DONDERDAG 9
JANUARI 1913.
1
Zitting van Donderdag 9 Januari 1913.
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr.N.C. DE GIJSELAAR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Benoeming van een leeraar in de Natuurkunde aan het
Gymnasium. (7)
2° Benoeming van zes leden der Commissie tot wering van
schoolverzuim. (14)
3° Benoeming van een Regentes van het H. G. of Arme
Wees- en Kinderhuis. (8)
4° Verzoek van F. Reindersma om eervol ontslag als onder
wijzer met verplichte hoofdakte aan de school der
4e klasse No. 1. (4)
5° Verzoek van Mej. E. H. M. Landzaat om eervol ontslag
als onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 3 (3)
6° Verzoek van Mej. M. J. de Haas om eervol ontslag als
onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 5. (15)
7° Verzoek van J. Eeftens om eervol ontslag als onderwijzer
aan de school der 3e klasse No. 2. (15)
8° Verzoek van J. Roeloffs om vergunning tot het bouwen
van een houten veestal op het perceel, kad. bekend
Sectie M No. 1455. (2)
9° Voorstel om aan den Keuringsveearts, tevens adjunct
directeur van het Openbaar Slachthuis toestemming te
verleenen tot het aannemen van eene eventueele benoe
ming tot Rijks-Keurmeester. (10)
10° Voorstel tot toekenning van eene gratificatie aan den
adjunct-commies ter gemeente-secretarie H. J. van Urk. (9)
11° Verzoek van de Meisjes-Gezellenvereeniging om het ge
bruik van eenige lokalen en den tuin van het perceel
Pieterskerkgracht No. 11. (11)
12° Voorstel tot toekenning van eene subsidie ad f 200.
over ieder der jaren 1912 en 1913 aan de vereeniging
«Zuigelingenzorg" te Leiden en tot beschikbaarstelling
van de daarvoor benoodigde gelden. (6)
13° Verzoek van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche
Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken,
om in de bestekken van aanbesteding eene bepaling op
te nemen, houdende verbod van het gebruik van alcohol
houdende dranken op het aanbestede werk. (5)
14° Voorstel tot onderhandsche opdracht van het maken der
gewapend betonwerken ten behoeve der voor den reini
gingsdienst te maken gebouwen, stallen, enz. aan de Ko
ninklijke Rotterdamsche Betonijzer Maatschappij, voor
heen van Waning en Co. (12)
15° Verordening, houdende wijziging der verordening van
3 September 1895 (Gemeenteblad No. 6), voor de Hoo-
gere Burgerschool voor Jongens. (13)
16° Verordening, houdende wijziging der verordening van
7 Mei 1896 (Gemeenteblad No. 5), voor de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes. (13)
17° Vaststelling van het 2e suppletoir kohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1912. (16)
18° Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1912. (17)
Tegenwoordig zijn 27 leden n.l. de heeren: Heeres, Ver
gouwen, A. Mulder, Briët, de Boer, P. J. Mulder, Sijtsma,
Roem, Driessen, Corts, Reimeringer, Korevaar, Zwiers, van
Tol, van der Eist, Aalberse, Bots, Fischer, van der Lip, Timp,
Korff, van Gruting, Carpentier Alting, van Hamel, Kruimel,
Pera en Hoogenboom,
Afwezig zijn de heerenvan der Pot, Bosch en Botermans
wegens ongesteldheid, en de heer Fokker wegens ambtsbezig
heden.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Alvorens tot de werkzaam
heden over te gaan, wensch ik mijn hartelijken dank te
betuigen voor de gelukwenschen, die ik van de leden van den
Raad mocht ontvangen ter gelegenheid van de jaarswisseling.
Van mijn kant wensch ik ook U allen, mijne Heeren, alle
goeds toe in 1913, zoowel U persoonlijk als in Uw huisgezin
en in Uwe zaken.
Met genoegen constateer ik, dat na eene afwezigheid wegens
ongesteldheid van 3 maanden uit Uwe vergadering, de Wet
houder Bots thans weer hersteld in ons midden is.
Van harte feliciteer ik den Heer Bots met dit herstel en
meen dit ook uit Uw aller naam te mogen doen. Teekenen
van instemming).
Gedurende het afgeloopen jaar is geen der leden aan deze
vergadering door den dood of door bedanken komen te ontvallen.
De plaats, einde 1911 door het overlijden van den Heer
van Hoeken ledig gelaten, werd 21 Maart 1912 ingenomen
door den Heer Mr. van der Pot.
Tot ons aller leedwezen zag de Heer Korevaar, einde van
het vorig jaar, zich genoopt wegens gezondheidsredenen zijn
ambt van Wethouder neer te leggen; Uwe vergadering be
noemde den lOen October Uw medelid, den Heer Fischer tot
zijn opvolger.
