DONDERDAG 12
DECEMBER 1912.
239
wat in de door den heer Briët genoemde bepalingen gezegd
wordt. In artikel 1638c staat zeer kort, dat de arbeider zijn
aanspraak op het naar tijdsruimte vastgestelde loon behoudt
voor een betrekkelijk korten tijd, wanneer hij ten gevolge
van ziekte of ongeval verhinderd is geweest, zijn arbeid te
verrichten. Van de bepaling van dit artikel mag alleen bij
schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden
afgeweken. De heer Briët wil nu den pachter de mogelijkheid
benemen, om door schriftelijke overeenkomst met zijn werk
lieden, deze afstand te laten doen van het recht, hun bij de
wet toegekend, op loon gedurende betrekkelijk korten tijd,
wanneer zij ziek zijn geweest of een ongeval hebben gehad.
Artikel 1638<2 zegt, dat de arbeider zijn aanspraak op loon
behoudt, wanneer hij bereid is, den arbeid te verrichten, doch
de werkgever daarvan geen gebruik heeft gemaakt ten gevolge
van eigen schuld of ten gevolge van toevallige verhindering.
Wanneer de pachter zou willen zeggen:' »je kunt op het
oogenblik niet werken en je krijgt daarom geen loon", dan
zou hij dat niet mogen doen. Wel zou hij het mogen doen,
wanneer het van te voren schriftelijk was overeengekomen.
Nu wil het amendement juist den pachter verhinderen, een
dergelijke overeenkomst, waarbij hij gebruik maakt van zijn
overwicht op de arbeiders, aan te gaan. Het bezwaar van den
heer Korevaar is mij dan ook niet duidelijk. Het zou in de
praktijk gemakkelijk zijn; wanneer de pachter deze bepaling
zou willen ontduiken, dan zal de werkman zich begeven naar
den Wethouder van Fabricage en zeggen, dat men hem een
bepaling wil laten teekenen, waarbij afgeweken wordt van
art. 1638c en d. Ik zou dus het amendement van den heer
Briët van harte willen steunen.
Nu nog iets rraar aanleiding van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders overeenkomstig de motie, die
door de heeren Sijtsma, Botermans en mij is ingediend.
De verandering, die Burgemeester en Wethouders daarbij in
het pachtcontract hebben gebracht, is dunkt mij niet ge
noeg doorgedacht, want Burgemeester en Wethouders heb
ben verzuimd er aatr te denken, dat in art. 1 van die ver
ordening, vastgesteld door den Raad in 1901, bepaalde
minimumloonen per uur zijn vastgesteld, voor verschil
lende soorten van werklieden en nu zouden bij dit con
tract de werklieden van den pachter in een van die rubrieken
moeten worden ondergebracht, of er mee gelijk worden ge
steld. Er wordt wel voor de losse werklieden een minimum
loon van 17 cent opgegeven, maar dat kan niet de strekking
hebben, om als standaardloon voor de vaste werklieden 17
cent per uur te nemen. Dat staat er trouwens ook niet in.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik wil even duidelijk maken,
welk bezwaar er bestaat tegen opneming van het amendement
van den heer Briët. De heeren Fokker en Briët vinden het
eenvoudig, wanneer den pachter verboden wordt af te wijken
van het bepaalde bij art. 1638c en d. Toen die artikelen in
het Burgerlijk Wetboek zijn gekomen, zijn enkele gemeente
besturen begonnen, die toe te passen, maar de aannemers
hebben er dadelijk tegen geprotesteerd, omdat die bepalingen
zoo riskant en zoo elastisch waren, dat het moeilijk was, een
behoorlijke begrooting te maken en de leden van den Ned.
Aannemersbond, die daarin homogeen waren, hebben gewei
gerd, op sommige plaatsen in te schrijven, waar dat zoo ge
regeld was. Leiden heeft een anderen weg ingeslagen, heeft
getracht in den geest van de wet te handelen door den
werkman zooveel mogelijk te beschermen, maar heeft die zaak
ook in finessen geregeld, en heeft tarieven opgenomen wat
in de verschillende gevallen zal worden betaald en de kosten
voor rekening van de gemeente genomen. Dat is een uit
voerige regeling, die opgenomen is in een van de gemeente
bladen van Leiden, maar die berust op de mogelijkheid van
controle, wanneer een gemeenteopzichter aanwezig is.
De opname van de bepaling van den heer Briët meen ik
te moeten ontraden. Of men moet den weg inslaan, die dooi
de gemeente Leiden de vorige maal is gevolgd bij d be
stekken. 6
De heer Fischer. M. d. V. Ik zou den heer Fokker even
willen antwoorden naar aanleiding van hetgeen deze gezegd
heeft over de kwestie van het overnemen van het amendement
door Burgemeester en Wethouders. De heer Fokker zegt: die
baggerlui staan heelemaal niet onder de bepalingen van mini
mum-loon en maximum-arbeidsduur. Maar dat heeft den heer
Fokker en twee andere heeren niet verhinderd om te zeg
gen: die bepalingen zullen van toepassing zijn op de werk
lieden van den pachter. Het is heel gelukkig, dat de praktijk
de mogelijkheid opent, bedoelde bepalingen op te nemen. Én
dat hebben Burgemeester en Wethouders overdacht, omdat
in de praktijk de baggerlui veelal gelijk staan met hen, die
geen ambacht kennen, b.v. opperlui en sjouwers. En dat volgt
indirect uit de laatste alinea van artikel 13, waar de bezol
diging wordt vastgesteld op 17 cent per uur. Te dien opzichte
behoeven wij ons werkelijk niet ongerust te maken. De praktijk
heeft uitgewezen, hoe het ermee staat.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil naar aanleiding van de
bezwaren, die de heer Fischer gemaakt heeft, toch ook wat
zeggen. Wat aangaat den vasten dienst, wanneer Burgemeester
en Wethouders mij verzekeren, dat iemand, die bij den pach
ter één week of langer in dienst is, beschouwd wordt in
vasten dienst te zijn, dan heb ik er vrede mee. Maar dan
moet dat natuurlijk bepaald zijn.
