DONDERDAG 9 JANUARI 1913.
7
De Voorzitter. Mijne heeren. Ik geloof, dat deze zaak thans
van alle kanten is bezien. Wij hebben in onze toelichting vol
komen hetzelfde willen zeggen, als de heer Roem. Het argu
ment, dat door de Commissie van Fabricage is gebezigd: dat
aan Leidsche werklieden werk zou worden verschaft, hebben
wij weersproken, niet omdat wij, hetgeen in ons praeadvies staat,
alleen maar vermoedden, maar na daaromtrent te zijn inge
licht door deskundigen, die het zeer dubieus achten, of het wel
zal gaan, zooals de Commissie van Fabricage voorspelt. Het
kan zelfs zijn, dat, wanneer het werk gegund wordt aan de
Maatschappij van Waning& Co. meer Leidsche werklieden werk
zullen vinden, dan bij gunning aan de firma Wernink. De firma
Wernink heeft zijn vaste werklieden te Oegstgéest. De heer Korff
zegt zelf, dat 60% dier werklieden wonen te Leiden en 40% te
Oegstgeest, dus dier werklieden woont buiten de gemeente.
En nu zou het zeer wel kunnen gebeuren, dat, juist wanneer het
werk wordt opgedragen aan de Maatschappij van Waning Co.,
alle werklieden uit Leiden worden genomen. Dit werd ons
althans van deskundige zijde medegedeeld.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 24 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Heeres, Vergouwen,Briët, de Boer,
P. J. Mulder, Sijtsma, Roem, Driessen, Corts, Reimeringer, Ko-
revaar, Zwiers, van Tol, van der Eist, Aalberse, Bots, Fischer,
van der Lip, Timp, van Gruting, Carpentier Alting, vah Hamel,
Kruimel en Hoogenboorn.
Tegen stemmen de heeren: A. Mulder, Korff en Pera.
XV. Verordening, houdende wijziging der verordening van
3 September 1895 (Gemeenteblad No. 6) voor de Hoogere
Burgerschool voor Jongens.
(Zie lng. St. No. 13).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Pera. M. d. V. Ik wensch slechts uit te spreken,
dat ik mij niet kan vereenigen met de tweede voorgestelde
wijziging.
Hierin wordt voorgesteld om aan de zoogenaamde passieve
toehoorders de gelegenheid te ontnemen de lessen bij te wonen.
Met geen mogelijkheid kan ik inzien, wat voor bezwaar men
er tegen heeft, dat iemand de lessen volgt, zonder last te ver
oorzaken en zonder dat men iets met hem te maken heeft.
Wat hindert nu toch de tegenwoordigheid van zulke toehoor
ders'? Ik vind, dat er niet de minste reden voor bestaat om
aan personen de gelegenheid om de lessen bij te wonen, waar
voor zij toch betalen, te ontnemen. Daarom zal ik stemmen
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Vergouwen. M. d. V. De voorgestelde wijziging
bestaat uit twee artikelen, het eerste artikel betreft het aan
tal rapporten, het tweede de kwestie, waarover de heer Pera
gesproken heeft. Ik zal mij bij de algemeene beschouwing,
hoofdzakelijk bepalen tot het tweede artikel, want met de wij
ziging voorgesteld in artikel 1 ben ik het eens.
De aanleiding tot het indienen van dit voorstel tot wijziging
der verordening is gelegen in een verzoek, dat ik indertijd
gedaan heb aan den Directeur der Hoogere Burgerschool. Ik
deed dit, omdat ik een verzoek had ontvangen om een jongen
uit Indië ter verzorging bij mij te nemen. Hij was een Ma-
leier van geboorte, opgevoed aan de kweekschool fe Fort de
Koek, waar hij met lof zijn einddiploma heeft verworven. Te
Macassar is hij een tijdlang onderwijzer geweest en hij heeft
daar zoo goed gewerkt, dat men hem zelfs benoemd heeft
in de examencommissie. Daarna is hij door familieleden en
eenige bestuurders van een bekend fonds er toe aangezocht
om zijn studie in Holland te komen voortzetten. Zijn doel
was zich te bekwamen voor de veeartsenijschool. Voor toe
lating tot deze school wordt een examen afgenomen, maar
ook is voldoende het einddiploma der Hoogere Burgerschool.
Derhalve moest deze jonge man zien te krijgen het eind
diploma der Hoogere Burgerschool. Als inlander was het hem
niet mogelijk geweest de Hoogere Burgerschool te bezoeken.
Derhalve paste zijn vooropleiding niet aan bij het onderwijs
der Hoogere Burgerschool. Voor dat hij bij mij kwam, was
hij een jaar geweest op het instituut Wullings, en nu zou
hij zich gaan bekwamen voor dit genoemd examen. Een
groot, bezwaar was, dat hij geen taalonderwijs had genoten.
