19
Art. 9.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd van
10| maand, aanvangende 15 Februari 1913 en eindigende
31 December 1913.
De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van
beide partijen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 36. Leiden, 31 Januari 1913.
Tijdens de ongesteldheid van Mej. G. C. S. Dikshoorn, le
onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de openbare
lagere school der 3e klasse No. 3, is de onderwijzeres in de
handwerken aan die school, Mej. J. G. D. van Gulick van 4
Maart 1912 tot ultimo December d.a. v., behalve met de zorg
voor haar eigen klasse, ook belast geweest met de leiding van
het handwerkonderwijs in de geheele school, terwijl zij boven
dien nog ongeveer 4 maanden naast die leiding ook het on
derwijs in de klasse van Mej. Dikshoorn heeft waargenomen.
Gedurende die 4 maanden moest zij dus aan 2 klassen les
geven en daarenboven het geheele handwerkonderwijs leiden.
Een en ander is uitvoerig vermeld in een ter visie liggend
schrijven van het hoofd der school.
Het komt ons voor, dat hier wel termen aanwezig zijn,
om voor deze buitengewone diensten, gedurende een tiental
maanden minus de vacanties bewezen, eene gratificatie toe te
kennen, zooals ook bij vorige dergelijke gelegenheden wel
geschiedde. Die gratificatie zou dan o. i. op een bedrag van
50 kunnen worden bepaald.
Wij geven U derhalve in overweging aan Mej. J. G. D.
van Gulick voornoemd ter belooning van de bovengenoemde
buitengewone diensten eene gratificatie voor eens toe te
kennen ten bedrage van 50.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 37. Leiden, 31 januari 1913.
Eenigen tijd geleden vestigde de Gezondheidscommissie onze
aandacht op den toestand, waarin de sloot langs de voormalige
Witte Rozenlaan verkeert. Uitdiepen en schoonmaken achtte
de Commissie niet het middel, om in den toestand, die h. i.
dringend voorziening eischte, duurzaam verbetering te brengen.
In het water toch is, zoo schreef zij, niet de minste door
spoeling. verschillende riolen of beerputoverloopen schijnen
daarin uit te monden en bij uitbreiding der bevolking in die
buurt dreigt de sloot een poel te worden, die groot gevaar
voor den gezondheidstoestand teweegbrengt.
Met het oog op dit dreigend gevaar drong de commissie
er daarom op aan, dat van onzentwege de eigenaren der
sloot er toe werden gebracht de sloot te dempen, waarna de
aanwezige loozingen op het reeds gelegde straatriool konden
worden aangesloten.
Naar aanleiding van dit schrijven der Gezondheidscommissie
besloten wij in deze het gevoelen in te winnen van eene
commissie, als bedoeld in artikel 12 der verordening op wegen,
lanen, straten enz. en wateringen en slooten.
Met de Commissie van Fabricage achtten wij het na de
reeds vroeger aangewende pogingen nutteloos met de ver
schillende eigenaren der sloot over de demping andermaal in
overleg te treden.
Reeds in het begin van het vorige jaar werd door ver
schillende eigenaren getracht om tot demping der sloot te
geraken, doch die plannen stuitten af op den onwil van
enkele andere eigenaren, terwijl het Hoogheemraadschap Rijn
land bezwaar maakte tegen demping van een deel der sloot
ter lengte van 122 M. (op de situatie in bruine kleur
aangegeven), aangezien bij die gedeeltelijke demping een aan
beide kanten afgesloten slootgedeelte zou ontstaan. Zoodoende
had alleen de demping van het noordelijk deel der sloot bij
den Witten Singel (op de situatie groen getint) plaats, waarbij
zich hetzelfde bezwaar niet voordeed, terwijl het overige stuk
ongedempt bleef.
Dit slootgedeelte is, volgens de commissie, bedoeld bij art.
12 der Lanen- en Slootenverordening, een naar het Noorden
toe doodloopend water. Het Zuidelijk uiteinde staat in vrije
gemeenschap met het buitenwater, doch op een afstand van
niet minder dan 300 M. van het Noordelijk einde, zoodat er
van eenige afdoende waterverversching oi doorspoeling geen
sprake kan zijn. Vroeger loosde het singelriool in het Noorde
lijk einde, doch dit riool heeft thans een afzonderlijke loozing
naar het buitenwater verkregen. De vuile stoffen echter, die
door de huis- en faecaliënloozingen van de langs de voor
malige Witte Rozenlaan gebouwde perceelen in de sloot
worden aangevoerd, bezinken daarin en vervuilen de sloot in
hooge mate. Vooral is dit het geval over het Noordelijk ge
deelte der sloot ter lengte van ongeveer 250 M., aangezien zich
daarin de meeste loozingen bevinden.
De commissie is daarom van oordeel, dat het bewuste sloot
gedeelte tengevolge van de daarin aangevoerd wordende
stoffen schadelijk voor de openbare gezondheid moet worden
geacht.
