39 noodig was, zijn opgenomen. De beide fabrieken hebben elkander ook steeds geholpen. Deze toestand kan echter niet voortduren. Aankoop van meters en muntgasmeters en aanleg van muntgasleidingen is een onafwijsbare eisch. Verder zijn de gaskolen belangrijk duurder dan een paar jaar geleden, dit verschil bedraagt tot 20%. Ook is het in verband met de mijnwerkersstakingen, die in 1912 hebben plaats gehad, noodig de kolen voorraden grooter te nemen dan tot dusver het geval is geweest. Wij hebbeii daarom de eer U in overweging te geven bij den Raad het voorstel te doen om het bedrijfskapitaal der Stedelijke Gasfabriek uit te breiden met f 76.290,62 en dus te brengen op de ronde som van f 310.000,en voor de Stedelijke Electriciteitsfabriek een bedrijfskapitaal op te nemen van f 50.000, Tegenover deze bedrijfskapitalen zullen altijd inventaris- posten of kasgeld aanwezig zijn, waardoor deze kapitalen steeds gedekt zijn. Het is dus niet noodig voor deze sommen af te lossen. De rente, die voor deze kapitalen aan de gemeente zal worden betaald, zal op worden gesteld. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, N. C. de Gijselaar, Voorzitter. P. J. M. Aalberse. J. Korevaar. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. No. 95. Leiden, 2 April 1913. Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de Com missie van Beheer over de gestichten «Endegeest», «Voor geest» en «Rhijngeest» geven wij U in overweging het minimum-loon voor den waschknecht dienovereenkomstig vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 18en Maart 1913. Tengevolge van de aanstelling van den waschknecht van Endegeest, waarover in ons vorig schrijven No. 10 wordt gesproken, zal het noodig zijn, dat ook ten zijnen opzichte aan het voorschrift van artikel 9 van het Reglement voor de Werklieden in dienst van de gemeente Leiden wordt voldaan en dat dus door den Gemeenteraad een minimum bedrag van de week- (i.e. jaar-), dag- en uurloonen van dezen beambte wordt vastgesteld. In aansluiting dus bij het staatje, opgenomen in de lng. St. v. 1911, No. 109, overeenkomstig hetwelk de rninimum- loonen der andere aan onze inrichtingen verbonden werklieden in de Raadszitting van 11 Mei 1911 werden vastgesteld, hebben wij de eer hierbij aan te bieden eene opgave van het minimum jaarloon voor den inwonenden waschknecht, te plaatsen op bedoeld staatje onder afdeeling C, benevens eene opgave, in de kolom daarvóór, van het aantal arbeidsuren per week, (Zondagsarbeid wordt door dezen waschknecht niet verricht), alsmede vermelding in de laatste kolom van het minimum uurloon, om daarmede een berekening van loon voor eventueele overuren en nachtwerk te kunnen maken in verband met artikel 10 van het Werklieden-Reglement. Eene opgave van het tegenwoordig loon, is waar het hier een nieuw ingestelde betrekking geldt uit den aard der zaak onnoodig. Zooals U bekend zal zijn genieten de inwonende beambten vrije geneeskundige behandeling, voeding, bewassching enz. De aanvulling van het staatje luide aldus: Ambacht. Arbeidsuren. Minimum jaarloon. Minimum uurloon. Waschknecht 57 ƒ175 17 cent. Wij hebben de eer U te verzoeken deze aanvulling, voor zoover betreft het minimum loon, ter vaststelling aan den Gemeenteraad te willen voorleggen. De Commissie van Beheer, N. C. DE GIJSELAAR, Voorzitter. Q. J. TERPSTRA, Secretaris. Aan lieeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 96. Leiden, 2 April 1913. Met het hierachter afgedrukt voorstel van de Commissie van Beheer over de gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en »Rhijngeest", om een bedrag van 11875.te harer beschik king te stellen voor den bouw van een 4 tal woningen ten dienste van gehuwde uitwonende verplegers van »Endegeest" en haar voor hetzelfde doel af te staan eenige aan de gemeente toebehoorende perceelen weiland tegenover «Ende- geest" en aan de Groenesteeg te Oegstgeest gelegen, tegen een waarde van 8125.kunnen wij ons volkomen ver eenigen. Aan de argumenten, die voor het voorstel tot den bouw door de Commissie worden