GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 7 IJiCIEKOHESI NTIJKKEW. N°. 18. Leiden. 9 Januari 1913. Rij de Commissie van Financiën bestaat geene bedenking tegen de staten van af- en overschrijving, behoorende bij de voordracht van Burgemeester en Wethouders tot toekenning van een subsidie ad '200.aan de Vereeniging Zuigelingen zorg, over de jaren 1912 en 1913. (Ing. St No. 6). Indien de Raad tot toekenning van deze subsidiën besluit, adviseert zij tot vaststelling van de overgelegde begrootings- regelingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 19. Leiden, 10 Januari 1913. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de navolgende voor dracht aan te bieden voor de benoeming van een onder wijzer-plaatsvervangend hoold aan de openbare lagere school der 4e klasse No. 2 alhier, ter vervulling van de vacature welke zal ontstaan, tengevolge van het met ingang van 1 April a.s. verleend ontslag aan den heer R. Adama. 1°. A. DIRKS, onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 3e klasse No. 5; 2°. J. VAN NOORD, onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 3e klasse No. 7 3°. H. C. VAN LEEUWEN, onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 4e klasse No. 2. Onder mededeeling, dat deze voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de desbe treffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging alsnu tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 20. Leiden, 17 Januari 1913. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven, ter voldoening aan het voorschrift, vervat in artikel 11 van het Koninklijk Besluit van 19 December 1900 (Staats blad No 202), aan Gedeputeerde Staten het volgende verslag uit te brengen aangaande de wijze, waarop het op de gemeente- begrooting voor 1911 voor schoolkindervoeding toegestaan bedrag is besteed. »De op de begrooting voor het dienstjaar 1911 voor school kindervoeding uitgetrokken som van 650,-- werd als sub sidie uitgekeerd aan de vereeniging »Schoolkindervoeding", die zich het verstrekken van voeding aan kinderen, ter bevordering van schoolbezoek, ten doel stelt. Voor het ontvangen van voedsel waren door de hoofden der verschillende scholen opgegeven 490 kinderen, n.l. 100 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 1, aan de Haverstraat; 98 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 2, in de Brandewijnsteeg 11 van de openbare lagere school der 3e klasse No. l,aan het Plantsoen 32 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 2, aan de Van der Werfstraat; 8 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 4, aan de Langebrug; 17 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 5, aan den Maresingel; 24 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 7, aan den Zuidsingel; 3 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 8, aan de Medusastraat; 42 van de school der vereeniging voor Christelijk onder wijs ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Pas- teurstraat; 31 van de school der vereeniging voor Christelijk onder wijs ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Middelstegracht; 30 van de Roomsch-Katholieke Meisjesschool aan de Pelikaanstraat 70 van de Roomsch-Katholieke Jongensschool aan de Haarlemmerstraat; en 24 van de Roomsch-Katholieke school, behoorende tot het gesticht »de Voorzienigheid", aan de Hoogewoerd. Van al deze leerlingen hadden de hoofden der betrokken scholen verklaard, dat zij zonder de hulp van «Schoolkinder voeding" zeer waarschijnlijk de school niet of ongeregeld zouden bezoeken. De voeding, die geregeld vier keer per week plaats had, ving in het vereenigingsjaar Mei 1911Mei 1912 aan op 7 December 1911 en eindigde den '14en Maart '1912. In dien tijd werden 23383 porties voedsel verstrekt, bestaande uit rijstesoep, erwtensoep of melkpap. De verstrekking van voedsel had rechtstreeks aan de kin deren zeiven plaats, buiten de gewone schoollokalen en wel in het gebouw der vereeniging van den H. Vincentius a Paulo, waar enkele lokalen welwillend ter beschikking wer den gesteld. De inkomsten der vereeniging beliepen 2239.41, waarvan werd genoten f 756.50 aan contributies van leden, 801.48 aan bijdragen van vereenigingen, collecten, giften, enz., 650.