8 DONDERDAG 9 JANUARI 1913. hoorder bij zit, die op de hoogte wil blijven. Moet daarvoor nu een onderzoek worden ingesteld, een examen meer of minder formeel? Ik vind, dat dit geheels dossier achterwege had kunnen blijven, wanneer men te doen had met menschen van een goeden wil. Men krijgt nog geld op den koop toe en men heeft er niets geen last van. Daarom zou ik, als ik wras geweest in de plaats van Burgemeester en Wethouders, heb ben gezegd: wij dienen dit voorstel niet inmet zulke kleinig heden houden wij ons niet op. Wel moet de verordening ge wijzigd worden, daar het artikel door mij gebruikt, aan dui delijkheid te wenschen overlaat. Maar om het zoo te wijzigen, dat men een toehoorder kan weigeren, dat gaat mij al te ver. Het is trouwens een kwestie, die zelden, tegenwoordig nog minder dan vroeger, voorkomt. En Burgemeester en Wet houders hadden het toch in hun hand om, als er bezwaar tegen was, de toelating te weigeren. Daarom zal ik tegen deze wijziging stemmen, zoowel bij punt 15 als 16 der agenda. De heer Heeres. M. d. V. Gaarne zou ik een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van hetgeen de heer Vergouwen heeft gezegd ten aanzien van de Commissie van Toezicht. Deze Commissie zou volgens hem haar advies hebben uitgebracht onder invloed van den Directeur der Hoogere Burgerschool. Onder de leden dezer Commissie zijn werkelijk wel menschen, die competent zijn in deze kwestie, een oordeel uit te spreken. Ik wijs er op, dat het advies niet is uitgebracht onder den invloed van den Directeur der Hoogere Burgerschool. De heer Ver gouwen heeft gezegd, dat, wanneer men maar van goeden wil was geweest, al dat geschrijf' niet noodig zou zijn geweest. Maar de Commissie van Toezicht en de Directeur zijn van goeden wil ge weest, want zij hebben toch dat jonge mensch, waarover de kwestie loopt, toegelaten als toehoorder bij het scheikunde- onderwijs, waartegen niemand bezwaar heeft gehad. Verder komt de heer Vergouwen op de groote massa papier, die verbruikt is voor deze aangelegenheid. Maar daar is de heer Vergouwen de schuld van. Hij was niet tevreden met den vinger, dien hem werd geboden, hij wenschte de geheele hand. Eerst heeft hij gevraagd om toelating voor het scheikunde- onderwijs, daarna voor andere vakken, en ten slotte is hij zoo ver gegaan, dat hij voor de 5e klasse toelating verzocht voor alle vakken. Toen is hij er op attent gemaakt, dat het toch niet aanging om steeds maar meer te verzoeken. Der halve is de heer Vergouwen zelf de schuld van het verbruik van zoo'n groote massa papier. Want in verschillende tempo's heeft hij getracht toelating te krijgen tot alle vakken, die in de 5e klasse op de Hoogere Burger school worden onderwezen. Juist in den eigenaardigen gedachten- gang Van den heer Vergouwen ligt het gevaar om te handelen, zoo als hij voorstelt. Het voorbeeld, dat hij zelf gegeven heeft om telkens toelating voor meer vakken aan te vragen en ten slotte tot alle, toont duidelijk aan, waartoe men komen zal, wanneer men iemand zonder onderzoek toelaat. Ten overvloede wil ik er op wijzen, dat alle onderwijsauto- riteiten, die over deze zaak zijn geraadpleegd, aan de zijde staan van de Commissie van Toezicht. Hierop moet zeer zeker de nadruk worden gelegd. De heer van Hamel. M. d. V. Ik heb slechts weinig toe te voegen aan hetgeen door professor Heeres is gezegd. Flij heeft zeer juist het standpunt van Burgemeester eri Wethouders geschetst. Ik begrijp niet, hoe de heer Vergouwen Burge meester en Wethouders min of meer durft verwijten, dat zij dit voorstel hebben ingediend. Hij had zich maar liever stil moeten houden. Hij heeft toch allerminst reden ontevreden te zijn over de behandeling, die hij ondervonden heeft. Hij verwijt der Commissie van Toezicht te hebben gestaan onder invloed van den Directeur der Hoogere Bugerschool. Ik geloof evenwel, dat de heer Vergouwen staat onder invloed van Zainoëddin. Ik geloof, dat het hoog tijd werd, dat Burge meester en Wethouders van deze bepaling een scherp omlijnd artikel maakten. In overleg met den Inspecteur van Middel baar Onderderwijs en met de Commissie van Toezicht hebben Burgemeester en Wethouders gemeend dit artikel aldus te moeten redigeeren. Ik geloof, dat men verstandig zal doen, het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De heer Vergou wen behoeft niet bevreesd te zijn, dat aan de eenmaal verkre gen rechten zal worden getornd. Het is de bedoeling niet van Burgemeester en Wethouders om de toezegging aan dezen jongen man gedaan, weer te ontnemen. Het is slechts de bedoeling om te voorkomen, dat de heer Vergouwen bij wien „l'appétit vient en mangeant" nog meer zal gaan vragen. En daarom willen Burgemeester en Wethouders paal en perk stellen. Het zou een slechten invloed kunnen uitoefenen op het onderwijs aan de Hoogere