50 Art. 6. De kosten, voortvloeiende uit den aankoop en de verzending van monsters, eventueel te Noordwijk genomen door de amb tenaren van Rijks- ot Gemeentepolitie, zullen niet door den Keuringsdienst worden vergoed, tenzij deze monsters zijn genomen op verzoek of op aanwijzing van den Directeur- scheikundige van den Keuringsdienst. Ook zal de Keurings dienst niet verplicht zijn deze monsters te onderzoeken. Art. 7. Omstreeks de maand December 1913 wordt door den Direc teur-scheikundige van den Keuringsdienst aan Burgemeester en Wethouders van Noordwijk schriftelijk rapport uitgebracht over de werkzaamheden door den Keuringsdienst verrichj, in verband met de handhaving der in art. 1 bedoelde verorde ning en over de bevindingen daarbij opgedaan. Art. 8, Alle geschillen, tusschen beide contractanten uit of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen in gemeen overleg te benoemen of, indien bedoeld overleg tot geene overeenstemming heeft geleid, binnen vier weken nadat de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd tot benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter. De arbiters spreken recht als goede mannen naar billijkheid. Art. 9. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd van zes maanden, aanvangende 1 Juli 1913 en eindigende 31 December 1913. De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van beide partijen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 113. Leiden, 15 April 1913. Nadat in Uwe Vergadering van 14 December 1911 overeen komstig ons voorstel, opgenomen onder No. 282 der Ingekomen Stukken van dat jaar, met 25 tegen 2 stemmen besloten was, om als plaats voor de nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens te bestemmen het terrein, gelegen aan den Hoogen Rijndijk op den hoek van dezen straatweg en van den nieuw aan te leggen boulevard, deel uitmakende van het aan de gemeente toebehoorende zoogenaamde Raamland, droegen wij derr Directeur van Gemeentewerken op een plan voor het nieuwe gebouw te ontwerpen en daarbij tevens in verband met het nog overgebleven deel der motie van den heer Sijtsma na te gaan, of de bouwkosten niet zouden kunnen worden gereduceerd tot f 150.000. Ingevolge die opdracht diende de Directeur van Gemeente werken bij zijn rapport van 9 October 1912 een schetsontwerp voor eene nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens, waar van de hoofdingang gelegen was aan den boulevard, tegenover het Invalidenhuis, de zijingang (voor wielrijders) aan den Hoogen Rijndijk, bij ons College in (plan A.). Omtrent de inrichting van het gebouw, het aantal en de afmetingen der leerlokalen, de bijzondere eischen, waaraan de lokalen voor natuur- en scheikunde, natuurlijke historie en andere bijzondere leervakken moesten voldoen, was de Directeur in overleg getreden met de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en den Directeur der Hoogere Burger school voor Jongens. Eenerzijds was getracht op behoorlijke wijze tegemoet te komen aan de eischen van het onderwijs, terwijl anderzijds er naar gestreefd was het overtollige te ver mijden en zich tot het strikt noodige te beperken. Het ontwerp bevatte al die lokalen, welke door de Commissie van Toezicht, blijkens haar schrijven van 31 Mei 1911, voor de nieuwe school werden noodig geacht en week slechts op enkele punten van de opgave der Commissie af. Zoo werd b.v. geen afzonderlijke kamer voor vergaderingen ontworpen, aan gezien daarvoor zoowel de kamer voor de leeraren als bij buitengewone gelegenheden het gymnastieklokaal dienst kon doen. De school was verder, overeenkomstig den wensch van de Commissie van Toezicht, ingericht voor 3 parallelafdeelingen per klasse en bevatte dus 15 gewone leerlokalen. Voorloopig wouden misschien 13 gewone leerlokalen voldoende zijn ge weest en zouden dus de lokalen IX en XV achterwege hebben kunnen blijven, doch waar de Commissie er uitdrukkelijk de aandacht op vestigde, dat öp toeneming van het aantal leer lingen moest worden gerekend, aangezien reeds nu de behoefte aan eene verdere splitsing dan in 2 afdeelingen voor de lagere klassen zich had doen gevoelen, daar was het niet geraden zich aanvankelijk tot een kleiner aantal gewone lokalen te bepalen en dit te meer, nu tengevolge daarvan slechts een bedrag van ƒ3000 volgens raming zou worden uitgespaard, terwijl met een lateren aanbouw van deze lokalen eene aan zienlijk hoogere uitgave gemoeid zou zijn. De bouwkosten van het ontwerp werden door den Directeur globaal geraamd op f 220.000 a f 230.000, de kosten van inrichting en meubilair op 30.000, in totaal derhalve op ƒ250.000 