— aan subsidie van de gemeente en 31.43 aan op brengst van geplaatste busjes. Uitgegeven werd een bedrag van 2673.08, n.l. 1955.59 voor voedsel, 167.83 voor uitgaven van allerlei aard, als: advertentiekosten, bode-, colportage- en contröleloonen, druk werk, aanschaffen van materialen, schoonhouden der lokalen, enz., en 549.66 tot dekking van het tekort over het ver eenigingsjaar 1910/1911. De voorwaarden bedoeld in art. 10 van het Kon. Besluit van 19 November 1900 (Staatsblad No. 202), werden door de vereeniging behoorlijk nageleefd." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 21. Leiden, 17 Januari 1913. Nadat in Uwe Vergadering van 21 Maart 1912 een verzoek van de vereeniging van bezoldigde agenten van politie «Door Eendracht Saamgebracht", om herziening van de jaarwedden van het agentenpersoneel, voor kennisgeving was aangenomen, aangezien de meerderheid Uwer Vergadering met ons College van oordeel was, dat er geen aanleiding bestond om ruim één jaar na de met ingang van 1 Januari 1911 tot stand gekomen aanzienlijke salarisverhooging voor de politieagenten, wederom tot eene verhooging hunner wedde over te gaan, bereikte U op 3 September 1912 andermaal een adres van dezelfde ver eeniging, waarin onder overlegging van een afdruk van het vorige adres met de daarbij behoorende memorie van toelich ting het verzoek om herziening der jaarwedden werd herhaald. Evenals op 21 Maait 1912 gaf ons College U ook toen in overweging het adres voor kennisgeving aan te nemen. In hoofdzaak golden daarvoor bij ons dezelfde overwegingen. Uw Voorzitter wees U toen tevens op de aanzienlijke verbeteringen, zoowel geldelijk als in den dienst, die de agenten in de laatste tijden deelachtig waren geworden. De meerderheid Uwer leden meende evenwel, in tegenstel ling met, het besluit van 21 Maart, het 2e verzoek niet dade lijk voor kennisgeving te moeten aannemen, teneinde eerst het door den Voorzitter omtrent de positieverbetering der agenten gesprokene a tête reposée te kunnen overwegen en de bezwaren, die bij ons College bestonden, om wederom tot eene salarisverhooging over te gaan. in een schriftelijk prae- advies te zien uiteengezet. Het adres werd derhalve in onze handen gesteld, met verzoek daaromtrent schriftelijk advies te willen uitbrengen. Ter voldoening aan dit verzoek, deelen wij U hier nogmaals mede, waarom wij van oordeel zijn, dat thans niet tot ver hooging der salarissen van de politieagenten hier ter stede moet worden overgegaan. Zooals U bekend is, werd met ingang van 1 Januari 1911 niet alleen eene reorganisatie bij het politiecorps ingevoerd, zooals adressante in de toelichting tot haar eerste request doet voorkomen, doch ook wel degelijk eene aanzienlijke traktementsverbetering voor de politieagenten tot stand ge bracht. Men behoeft slechts het medegedeelde in de Ingekomen Stukken ni» 265 en 305 van 1910 en het gesprokene in de raadszitting van 13 October 1910 na te lezen, om zich van de juistheid hiervan te overtuigen. Ook de vereeniging zelf betuigde bij een in de raadsvergadering van 27 October 1910 medegedeeld schrijven haren dank voor de door U genomen gunstige beschikking in zake de salarisregeling van het agentenpersoneel. Ingevolge deze nieuwe salarisregeling, die adressante thans weder veranderd wil zien, niettegenstaande zelfs de eerste driejaarlijksche periodieke verhooging nog niet is behaald, bedraagt de maximum-jaarwedde der hoofdagenten ƒ900, die der agenten le klasse 825 en die der agenten 2e klasse 725, terwijl de aanvangswedde van eiken agent, die vast is aangesteld en voor den dienst geschikt kan worden geacht, is vastgesteld op 625 -f- 15.60 toelage in de pensioens bijdrage, d. i. dus op ƒ640.60.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 10