Nu de kwestie van de werkzaamheden ten behoeve van en
binnen de gemeente. Ik ben misschien niet zoo knap op het
punt van baggerstalen als de geachte Wethouder, maar ik heb
hier een verslag voor mij van de deskundigen bij uitnemend
heid. Daarin wordt iets van baggerstalen verteld En dit lezend
geloof ik niet, dat de bagger direct als ze uit het water ge
haald is, verkocht wordt. Èerst moet zij uitzakken. Er staat
n.l.. dat er jaarlijks wel 20.000 kub. meter bagger in de ge
meente opgehaald kan wordenop den baggerstaal wordt die
eerst tot pootaarde, waardoor er maar 8 a 9000 kub. meter
overblijft ten verkoop. Wat uit de grachten van Leiden ge
baggerd wordt, blijft voorloopig liggen op den baggerstaal om
uit te wateren en wordt dan pas in den handel gebracht.
Daarmede is weerlegd wat de Wethouder van den verkoop
naar buiten zegt.
Vooral ook wil ik er op gelet hebben, dat de arbeid die
verricht wordt bij het vervoer vau Leiden naar den bagger
staal en op den baggerstaal zelf, verricht is ten behoeve van
de gemeente en dat de werkman daarbij indirect in dienst
der gemeente is niet alleen, maar ook valt onder de bepalingen
van minimum-loon en maximum-arbeidsduur. Toen de heer
Fokker begon te spreken over de categorie, waaronder de
baggerlui zouden vallen, dacht ik: »het zijn grondwerkers".
Maar de heer FTseher decreteert in eens, dat het losse werk
lieden zijn. Zij moeten toch in den grond werken. Ik zou de
baggerlieden tellen tot hen, die 19 cent per uur behooren te
verdienen. Ben ik daarin abuis, dan zal ik mij echter neer
leggen bij de andere opvatting.
De heer FTscher. M. d. V. Ik zou den heer Sijtsma even
iets willen vertellen over baggerstalen. Het woord baggerstaal
wordt in dit contract bijna heelemaal niet genoemd. De be
doeling van dezen pachter is om de bagger in het klein te
verkoopen. Er is hier dus sprake van vervoer naar verschil
lende kleine baggerstalen. En dat valt juist buiten onze con
trole. Was het dat de pachter er een grooten baggerstaal op
nahield, waar hij alles naartoe bracht, dan zou het misschien
mogelijk zijn, daarop controle uit te oefenen. Maar dat is niet
het geval. Daarom lijkt ons controle absoluut onmogelijk.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer het niet anders kar»,
dan zouden wij moeten bepalen, dat gezegd wordt, wanneer
de werklieden in dienst van van Ulden de bagger wegbren
gen, welk uur zij in de gemeente en welk uur zij buiten de
gemeente hebben gewerkt, maar dat gaat moeilijk. Ik zou dus
willen voorstellen de woorden»en binnen de gemeente" te
laten vervallen.
De heer Fokker. M. d. V. De heer FVscher heeft er op ge
wezen, dat er groote bezwaren aan verbonden zijn en dat
wij toch het voorstel hebben gedaan.
De heer Fischer zal echter gezien hebben, dat wij die
technische moeilijkheden vreesden, en dat wij een argument
tegen ons amendement hebben willen voorkomen, dat wij
geen menschen van de praktijk zijn. Daarom hebben wij juist
aan Burgemeester en Wethouders gevraagd, die bepaling te
vlechten in het contract. Dat is de beste en meest praktische
weg voor de gemeente. Daarom heb ik gezegd, dat ik met
genoegen gezien heb, dat Burgemeester en Wethouders die
bepaling hebben overgenomen, maar dat uit het feit, dat zij
die zoo maar klakkeloos hebben overgenomen, blijkt, dat zij
niet ver genoeg hebben doorgedacht.
De heer Fischer. M. d. V. Wij hebben gehandeld volkomen
in overeenstemming met den heer Fokker. Die praktische
oplossing, die de heer Fokker wenscht, hebben wij gevonden
door tusschen te voegen de woorden »en binnen de gemeente".*
Dat was onze praktische oplossing.
De Voorzitter. Naar het mij voorkomt is thans dit artikel
van alle kanten toegelicht en zal ik dus nu het amendement
van den heer Briët in stemming brengen.
Het amendement van den heer Briët, in stemming gebracht,
wordt aangenomen met 25 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Driessen, Zwiers, P. J. Mulder. Briët,
Carpentier Alting, Corts, Reimeringer, van der Pot, Kruimel,
Sijtsma, Korff, Aalberse, Pera, van Gruting, van der Eist,
Hoogenboom, Fokker, Vergouwen, Timp, Bosch, A. Mulder,
Heeres, de Boer, Botermans en van Tol.
Tegen stemmen de heeren Korevaar, van Hamel, van der Lip,
Roem en Fischer.
De Voorzitter. De heer Sijtsma heeft thans nog een amen-