Burgerschool, hetgeen de Direc teur wenscht te voorkomen. De heer Vergouwen. M. d. V. Nog een enkel woord. Met genoegen heb ik van Professor Heeres vernomen, dat de Com missie van Toezicht niet heeft gehandeld onder invloed van den Directeur der Hoogere Burgerschool. Ook ik geloof wel, dat de leden der Commissie competent zijn zelfstandig in deze zaak te oordeelen. Dit neemt evenwel niet weg, dat ze toch wel onder invloed kunnen staan van een ander, die even eens tot oordeelen competent is. Gaarne neem ik terug, wat ik hieromtrent heb gezegd. Ik meende, dat de invloed van den Directeur merkbaar was. De heer Heeres heeft uiteen gezet, dat ik steeds meer en meer heb gevraagd. Dit is niet goed uiteengezet. De zaak is deze. Eerst heb ik toelating gevraagd voor wiskundige vakken, daarna voor Nederlandsch, en daarna voor al de vakken. Met dit laatste heb ik eene fout begaan. Ik was van meening, dat aangezien het volle schoolgeld werd betaald, ook toelating zou worden gegeven voor alle vakken. Ik had er niet op gelet, dat de verordening dit niet gedoogt. Het was niet de bedoe ling, dat deze jonge man alle vakken zou volgen, maar wel de nieuwe vakken, die in de 5e klasse worden onderwezen. Had ik daarop gelet, dan had ,ik alleen verzocht toelating voor de nieuwe vakken. Ik verwijt Burgemeester en Wethou ders niet, dat ze in deze aangelegenheid niet meer hun goe den wil hebben getoond. Integendeel ik ben Burgemeester en Wethouders dankbaar voor de beslissing, die ze genomen heb ben. Ik vind het alleen maar gezocht om voor een geval, dat nooit of zelden voorkomt, en waar Burgemeester en Wethou ders toch nog altijd de beslissing in handen hebben, terwijl toelating nog afhankelijk is van plaats en andere omstandig heden, zich zooveel moeite te geven, zoodat er zulk een lijvig dossier is ontstaan, om dan ten slotte met dit voorstel tot wetswijziging te komen. De heer Pera. M. d. V. Wat ik nog zeggen ga, is geheel afgescheiden van de kwestie door den heer Vergouwen ge noemd. Toen ik het voorstel van Burgemeester en Wethou ders las, rees bij mij de vraag: wat voor bezwaar kan men er toch tegen hebben, om iemand, wanneer er ten minste plaats is, toe te laten als toehoorder bij het onderwijs in een of ander vak. Wanneer men alleen maar toehoorder is, dan is het onderwijzend personeel niet verantwoordelijk voor de resultaten van het onderwijs, hetgeen wel geacht mag worden het geval te zijn, waar het leerlingen betreft. En dat men voor leerlingen bij den aanvang van den cursus een zekere mate van kennis mag eischen, die noodig is om het onderwijs te kunnen volgen, dat is m.i. duidelijk. Maar ik zie niet in, dat men het verhinderen moet, wanneer iemand het onderwijs volgen wil buiten de verantwoordelijkheid der leeraren om. En ik begrijp niet, waarvoor men dan nog een examen wil afnemen. Door professor Heeres is opgemerkt, dat bedoelde persoon niet genoeg kennis van wiskunde bezat om de scheikunde lessen te kunnen volgen. Maar ik begrijp niet, dat men het recht heeft om die noodige kennis te eischen, daar men te doen heeft met een toehoorder, voorwien men volstrekt niet verantwoordelijk is. Ik zie niet in de noodzakelijkheid om langs dezen weg toe hoorders te weren. Ik zal dus tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders stemmen. De gemeente heeft er voor deel bij om toehoorders toe te laten, terwijl men er niet in het minst nadeel van heeft. De Voorzitter. Ik geloof dat ik thans de debatten over dit onderwerp kan sluiten. Aanleiding tot ons voorstel is geweest de vraag, of het wel wenschelijk is passieve toehoorders toe te laten. De verschil lende autoriteiten hebben te kennen gegeven, dat zij geen passieve toehoorders, maar slechts leerlingen voor enkele vak ken zouden wenschen te zien toegelaten. En nu hebben Burge meester en Wethouders niets anders gedaan, dan het advies der verschillende autoriteiten aan Uwe vergadering ter beoordeeling voorleggen. Debat over het al of niet wenscheliike van passieve toehoorders behoort, naar onze meening, thuis bij de onder- wijsautoriteiten. En ik meen dus ook, dat de Raad zich kan bepalen tot de beslissing, of het voorstel van Burgemeester en Wethouders moet worden aangenomen of verworpen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 2 luidende: »Art. 24 wordt gelezen als volgt: Leerlingen voor enkele vakken kunnen, nadat door een ingesteld onderzoek is uitgemaakt of en in welke klasse zij in staat zijn het onderwijs in die vakken te volgen, wor den toegelaten. Op de daartoe strekkende aanvragen wordt door Burgemeester en Wethouders beslist, na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht." wordt in stemming gebracht en aangenomen met 23 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Heeres, A. Mulder, Briët, de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 8