240
DONDERDAG 12
DECEMBER 1912.
dement ingediend om het tweede lid van art. 13 te doen
luiden:
»De pachter is verplicht ten opzichte van de werklieden,
die in vasten dienst bij hem zijn (vaste werklieden zijn zij,
die langer dan een week in dienst zijn), zoolang zij de uit
deze voorwaarden voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve
van de gemeente verrichten, zich te onderwerpen aan de be
palingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur."
Wordt dit amendement ondersteund? Dan kan ook dit een
punt van beraadslaging uitmaken. Ik leid uit de indiening
van dit amendement af, dat de heeren Sijtsma, Fokker en Boter-
mans hunne motie intrekken.
De heer Sijtsma. Juist, M. d. V.
De Yoozitter. Zoo worden dus thans twee nieuwe redactie's
voor het tweede lid van artikel 13 voorgesteldéén door den heer
Sijtsma en één door Burgemeester en Wethouders. Ik zal
thans het amendement van den beer Sijtsma in stemming
brengen.
Het amendement van den heer Sijtsma, in stemming ge
bracht, wordt met 25 tegen 5 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: Zwiers, P. J. Mulder, Briët,
Carpentier Alting, Corts, Reimeringer, van der Pot, Kruimel,
Sijtsma, Korff, Aalberse, Pera, van Gruting, van der Eist,
Hoogenb'oom, Roem, Fokker, Vergouwen, Timp, Bosch, A. Mul
der, Heeres, de Boer, Botermans en van Tol.
Tegen stemmen de heeren: Driessen, Korevaar, van Hamel,
van dei' Lip en Fischer.
De heer Briët. M. d. V. De bepaling van wat»in vasten
dienst" beteekent, behoort toch ook bij het lid, zoóals ik het
heb voorgesteld. Door het voorstel van den heer Sijtsma is
de bepaling van vasten dienst in het tweede lid ingevlochten,
maar in het voorstel, dat ik heb gedaan komen de woorden:
»in vasten dienst" ook voor. Zou het daarom niet wenschelijk
zijn, de bepaling van wat: »in vasten dienst" wil zeggen aan
het slot van het artikel te plaatsen?
De Voorzitter. De alinea van den heer Sijtsma als ik
het zoo noemen mag gaat vóór uw alinea. Mij dunkt, dat
die definitie dus ook op uw alinea slaat.
De heer Briët. M. d. V. In mijn alinea als ik dat dan
zoo zeggen mag wordt de uitdrukking: »in vasten dienst"
niet gedefinieerd. Het zal daarom misschien wenschelijk zijn,
de definitie daarvan aan het slot van het artikel te zetten.
De Voorzitter. Dan zou ik den heeren willen voorstellen,
aan artikel 13 een geheel nieuwe alinea toe te voegen waarin
de definitie van: «werklieden in vasten dienst" afzonderlijk
voorkomt en de redactie daarvan over te laten aan Burge
meester en Wethouders. Kunnen de heeren zich daarmee
vereenigen? Dan is aldus besloten.
Artikel 13, aldus gewijzigd, wordt vervolgeus zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
De artikelen 14 tot en met lö worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 17, luidende:
De pachter zal van elk der bij hem in dienst zijnde werk
lieden, benoodigd voor de naleving dezer overeenkomst, aan
den Directeur der Gemeentewerken maandelijks opgeven den
naam en de werkzaamheden, waarmee hij belast is.
De heer Fokker. M. d. V. In verband met de bij artikel
13 gevallen beslissing, waardoor de bepalingen van minimum
loon en maximum-arbeidsduur ook op dit contract toepasselijk
zullen zijn, acht ik het gewenscht in artikel 17 de bepaling op
te nemen, dat de pachter verplicht zal zijn, bij den Directeur
van Gemeentewerken maandelijks ook het loon van de werk
lieden op te gevendit, om in meerdere mate controle op de
•uitvoering van artikel 13 mogelijk te maken. Het wordt dan:
»De pachter zal van elk der bij hem in dienst zijnde werklieden,
benoodigd voor de naleving dezer overeenkomst, aan den Direc
teur van Gemeentewerken maandelijks opgeven den naam,
het loon en de werkzaamheden, waarmede hij belast is."
De heer Fischer. M. d. V. Ik zou den heer Fokker even
willen antwoorden, dat in artikel 14 van de bepalingen omtrent
minimum-loon en maximum-arbeidsduur staat:
«De aannemer moet eiken betaaldag aan de Directie eene
door hem onderteekende loonlijst indienen, waarop de namen
vermeld zijn van de werklieden, die in zijn dienst in de
voorafgaande week op het werk aanwezig geweest zijn, en
waarop zoodanige opgaven voorkomen omtrent loon, arbeids
duur, enz. als ter controle van de richtige naleving der be
palingen noodig geacht worden.