Daarom werd besloten, dat hij in de talen zich door lessen
zou bekwamen, en dat ik zou verzoeken hem toe te laten als
toehoorder voor enkele vakken op de Hoogere Burgerschool,
om bij te blijven. Met dit verzoek is het merkwaardig toege
gaan. Toen ik het plan had het te doen, ontmoette ik den
heer van Hamel, en vroeg hem: hoe' moet ik daarmee aan,
want zoo en zoo is mijne bedoeling. Hij raadde mij aan er
eens over te spreken met den Directeur der Hoogere Bur
gerschool. Tot zoover ging het dus nog al gemoedelijk. Ik
ging naar den Directeur, en sprak er met hem over, dat het
verzoek betrof een netten beschaafden jongen man van ongeveer
21 jaar, die zeer ijverig was en wél zijn best zou doen. Hij
moest maar eens bij den Directeur komen om zich voor te
stellen. Hij ging in de gedachte als toehoorder te worden
toegelaten, want ik had niets anders gevraagd. En evenmin
als het ons hindert, dat er achter de tribune passieve toe
hoorders staan, zoo dacht ik, zal het ook wel niet hinderen,
wanneer er op de Hoogere Bur gerschool bij de andere leerlingen
een toehoorder zit. Dit, meende ik, zou wel geen bezwaar zijn,
tenzij er geen plaats was. Toen nu de jonge man terugkwam van
zijn bezoek aan den Directeur, vertelde hij, dat hem een exa
men was afgenomen. Ik vroeg hemhoe is dat dan gegaan
Hij wist van te voren niet, dat dit geschieden zou en de
Wethouder had er mij ook niet op voorbereid. Men had hem
ondervraagd over wiskunde en volgens den indruk, dien hij
gemaakt had, was het gebleken, dat hij niet voldoende op de
hoogte was, om toegelaten te worden tot de 4e klasse, natuur
lijk niet als leerling, want dat was niet gevraagd maar zelfs
niet als passieve toehoorder. Nu moet men wel bedenken dat
hij een Maleier is, die zich wel in het Hollandsch uit kan
drukken, maar toch niet zoo vlot, dat hij technische termen
direct kan beantwoorden. Was er een onderzoek ingesteld
naar zijn gehoor, dan zou ik dat billijk gevonden hebben. En
ook zou ik het billijk gevonden hebben, wanneer men had
gezegd, dat hij niet tot de 4e maar bijv. wel tot de 3e klasse
kon worden toegelatenmaar dit alles is niet geschied. Ik
heb er toen de verordening eens op nagezien, maar nergens
eene bepaling kunnen vinden, waarin het afleggen van een
examen voor een toehoorder is voorgeschreven. Ik vond wel
een artikel handelende over het toelaten voor enkele lessen,
en naar aanleiding daarvan heb ik mij tot Burgemeester en
Wethouders gericht. Wanneer de heeren het groote dossier
hebben doorgewerkt, zullen zij dien brief ook hebben gevonden.
Over deze kwestie zijn door mij verschillende brieven geschreven.
Maar deze eerste brief is de aanvang van het bedrijf, waar
van dit voorstel het einde is. Burgemeester en Wethouders
hebben er toen over geschreven en toen bleek het, dat de
Directeur, overigens een beste brave man, er beslist op stond, dat
een toehoorder niet alleen goed moest kunnen hooren, maar
ook precies het onderwijs kunnen volgen. En de Commissie van
Toezicht, die blijkbaar onder den invloed van den Directeur der
Hoogere Burgerschool stond, overigens ook beste brave menschen,
gaf den Directeur daarin gelijk. Zoodoende is het een schrijven
geworden van „beb ik jou daar". Later heb ik nog eens voor
een ander vak toelating verzocht. In beide gevallen hebben
Burgemeester en Wethouders gunstig op mijn verzoek be
schikt, en gezegd: Met de verordening in handen kunnen wij
het verzoek niet afwijzen. Burgemeester en Wethouders heb
ben het verzoek ingewilligd, en zoo is deze jonge man een
jaar lang toehoorder geweest voor enkele vakken. Hij heeft
er voor betaald, alsof hij leerling was. Nooit heeft hij aanlei
ding tot klachten gegeven. Het volgend jaar is het verzoek
door mij herhaald. Toen kregen wij weer het zelfde, alleen
werd de lijn wat stijver aangetrokken. Daar in de 5e klasse
nieuwe vakken worden gedoceerd, werd ook toelating voor de
nieuwe vakken verzocht. Burgemeester en Wethouders heb
ben toen een zwak oogenblik gehad, want zij zeiden: voor de
nieuwe vakken kunnen wij geen toestemming meer verlee-
nen, voor de oude kan het blijven, zooals het geweest is.
Zoodoende is dit jonge mensch thans nog op de Hoogere Bur
gerschool als toehoorder.
Het gevolg is geweest, dat er over deze kwestie is gecor
respondeerd door Burgemeester en Wethouders met de Com
missie van Toezicht en met den afgetreden en den nieuwen
Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs. Deze zegt: de Di
recteur heeft gelijk. De Commissie van Toezicht zegt hetzelfde,
alleen de tegenwoordige Inspecteur van het Middelbaar On
derwijs wil de mogelijkheid om toehoorder te worden, niet
zien ontnomen. Hij vindt het zoo kwaad nog niet, dat bijv.
iemand verbonden aan de gasfabriek zich op deze wijze in
eenige vakken bekwaamt. Ten slotte hebben Burgemeester en
Wethouders gezegd: wanneer de Directeur, de Commissie
van Toezicht en de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs
van dit gevoelen zijn, dan zal het wel waar wezen. Dit is de
reden, waarom dit dossier zoo dik is. Ik heb dat eens nauw
lettend doorgelezen. En ik moet eerlijk bekennen, ik kwam
in een eigenaardige stemming. Ik dacht na het lezen: hier
kan men eene elégie op dichten n.l. op de begrafenis van den
Goeden Wil in deze zaak. Maar ik kan het niet verder bren
gen dan het aardige grafdicht van den beroemden „School
meester" op Poot
Hier ligt Poot:
Hij is dood.
Het eenige wat ik kon uitbrengen was de eerste regel van
de onvolkomen gebleven elegie: »0 heilige Bureaucraat!" Het
is immers een zuiver stuk bureaucratie, dat daar voor ons
ligt, meer niet. Waarom toch heeft men er zoo'n bezwaar
tegen, wanneer er plaats is in eene klasse, dat er één toe-