45 No. 25. Leiden, 18 Januari 1913. Een onder zoek, ingesteld naar den toestand van het tweetal hoornen op den Zijlsingel, waarvan de rooiing in nevensgaand adres wordt verzocht met het oog op het gevaar, dat zij bij omvallen voor het perceel Zijlsingel No. 6 zouden kunnen opleveren, heeft aangetoond, dat direct gevaar voor neder- storten vrijwel is uitgesloten. Niet alleen toch hebben die boomen aan de stormen van September 1911 en Augustus 1912 weerstand kunnen bieden, zoodat zij geacht moeten worden vrij vast in den bodem te staan, doch bovendien zijn zij na die stormen nog tlink ge snoeid en vangen zij zoodoende minder wind, dan vroeger. Natuurlijk kan niet de verzekering gegeven worden, dat zij in de toekomst nimmer gevaar voor de omgeving zullen opleveren. Bij den storm in Augustus j.l. zijn eenige boomen op den Zijlsingel omgevallen, terwijl alle andere min of meer ontzet zijn. Wanneer dus uit overmaat van voorzichtigheid de twee boomen vóór het perceel No. 6 mochten worden gerooid, zou evenzeer tot het kappen van alle overige zware boomen op den singel, in het geheel een twaalftal, moeten worden overgegaan. Binnen eenige jaren zal hiertoe echter vermoedelijk wel moeten worden besloten, aangezien de boomen, hoewel oogen- schijnlijk gezond, reeds teekenen van verval beginnen te geven. Op grond van een en ander komt het ons het meest ge- wenscht voor, dat in het najaar bij de eerstvolgende samen stelling der lijst van boomen, welke ter rooiing worden voorgedragen, nauwgezet wordt overwogen, of de zware boomen aan den Zijlsingel nog kunnen worden behouden, dan wel of het noodzakelijk is ze door jonge boomen te doen vervangen. Wij geven U mitsdien in overweging ons te machtigen aan adressant te antwoorden, dat bij de eerstvolgende samen stelling in dit jaar van de lijst der boomen, welke zullen worden gerooid, zal worden overwogen, of de door hem be doelde boomen al dan niet moeten worden omgehakt, lntusschen zal aan den plantsoenopzichter een verscherpt en nauwkeurig toezicht op den toestand der boomen worden opgedragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. De ondergeteekende Derk Kruissink wonende Jan van Goijenkade 17 te Leiden. "Verzoeke beleefdelijk dat Uwe Geachte Raad moge beslui ten tot het doen rooien van twee zware iepenboomen staande voor het perceel aan den Zijlsingel No. 6 te Leiden zijn eigendom, daar deze boomen met den laatsten storm de grond aan den Singelkant was opengescheurd, met groote kloven en deze boomen eenen scheven of een vallenden stand hadden aan genomen in de richting van het perceel, zoodat er groot ge vaar bestond voor schade en ongelukken, even als op die Singel is geschied toen met de huizen van den eigenaar Kolderman en anderen. Dat door mij en den bewoner Hazelhorst bij den Directeur der Gemeentewerken bij herhaling hierover klachten zijn ingediend, en daarna eenige zware takken zijn weggekapt en de boomen wat rechtop gezet, alsmede de kloven dichtge maakt en onzichtbaar door grindstorting maar desniettemin blijft het gevaar voortbestaan, dat met eenigen sterken wind of storm nu of in het komende voorjaar als het blad en de jonge spruiten komt, om te vallen; daar door een deskundige is geconstateerd bij onderzoek dat de wortels der boomen aan den Singelkant geheel zijn verteerd en verrot (evenals de omge vallen boomen op de huizen van Kolderman e.a. aldaar; en daardoor deze geen weerstandsvermogen hebben tegen wind of storm. Hopende dat Uwe Geachte Raad aan mijn dringend verzoek zal willen voldoen, om gevrijwaard te zijn voor schade, en het voorkomen van ongelukken van de bewoners. Met verschuldigden Eerbied en Hoogachting. Leiden 10 Dec. '1912. D. KRUISSINK. N°. 26. Leiden, 18 Januari 1913. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van den heer D. Douma, om ontslag uit zijne betrekking van onder wijzer, met verplichte hoofdakte aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 3 alhier, en hem dat ontslag eervol te ver- leenen met ingang van '1 April 1913. Het ter zake door het Hoofd der school uitgebracht advies is in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Engelum, 26 Dec. 1912. Edelachtb. Heeren Wegens zijne benoeming tot hoofd der O. L. School te Zurich heeft ondergeteekende beleefd de eer, U eervol ontslag te vragen uit zijne betrekking van onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de O. L. School der 3e klasse n° 3 te Leiden, met ingang van I April 1913. Met de meeste hoogachting, heeft hij de eer te zijn, Uw. dw. dn.: D. Douma. Aan den Raad, der Gemeente, Leiden. N°. 27. Leiden, 20 Januari 1913. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van D. Treur bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan D. Treur vergunning te verleenen tot den bouw van een houten loods in den tuin van het perceel Morschsingel N°. 11a, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie L, N°. 178, overeenkomstig de overgelegde teekening. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van loeiden. Oegstgeest 15 Januari '13. De ondergeteekende verzoekt bij deze beleefd vergunning tot het bouwen van een houten loods bestemd tot het bergen van wagens en kisten, in den tuin van het perceel Morsch singel n°. Ha kadastraal bekend in sectie L n°. 178 volgens bijgaande teekening. 't Welke doende enz. verblijf ik Hoog Edel Achtbare Heeren uw dw. dr. D. Treur. Aan HH. Gemeenteraadsleden van Leiden. N°. 28. Leiden, 24 Januari 1913. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer A. Kist, om bestendigd te worden in de betrekking van stads geneesheer, bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging der. heer A. Kist wederom voor den tijd van drie jaren in zijne be trekking van stadsgeneesheer te bestendigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Den Gemeenteraad van Leiden verzoekt met verschuldigden eerbied de ondergeteekende hem weder als Stadsgenees- en heelkundige te continueeren. 't Welk doende enz. A. Kist, Leiden, 8 Januari 1913. Med. Doots arts. N°. 29. Leiden, 24 Januari 1913. Blijkens de bij nevensgaand adres van de Leidsche Duin watermaatschappij behoorende toelichting is het plaatsen van een derde pompmachine noodzakelijk, aangezien van de beide aanwezige pompen de oudste geen voldoende vermogen heeft voor de grootere drukhoogte, die vereischt wordt om den in ophooging aangelegden nieuwen voorfilter te kunnen bereiken. In het belang der bedrijfszekerheid komt het aan de maat schappij daarom gewenscht voor in het machinegebouw een derde pomp te plaatsen, die dezelfde capaciteit heeft als de tweede pomp. Deze beide pompen kunnen dan om beurten in gebruik worden genomen, terwijl de oudste pomp als reserve dienst kan doen. Noch bij de Commissie van fabricage, noch bij den Com missaris der gemeente bestaat tegen de aanschaffing der nieuwe pomp en de daarmede gepaard gaande uitbreiding van het machinegebouw bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging goed te keuren, dat door de Leidsche Duinwatermaatschappij wordt overgegaan tot de aanschaffing van een nieuwe pomp en de uitbreiding van het machinelokaal, overeenkomstig de overgelegde teeke ning en onder de gebruikelijke voorwaarde, dat de Commissaris der gemeente bevoegd zij zich in de uitoefening van zijn toe zicht op de uitvoering te dóen vertegenwoordigen door den Directeur van Gemeentewerken, met dien verstande dat op-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 3