a 260.000. De belangrijke kosten van het ontwerp waren o. a. een gevolg van den, overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Toezicht, gestelden eisch, dat geen der leerlokalen aan de straat uitkwam, doch dat alle leerlokalen zich aan de achter- resp. binnenzijde van het gebouw moesten bevinden, zooals o. a. het geval was in het gebouw der H.B.S. aan het Blijenburg te 's Graverihage en in de nieuw gebouwde H.B.S. te Haarlem. Aan de voorzijde, die onmiddellijk aan den Hoogen Rijndijk grenst, zou toch het onderwijs niet rustig gegeven kunnen worden. Deze eisch leidde tot het ontwerpen van een gebouw, bestaande uit een middengebouw en 2 zijvleugels. In den middenbouw scheidde de middengang de achtergelegen leer lokalen van de laboratoria, kabinetten, directeurs- en leeraren- kamer en andere vertrekken, tegen welker ligging aan de straatzijde geen overwegend bezwaar bestond, terwijl daaren tegen de zijvleugels alleen een gang aan de straatzijde hadden met één rij leerlokalen daarachter, zooals op het ter visie liggende plan A nader is te zien. Deze bouworde gaf aan leiding tot een grooten kubieken inhoud van het gebouw en derhalve tot een hoog kostencijfer. Tot dit laatste werkte ook mede men leze hierover hetgeen de Directeur in zijn rapport zegt de uit een onderzoek der grondlagen en uit genomen belastingproeven noodzakelijk gebleken paalfundeering. Tenslotte merkte de Directeur omtrent het geraamde globale kostencijfer nog op, dat dit natuurlijk niet was afgeleid uit nauwkeurige besteks- en détailteekerringen, doch, zooals gebruikelijk is, alleen berustte op een nauwkeurige irthouds- berekening van het gebouw en een niet nauwkeurig te schatten eenheidsprijs per M3, afgeleid uit eenheidsprijzen van gelijk soortige bouwwerken in andere gemeenten, gewijzigd naar plaatselijke toestanden en omstandigheden, aangezien de wer kelijke eenheidsprijs eerst na de voltooiing van het gebouw kon worden opgegeven en tal van vooraf onbekende factoren, in de eerste plaats de grootte van de inschrijvingssommen der verschillende aannemers, daarop invloed uitoefenden. Over schrijding der geraamde bouwsom achtte de Directeur echter niet waarschijnlijk. Ingevolge den wensch van de Commissie van Fabricage werd over het bovenomschreven plan A allereerst het ge voelen ingewonnen van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en den Inspecteur van dat Onderwijs. De Commissie van Toezicht berichtte ons bij schrijven van 26 November 1912, dat zij zich geheel met het ontwerp kon vereenigen, terwijl ook bij den Inspecteur blijkens zijne missive van 5 December d. a. v. tegen het plan geen bezwaar bestond. De stukken werden daarop door ons College in handen gesteld der Commissie van Fabricage, teneinde ons alsnu ook haar advies te willen doen kennen. Tevens deden wij der Commissie daarbij toekomen een door den Directeur van Ge meentewerken ontworpen goedkooper plan (B I), hetwelk echter niet was ontworpen op de bij raadsbesluit van 14 December 1911 aangegeven plaats, doch aan een achter den Hoogen Rijndijk en daarmede evenwijdig geprojecteerde 15 M. breede straat op het Raamland, 78 M. van den Hoogen Rijndijk verwijderd. Intusschen bereikte ons den 14en Januari 1913 nog een rapport van den Directeur d.d. 11 Januari t. v., waarin hij ons mededeelde, dat hij, met het oog op onzerzijds gemaakte opmerkingen over de hooge bouwkosten van plan A, nogmaals de mogelijkheid had overwogen, om, met in achtneming van de door Uwe Vergadering voor den bouw aangewezen plaats, een minder kostbaar ontwerp samen te stellen, dat evenals plan A aan alle door de Commissie van Toezicht op- en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs gestelde eischen voldeed. Als resultaat van dit nader onderzoek bood hij ons het mede ter visie liggend ontwerp A1/A2 aan, hetwelk met de eischen van behoorlijk onderwijs alleszins rekening hield en waarmede de Directeur der H. B. S. voor Jongens verklaard had zich in beginsel te kunnen vereenigen. Volgens de beschrijving kwam dit ontwerp op het vol gende neer. Het gebouw had niet den vorm van het oorspronkelijk ontwerp A, doch een vorm. De beide gevelfronten, lang resp. 67 en 64 Mstrekten zich uit langs den boule vard en den Hoogen Rijndijkde hoofdingang bevond zich in den boulevardgevel dicht bij den hoek Hoogen Rijndijk. Alle gewone leerlokalen kwamen uit op een binnenplein; slechts de laborator ia, de kabinetten, de kamers voor Directeur en leeraren en soortgelijke vertrekken bevonden zich aan de buitenzijde. Een rustig onderwijs was dus gewaarborgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 6