aangevoerd, behoeven wij niets toe te voegen, terwijl het ons College ook zeer ratio neel voorkomt, dat het geheele complex land, dat thans aan zekeren J. de Groot verhuurd is, aan de gestichten wordt afgestaan tegen een dusdanige waarde, dat de gemeente geen nadeel lijdt wegens huurderving van de afgestane perceelen. De perceelen komen dan in administratie bij de gestichten, die den grond voorzooveel noodig voor het beoogde doel kunnen aanwenden en het overblijvende terrein kunnen blijven verhuren. Op grond van een en ander geven wij U derhalve in overweging: a. door vaststelling van bijgaanden suppletoiren begroo- tingsstaat ten behoeve van den bouw van een viertal verple gerswoningen nabij «Endegeest" een bedrag van 11875. ter beschikking der Commissie van Beheer over de gestichten »Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest" te stellen ter stor ting in het Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds; b. voor het sub a genoemde doeleinde aan de gestichten af te staan de perceelen weiland en boschkadi bekend gemeente Oegstgeest, Sectie B nis 590, 591, 592, 1027, 411 en 412, te zamen groot 4 H.A. 16 A. 23 cA., tegen een waarde van 8125. c. te bepalen, dat de sub a en b genoemde bedragen, tezamen 20.000.uit de exploitatie der gestichten in 40 jaren zullen worden afgelost, terwijl daarvan een rente zal worden betaald van 4 in het jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 20/31en Maart 1913. Wij hebben de eer het volgende in Uwe aandacht aan te bevelen. Op de begrooting voor het loopend dienstjaar van da onder ons beheer staande inrichtingen werd op voorstel van den Geneesheer-Directeur een bedrag uitgetrokken ter aanstelling van een tweeden uitwonenden verpleger. Hiermede werd reeds een bescheiden stap gedaan in eene richting, die ook in andere gestichten in ons land werd inge slagen en die, volgens de eenparige meening der Gestichts directeuren, als de aangewezen richting moet worden beschouwd om tot een verminderde mutatie, speciaal van het mannelijk verplegend personeel te geraken. Men wil n.l. een gedeelte der verplegers successievelijk in de gelegenheid stellen buiten de gestichten te wonen, waar mede voor hen tevens de mogelijkheid wordt geschapen om in het huwelijk te treden en toch aan de inrichtingen verbonden te blijven. Van dezen maatregel verwacht men algemeen eene goede werking; niet alleen voor de verplegenden zelf, die daardoor tot een meer geregeld leven met alle daarvan uitgaande gun stige invloeden worden in staat gesteld, maar ook de inrichtingen zullen daardoor op den duur worden gebaat. Immers het ge dwongen internaat wordt, zoowel van «le zijde der Directeuren als dooi' de verplegenden en hunne organisaties zeiven be schouwd als een der voornaamste oorzaken van de vaak minder gunstige ondervindingen, die met een deel van het mannelijk personeel zoowel hier als elders worden opgedaan. En waar nu iedere oorzaak van dien minder gunstigen toe stand ook naar de meening van onze Commissie, noodzakelijk moet worden bestreden wegens den nadeeligen invloed, die daarvan op de verpleging zelve uitgaat, daar zouden ook wij tot geleidelijke uitbreiding van het. aantal uitwonende ver plegers in de eerstvolgende jaren willen overgaan. Nu leert echter de ervaring, dat men met de gedeeltelijke opheffing van het internaat alleen het gewenschte resultaat nog niet volledig kan bereiken. Voor eene doelmatige inrichting toch van den verplegingsdienst, om bijv. op een gegeven oogen- blik een zoo groot mogelijk deel van het verplegend personeel ter beschikking te hebben, is het noodig, vooral wanneer op den duur het aantal uitwonenden toeneemt dat deze wonen in de onmiddellijke nabijheid van het gesticht. En waar nu veelal gelijk ook bij Endegeest in de directe omgeving een voor den stand van het personeel in aanmerking komende huisvesting niet is te vinden, daar heeft men bijna overal, waar tot geleidelijke opheffing van het internaat voor een deel der verplegers werd besloten,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 5