De kennisneming van dit rapport, dat zich zoo volkomen
aansloot bij de meening, neergelegd in het schrijven der
Gezondheidscommissie, versterkte ons in de overtuiging, dat
demping der sloot, waarop trouwens door verreweg de meeste
eigènaren wordt aangedrongen, in het belang van den gezond
heidstoestand noodzakelijk is en wij wendden ons derhalve tot
het hoogheemraadschap Rijnland met de vraag, of zijnerzijds
tegen die demping bezwaar bestond.
Bij missive van 4 December j.l. deelden Dijkgraaf en Hoog
heemraden ons mede, dat met het oog op de belangen van Rijn-
land's waterstaat bij hen tegen de algeheele demping der
sloot geen bezwaar bestond. Slechts wezen zij ons op de moge
lijkheid van het bestaan van vaarrechten, in verband met het
vroeger veelvuldig gebruik der sloot als vaarsloot. Bij een dooi
den Archivaris ingesteld onderzoek is van een dergelijk be
staan van vaarrechten echter niets gebleken.
Wij geven U mitsdien alsnu in overweging den eigenaren
van het nog niet gedempte slootgedeelte langs de voormalige
Witte Rozenlaan te gelasten dit gedeelte te dempen tot aan
het op de situatieteekening met A aangeduide punt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 38. Leiden, 31 Januari 1913.
Nevensgaand verzoek van het bestuur der L. G. en S. V.
„Hercules" kan niet worden ingewilligd. Verhuring van het
gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht des Maandags
avonds is nl. niet mogelijk in verband met de schoonmaak,
die op dien avond plaats heeft. Deze schoonmaak kan ook
niet op een anderen tijd geschieden, aangezien de zaal op alle
avondeh in de week verhuurd is en de vloer na de schoon
maak gedurende ten minste eenige uren moet drogen, alvorens
weder voor het gebruik geschikt te zijn. Vroeger had de
Schoonmaak op Vrijdagavond plaats, doch juist in overleg met
„Hercules" is dit omgezet op Maandagavond, teneinde die
vereeniging in de gelegenheid te stellen op Vrijdagavond te
oefenen, waaraan zij toen de voorkeur gaf. Op het oogenblik
is dus geen tweede avond („Hercules" heeft de zaal nog steeds
op Vrijdagavond in gebruik) voor adressant beschikbaar.
Wat betreft het verzoek, om de zaal zonder betaling van huur
te gebruiken, meenen wij in hoofdzaak te mogen volstaan met
verwijzing naar ons praeadvies, opgenomen onder No. 140 der
Ingekomen Stukken van het jaar 1912 en Uw overeenkomstig
dat advies genomen besluit van 27 Juni 1912, waarbij op een
dergelijk verzoek van „Hercules" afwijzend werd beschikt.
De bewering van adressant, dat aan de vereeniging ook een
cursus tot opleiding voor het diploma, bedoeld bij artikel 70
der Militiewet, verbonden is, is o. i. geen voldoende aanleiding,
om thans tegenover »Hercules" een andere gedragslijn te vol
gen. Indien toch besloten mocht worden de zaal voor den
cursus van »Hercules" zonder betaling van huur af te staan,
dan zullen ongetwijfeld ook de overige gymnastiekverenigin
gen, die beweren voor het genoemde diploma op te leiden,
een zelfde verzoek indienen -en zal de gemeente voor het ge
bruik der zaal, die haar toch al veel geld aan aankoop en
inrichting heeft gekost en die ook veel onderhoud vereischt,
zelfs de wéinige huur, welke zij thans nog trekt, moeten
derven.
Aan den Leidschen Turnbond is indertijd niet alleen, omdat
zij voor het militiediploma opleidt, de zaal zonder huurbetaling
afgestaan, doch in hoofdzaak, omdat bij dien bond, zooals ook
in het bovenaangehaald praeadvies is gememoreerd, bijna alle
in deze gemeente gevestigde gymnastiekverenigingen zijn
aangesloten en aansluiting voor alle openstaat. De kostelooze
ingebruikgeving aan den Turnbond is dus geen reden om ook
„Hercules" de zaal kosteloos af te staan, evenmin als het feit,
dat een enkele werkliedenvereniging geen huur behoeft te
betalen. Ook daarvoor hebben andere overwegingen gegolden.
Al ware dus de zaal op den gevraagden avond beschikbaar,
ook dan nog zou o. i. van kosteloozen afstand geen sprake
moeten zijn.
Op grond van een en ander geven wij u derhalve in over
weging ons te machtigen aan adressant te berichten, dat de
zaal des Maandagsavonds niet kan worden afgestaan, doch dat,
ook al ware dit wel 't geval, toch voor ingebruikgeving zonder
betaling van huur door u geen termen aanwezig worden
geacht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.