DONDERDAG 9 JANUARI 1913. 3 wing vereischt. Bovendien is dit perceel te klein om te kunnen dienen voor gebouw voor de administratie van de Gemeente reiniging. De remise is wel een ruim lokaal, maar maakt geen solieden indruk. In 1897 is deze remise vernieuwd, waarvoor gebruikt is veel hout en maar weinig duurzaam materiaal. Het is feitelijk niets anders, dan eene overdekte plaats, terwijl de wanden der remise voor een deel bestaan uit houten schot ten. In den stal is hoogstens plaats voor 16 paarden, boven dien m. i. veel te donker. Met het oog op de uitbreiding van den reinigingsdienst is deze ruimte te klein. Een der beide hooizolders is bovendien nog bouwvallig. Veel geld zal er noodig zijn om dit perceel bruikbaar te maken, terwijl het onderhoud altijd groote kosten zal vereischen. Maar zelfs al was het perceel goed en ruim, en waren er weinig onderhoudskosten aan verbonden, dan zou ik nog be zwaar maken, het aan te koopen, aangezien het te klein is voor het geheele bedrijf der gemeentereiniging. Men zou dan genoodzaakt zijn dit bedrijf te splitsen door paarden en materiaal in dit perceel onder dak te brengen, terwijl de magazijnen zouden moeten worden gevestigd in de gebouwen te plaatsen op het terrein der voormalige boom- kweekerij. Het spreekt vanzelf, dat het bedrijf hier onder zou lijden. In de tweede plaats is wel volgens requestrant het perceel aan het water gelegen; maar dit is maar betrekkelijk waar. Het ligt aan de haven, zoodat alles wat wordt aangevoerd, moet worden getransporteerd, over den verkeersweg, die langs de haven loopt. Mijn derde bezwaar is, dat aan dit perceel geen open ter rein is verbonden, waar in de rusturen wagens en karren kun nen worden geplaatst. Deze zouden nu moeten komen te staan op den openbaren weg, daar het naar binnenrijden der wagens tijdverlies zou geven. Alles te zamen genomen zou de aan koop van dit perceel geen geldelijk voordeel opleveren, maar integendeel leiden tot eene geldelijke deceptie en tot eene on- gewenschte exploitatie van het bedrijf. Zoowel de Directeur van gemeentewerken, als de Commissie van Fabricage zijn van oordeel, dat het niet is aan te bevelen, op het aanbod van den heer van Vliet in te gaan. De Voorzitter. Ik stel derhalve voor op dit aanbod niet in te gaan. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aldus besloten. 6°. Verzoek van de Wed. G. Karg om bestendiging van de huur van perceel Aalmarkt 6. 7°. Verzoek van A. Kist om bestendiging in de betrekking van Stadsgeneesheer. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat op 27 December j.l. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waar van procesverbaal is opgemaakt, dat in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd en aan Gedep. Staten medegedeeld. dat op 20, 24 en 31 December j.l. ambtelijke bezoeken zijn afgelegd aan het R. K. Wees- en Üudeliedenhuis, het Zieken huis der Rijks-Universiteit, bet H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis, het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, de Stedelijke Werkinrichting en de Gemeente lijke Bank van Leening. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een leeraar in de Natuurkunde aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 7). De Voorzitter. Mag ik de heeren Van der Lip, Driessen, Zwiers en Kruimel uitnoodigen het stembureau te willen vormen. Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer Dr. T. van Lohuizen. II. Benoeming van zes leden der Commissie tot wering van schoolverzuim. (Zie Ing. St. No. 14), Worden achtereenvolgens benoemd: Voor de le Categorie, (bedoeld bij art. 22 der Leerplichtwet) als no. 1 de heer G. J. Bik met 25 stemmen; één stem werd uitgebracht op den heer H. J. van Kerkhoff; (De heer Hoogenboom komt ter vergadering). als no. 2 de heer H. Pel, met 26 stemmen; één stem werd uitgebracht op den heer L. A. Werner; Voor de 2e Categorie met algemeene (27) stemmen de heer Ph. Rank. Voor de 3e Categorie, als no. 1 de heer J. B. Meynen, met |26 stemmenéén stem was van onwaarde; als no 2 de heer A. van der Meer, met23stemmen; 3stemmen werden uitgebracht op den heer H. J. van Kerkhoff en 1 stem op den heer H. C. van der Heijde. Voor de 4e Categorie met algemeene (27) stemmen de heer H. C. van der Heijde. III. Benoeming van een Regentes van het H.G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St; No. 8). Wordt benoemd Mevrouw H. van Genderende Veer, met 22 stemmen; 2 stemmen werden uitgebracht op Mevrouw C. W. Hellema—van der Velden Erdbrinck en 3 stemmen waren van onwaarde. De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stem bureau voor de genomen moeite. IV. Verzoek van F. Reindersma om eervol ontslag als onderwijzer niet verplichte hoofdakte aan de school der 4e klasse No. 1. (Zie Ing. St. No. 4). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. V. Verzoek van Mej. E. H. M. Landzaat om eervol ontslag als onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 3. (Zie Ing. St. No. 3). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. VI. Verzoek van Mej. M. J. de Haas om eervol ontslag als onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 5. (Zie Ing. St. No. 15). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. VII. Verzoek van J. Eeftens om eervol ontslag als onder wijzer aan de school der 3e klasse No. 2. (Zie Ing. St. No. 15). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. VIII. Verzoek van J. Roeloffs om vergunning tot het bou wen van een houten veestal op het perceel, kad. bekend Sectie M No. 1455. (Zie Ing. St. No. 2). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. IX. Voorstel om aan den Keuringsveearts, tevens adjunct directeur van het Openbaar Slachthuis toestemming te ver- leenen tot het aannemen van eene eventueele benoeming tot Rijkskeurmeester. (Zie Ing St. No. 10). Wordt zonder beraadslaging of'hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. X. Voorstel tot toekenning van eene gratificatie aan den adjunct-commies ter gemeente-secretarie H. J. van Urk. (Zie Ing. St. no. 9). De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou willen vragen of de roy aliteit niet wat te ver gedreven wordt, door aan dezen ambte naar eene gratificatie toe te kennen van f 300. Wanneer de eene ambtenaar wat werk doet voor een ander, dan moet men dit als plicht beschouwen. Ik acht het niet noodzakelijk daarvoor eene extra gratificatie te ve rleenen. De heer Pera heeft daar vroeger reeds op gewezen, toen aan een waarnemend hoofd van een der lagere scholen eene extra toelage werd verleend. Mijns inziens kon men dan ook volstaan met de verhooging op 1 October 1912, door zijn bevordering van adjunct-commies, welke verhooging hem anders eerst 1 Januari 1914 ten deel zou zijn gevallen. Misschien zijn er nog bij zondere redenen, waarom men hem bovendien eene gratificatie wil verleenen. Maar uit de stukken blijkt dat niet. Ik neem hierbij in aanmerking, hetgeen door u, M. d. V., zoo pas is gezegd, betreffende het betrachten der zuinigheid. Dit geldt m. i. niet alleen groote dingen, maar ook voor kleine zaken. Vele kleintjes maken toch ook een groote. Kunnen wij zonder onbillijk te zijn tegenover dezen ambtenaar deze gratificatie niet achterwege laten? Kunt u aantoonen, dat dit niet mogelijk is, dan zal ik met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 3