Het was zeer zeker voor U allen een groot genoegen en
eene groote voldoening, dat de Heer Korevaar bereid was zijn
zetel als Raadslid te blijven innemen.
Nog wensch ik hier te herinneren aan het feit, dat de Heer
van Hamel op 3 September j.l. zijn 25-jarig jubilé als Raads
lid vierde, op welken datum ik tot hem uit Uw aller naam
een woord van geluk wensch mocht richten.
Ook gedurende dit jaar namen de Gemeentebedrijven, zoo
wel Lichtfabrieken als Slachthuis, in bloei en omvang toe.
Het verkeer met andere gemeenten werd bevorderd door
de opening van de electrische tram naar Noord wijk en de
opening van de Haarlemmermeersporen.
De volksgezondheid werd o. a. bevorderd door de inrichting
van een sportterrein aan den Zoeterwoudschen Singel, het
aankoopen van terrein voor een volkspark, de uitbreiding van
den keuringsdienst van eet- en drinkwareu over naburige
gemeenten en de verdere voorbereiding van den gemeente
lijken reinigingsdienst.
Aan de Bank van Leening werd meerdere uitbreiding en
betere afdoening van zaken mogelijk gemaakt door den aan
koop van het perceel Heerengracht 15, bestemd tot bijkantoor.
Het onderwijs werd bevorderd door de verbouwing van de
meisjesschool le klasse en van de gymnastiekschool aan de
Pieterskerkgracht.
Al deze zaken kwamen met Uwe medewerking tot stand,
terwijl nog vele andere besluiten door Uwe vergadering wer
den genomen, die van groot belang waren voor de ontwikke
ling onzer gemeente en voor het welzijn der ingezetenen.
In hoeverre Uw principieel besluit tot invoering eener ge
dwongen winkelsluiting daartoe zal bijdragen, zal de toekomst
moeten uitmaken.
Het groot aantal uitgekomen gemeentebladen en de dikke
bundel Raadsverslagen leveren het bewijs van de groote
arbeidspraestatie, die van U gevergd is.
In het begin des vorigen jaars werden de paviljoens van
«Voorgeest" plechtig geopend in tegenwoordigheid van Zijne
Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, van den
Commissaris der Koningin in deze provincie en van verschil
lende leden van Gedep. Staten, terwijl in de maand September
het Intern. Congres voor de Geschiedenis der Godsdiensten
binnen onze gemeente plaats had, welk congres, behalve het
wetenschappelijk nut, dat het afwierp, gedurende een week
aan onze stad een feestelijk aanzien gaf.
Er is echter eene zaak, die mij eenigszins reden tot be
zorgdheid geeft, en dat is de zeer kleine toename der bevolking.
Gedurende 1912 is de bevolking slechts met 74 personen
gestegen.
In de laatste jaren zijn vele uitgaven gedaan tot verbetering
van verkeer, verlichting, onderwijs en van economische en
sociale toestanden.
Dit kon, zonder meerdere lasten op te leggen aan de inge
zetenen, ja zelfs zijn dit jaar alle inkomens tot f 7250.
minder belast geworden (de kleine inkomens zelfs zeer veel
minder), terwijl de hoogere inkomens boven f7250.slechts
luttel meer te dragen kregen.
Maar hoe zal het in de toekomst moeten gaan, als het
aantal inwoners stationnair blijft en dus alleen de meerdere
welvaart van dat vaste bedrag inwoners zal moeten dekken
de steeds stijgende behoeften der gemeenschap?
Groote zuinigheid zal betracht moeten worden.
Op kapitaal-uitgaven, die tot meerdere welvaart leiden,
moet echter niet beknibbeld worden. Zulk eene zuinigheid
zou de wijsheid bedriegen, maar ik bedoel hier het vermijden
van onnoodige uitgaven, van uitgaven, die veelal jaarlijks
terugkomen en feitelijk niet bijdragen tot eenige economische
welvaart noch van de gemeente, noch van de gemeentenaren,
noch ook van hen, die soms tot die uitgaven noopten.
Het noodige moet dan uitgegeven worden, flink, niet karig,
maar zonder luxe.
Men bedenke ook wel, dat de winsten der Lichtfabrieken
niet zonder grenzen zijn. Integendeel.
De prijzen van de grondstoffen, kolen en olie bijv. zijn enorm
gestegen en alleen de groote uitbreiding, die deze fabrieken
gekregen hebben, zal in staat zijn tegen die stijging der prij
zen van de grondstoffen eenigszins, wellicht echter niet geheel,
op te wegen.
In 't algemeen is echter 1912 voor onze stad geen ongun
stig, eerder een gunstig jaar geweest en daarom kunnen wij
wederom met frisschen moed de werkzaamheden in het
nieuwe jaar, het jubileumjaar 1913, aanvangen.
Mogen die in eendracht en onder wederzijdsche waardeeiing
plaats hebben, opdat uit ons aller samenwerking, onder Gods