A1/A2 bezwaar, doch om redenen van financiëelen aard kon de meer derheid de uitvoering van een dier plannen vooralsnog niet aanbevelen. Uit eene nadere vergelijking van de kosten, aan die plannen verbonden, toch bleek, dat de ontwerpen elkaar uit financieel oogpunt beschouwd niet veel ontliepen. Het oorspronkelijk plan A het gebouw in vorm vorderde aan bouwkosten ƒ230.000 en aan kosten van in richting, meubilair etc. 30.000; in totaal derhalve ƒ260.000. Het plan Ai gebouw in vorm kostte totaal 245.000, het plan A2 gebouw in vorm met minder fraaien gevel totaal ƒ235.000. De plannen Ai en A2 waren dus wat den bouw betrof, resp. 15.000 en ƒ25.000 goedkooper. Doch daartegenover stond, dat deze gebouwen in vorm meer grond besloegen waarvan de prijs niet in de bouw sommen was begrepen zoodat, wanneer het plan Ai of Ag werd gevolgd, volgens opgave en schatting van den Directeur van Gemeentewerken voor eventueelen verkoop aan particulieren 1700 M2 grond ter waarde van 17.000 minder beschikbaar was. Hield men hiermede rekening, dan verviel het genoemde verschil ten gunste van plan Ai feitelijk geheel, terwijl dat ten gunste van plan A2 tot 8000 werd gereduceerd, hetgeen op een totaal bedrag van 2i ton een niet noemenswaard verschil van 3^ beteekende. Onder deze omstandigheden meende de meerderheid der Commissie, dat plan B I niet buiten beschouwing moest blijven. De kostenraming voor dit plan ad 240.000 toch bedroeg niet alleen 20.000 minder dan de plannen A en Ai, doch bovendien volgde uit de toelichting, door den Directeur van Gemeentewerken over dit plan gegeven, dat ook nog op eene besparing van 15.000 mocht worden gerekend, omdat bij het volgen van ontwerp B I, er meer en waarde voller terrein ten verkoop aan particulieren overbleef. En eene besparing van 20.000 a 35.000 achtte de meerder heid van genoegzaam belang, om daarvoor de formeele bezwaren tegen het plan te laten varen en in de geringe afwijking van het raadsbesluit te berusten. De minderheid in de Commissie kon zich met dit gevoelen geenszins vereenigen. Van het inslaan van den weg, door de meerderheid aangegeven, om n.l. alsnog de meening van de Commissie van Toezicht en denInspecteur over plan B 1 te vragen, verwachtte zij weinig heil. Aan dat plan toch waren volgens haar bepaalde bezwaren van technischen aard verbonden, voornamelijk gelegen in het feit, dat plan B 1 bezwaarlijk voor eventueele uitbreiding in de toekomst vat baar was, en in ieder geval een strook gronds voor die uit breiding zou moeten worden gereserveerd, hetgeen er toe zou bijdragen het financiëele voordeel, dat de gemeente volgens de meerderheid bij de uitvoering van het plan zou deelachtig worden, te verminderen. Verder kleefden aan het plan ook eenige nadeelen met het oog op den goeden gang van het onderwijs, aangezien niet alleen eenige leerlokalen op de 2e verdieping gelegen waren, doch ook enkele leerlokalen zich aan de straatzijde bevonden. Bovendien was de minderheid van oordeel, dat het gebouw der nieuwe Hoogere Burgerschool op den hoek van den Hoogen Rijndijk en den nieuwen boulevard, tegenover het Invalidenhuis, een waardiger entrée van den nieuwen verkeersweg zou vormen, waardoor ook de verdere exploitatie van de achter gelegen bouwterreinen beter tot haar recht zou komen, dan wanneer de Hoogere Burgerschool eerst verderop, aan de eerste zijstraat van den boulevard, zou verrijzen. Waar der minderheid' derhalve de uitvoering van plan B 1 niet verkieselijk voorkwam, meende zij het plan Ai, in |_-vorm, te moeten aanbevelen, aangezien dit geheel aan de wenschen der onderwijsautoriteiten voldeed en het, wat de bouwkosten betrof, toch in ieder geval een direct voordeel opleverde boven het eerstingediende plan A in |-vorm. Alleen zouden bij de uitvoering misschien nog enkele tot vermindering der kosten aanleiding gevende veranderingen kunnen worden aangebracht. Ofschoon ons College van oordeel was, dat plan B I, afgezien van de bezwaren, die daartegen ook 0. i. zoowel uit technisch oogpunt als met het oog op de belangen van het onderwijs moesten worden aangevoerd, geheel buiten beschouwing moest blijven, omdat het niet alleen met de letter, maar ook met den geest van Uw besluit van 14 December 1911 in flagranten strijd was, besloten wij toch ook over dit plan alsnog het gevoelen te vragen van de Commissie van Toezicht en den Inspecteur. De mogelijkheid was toch niet uitgesloten, dat Uwe Vergadering, evenals de meerderheid der Commissie van Fabricage, dat gevoelen wenschte te kennen, alvorens de vereischte gelden voor een der andere plannen toe te staan en daartoe het verlangen te kennen gaf bij de behandeling van ons praeadvies. Vertraging zou dan van een en ander- slechts het gevolg zijn. In den loop der vorige maand ontvingen wij de antwoorden van Commissie en Inspecteur. Beiden waren voor plan Bi ongunstig. Terwijl zij zich, zoo schreef de Commissie van Toezicht, met de vorige ontwerpen A, Ai en A2 kon vereenigen, omdat bij het opmaken daarvan rekening was gehouden met de eischen, aan welke de nieuw te bouwen school, naar hare meening, moest voldoen, kon dit niet het geval zijn met het ingediende ontwerp Bi. De Commissie meende er onze aandacht op te moeten vestigen, dat de verdeeling der leerlokalen bij dit ontwerp eenigszins eigenaardig was. Terwijl zeven dier lokalen op den beganen grond gelegen waren, trof men op de eerste verdieping slechts twee en op de bovenverdieping daarentegen weer vijf van die lokalen aan. Het kon h. i. niet anders, of het toezicht op hetgeen in en buiten die lokalen voorviel, zou door die verspreide ligging ten zeerste bemoeilijkt worden, terwijl ook het zich van de eene verdieping naar de andere begeven der leerlingen voor het volgen der lessen in Natuurkunde, Schei kunde en Natuurlijke Historie, zeer hinderlijk zou zijn voor de algemeene orde in de school en den rustigen gang van het onderwijs. Bovendien achtte de Commissie het een bezwaar, dat twee der leerlokalen op den beganen grond en drie op de tweede

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 7