Het model dezer loonlijst wordt door de Directie vastge
steld."
Dus, wat de heer Fokker wil, volgt reeds van zelf uit de
bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidstijd.
De heer Fokker. M. d. V. Zou de Wethouder misschien
kunnen aangeven, wie de Directie is van dat art. 14, dat hij
aanhaalt. Dan kan ik mij misschien gewonnen geven.
De heer Fischer. De Directie is natuurlijk de Directeur van
Gemeentewerken.
De heer Fokker. In een contract is niets natuurlijk.
De Voorzitter. Ik geloof niet, dat er bezwaar tegen is, het
artikel te laten zooals het is, na de mededeeling van den heer
Fischer.
De heer Fokker. Ik ben het niet eens en stel voor op te
nemen de woorden»en de verdiende loonen." Waar het echter
zooveel moeite kóst, om ondersteuning te krijgen, zal het
wel een heele hijsch zijn, om het voorstel er door te krijgen.
Ik zal het daarom niet indienen.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 17 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Art. 18 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over art. 19, luidende:
De verpachting geschiedt voor den tijd van 5 achtereen
volgende jaren, ingaande 1 Januari 1914 en eindigende 31
December 1918.
Na verloop van dit tijdvak heeft de pachter het recht, des-
gewenscht, mits negen maanden van te voren daarvan schrif
telijk kennisgevend, gedurende de 5 daarop volgende jaren
wederom de in dit contract genoemde werkzaamheden onder
gelijke voorwaarden te verrichten, zullende echter in dit geval
de in art. 20 genoemde en door de gemeente te betalen pacht
sommen met 5»/o worden verminderd.
De heer Heeres. M. d. V. Het heeft mij gefrappeerd, dat
de pachter wel het recht heeft van verlenging, maar de ver
pachter niet.
De Voorzitter. De pachter wilde het contract niet sluiten
voor 10 jaar. Wij hebben met hem daarover lang onderhan
deld en hebben tenslotte de 5 optiejaren verkregen, gedurende
welke de pachter het voor minder moet doen. Blijkt het, dat
het contract voor den pachter onvoordeelig is, dan zal hij
van die optiejaren geen gebruik makenverkiest hij die optie
jaren wel, dan hebben wij althans iets van den prijs af weten
te krijgen.
De heer Heeres. M. d. V. Is er ook sprake van geweest
tusschen de gemeente en den pachter, dat óók de gemeente
het recht kreeg van verlenging
De Voorzitter. Zooals ik zeide zijn dit de condities, die wij
na lange onderhandeling met den pachter hebben kunnen
verkrijgen.
De heer Heeres. Hebben Burgemeester en Wethouders
aan den pachter voorgesteld, om eventueel ook aan de ge
meente het recht van verlenging toe te kennen?
De heer Korevaar. Ja, aanvankelijk, evenals den vorigen keer
is geschied. De pachter wilde zich echter niet voor 10 jaar
aan dit voorgestelde contract binden. Eerst is door Burge
meester on Wethouders geweigerd daarop in te gaanen later
is onderhands deze clausule gevonden. Men heeft er niet op
in willen gaan, aan beide partijen de keuze te geven van te
continueeren, want ik geloof, dat dat altijd kan bij onderling
overleg. Dat behoeft men niet in een contract te zetten. De
5 vermindering bij continuatie is een compensatie voor het
gemis van het recht tot continuatie aan de zijde van de
gemeente.
De heer Vergouwen. M. d. V. Als wij dit lezen, zien wij
toch, dat het zuiver een contract is voor vijf jaren, met vijf
optie-jaren. Wanneer de gemeente na vijf jaren van dezen
pachter af wil, heeft zij daartoe niet de macht. De pachter
heeft het wel in zijn band, het contract gedurende tien jaar
te laten looperr, maar de gemeente heeft het niet in haar hand,
de overeenkomst na vijf jaar te doen ophouden.
De heer Korevaar. M d. V. Wanneer de gemeente deze
overeenkomst aangaat, dan zitten gemeente en pachter voor
vijf jaar daaraan vast. Maar daarna heeft de pachter het
recht, haar met vijf jaar te continueeren. De gemeente moet
zich daar dan bij neerleggen, daar de gemeente niet dat
recht heeft. Dat is voor den pachter een zeker voordeel. Dat
is door Burgemeester en Wethouders ook als een bezwaar
ingezien. Er is daarin dan ook alleen toegestemd na de uit
drukkelijke verklaring van den pachter, dat dat voor hem
een onmisbare voorwaarde was; hij heeft Burgemeester en
Wethouders dat nader uitgelegd en in bijzonderheden aan-