248 DONDERDAG 12 DECEMBER 1912. niet, hoe die toestand is, in het bijzonder hoe hij hier ter stede is en of de misstand, als die bestaat, zoo groot is, dat ingrijpen van de Overheid noodzakelijk is. Nu kan men wel zeggen, dat Burgemeester en Wethouders dat hadden kunnen onderzoeken door middel van vragenlijsten, maar ik zal dat verwijt niet maken, omdat Burgemeester en Wethouders dat niet hadden kunnen doen. Blijkt evenwel nu uit de stukken, dat het noodzakelijk is, dat hier moet worden ingegrepen? Er is bitter weinig materiaal voor de beantwoording van deze vraag, althans materiaal, dat mij heeft bevredigd. Alleen request No. XVI van de lijst, van het bestuur van de afdeeling Leiden van de Boekverkoopersbedienden vermeldt, dat het sluitings uur dikwijls gaat tot 10 uur of tot 10.30; terwijl in een ander request No. XII van deze lijst, uitgaande van de handels- en kantoorbedienden, wordt gezegd, dat de arbeidstijd van de winkelmagazijnbedienden «overmatig lang" is. Staat het nu met deze twee zinnetjes vast, dat hier een algemeen heerschende misstand is? Hoever is dat «overmatig?" Welke maat is hier bedoeld? Is dat in alle bedrijven precies hetzelfde? Geldt dat onvoorwaardelijk? Wordt den bedienden niet voor eventueel later werken een bizondere vergoeding gegeven? Is het niet eenigszins aan de vrije keuze overge laten, of men langer blijven wil? Ik zie nog niet in, dat er overwegende omstandigheden zijn, die tot ingrijpen dwingen. Ik hoop, dat het mogelijk is, dat meer deskundigen mij kun nen overtuigen, dat er inderdaad ergerlijke en algemeen of vrij algemeen heerschende misstanden zijn. Dan zal ik geen oogenblik aarzelen, om met de motie mee te gaan. Er komt nog een zaak bij. De heer Aalberse zegthet belang van den middenstand geeft ons aanleiding om de ge- wenschte verordening uit te vaardigen. Daargelaten nu, dat het daarom niet is begonnen, vaststaat dat er onder de win keliers vijf groepen zijn, die zeggen: «Alsjeblieft ten aanzien van mij niet, want wij krijgen daardoor een zeer groot nadeel!" Dat zijn de sigarenhandelaren, de vischhandelaren, de melk handelaren, de fruithandelaren en de bakkers. Men moet toch aannemen, dat ook zij, alvorens hun meening te kennen te geven, behoorlijk hun belang hebben overzien. Wanneer nu vijf categorieën, die toch ook mogen tellen, oordeelen, dat ge dwongen winkelsluiting in strijd met hun belangen zal zijn, dan kunnen wij wel zeggen: «Zij zien hun eigen belang niet in", maar dan /ijst toch ook de vraag: Zien wij hun belan gen dan beter in, dan zijzelf? Die kwestie is mij niet duidelijk geworden. En zoolang zij mij niet duidelijk is, kan ik niet medewerken tot het invoeren van een gedwongen winkel sluiting, hoewel ik er in het algemeen niet voor terug zou deinzen, inbreuk op de individueele vrijheid te maken, wan neer er gegronde aanleiding toe bestond. Nog een woord zou ik willen zeggen naar aanleiding van de opmerking, die gemaakt is over de redactie van de vragen lijst. Die opmerking geldt vraag nr. 2, waarin gevraagd wordt: «Zoo u voorstander is van verplichte winkelsluiting, wenscht u dan het sluitingsuur bepaald te zien op 9 uur des avonds en het openingsuur op 7 uur des morgens?" Maar nu heeft m. i. die opmerking toch voorbij gezien dat verder gevraagd is «of, zoo neen, op welke uren dan wel?" en ook voorbij gezien, dat wij te doen hadden met menschen, die verzocht werden en ruimschoots de gelegenheid kregen, vrij en open te vertellen, wat hun eigen belang was. Hier blijkt duidelijk genoeg uit, dat men vraagt: «Vertel eens, wat wilt ge toch eigenlijk?" Dat had men ruimschoots kun nen vertellen. Waar dat zoo is, laat men daar geen aanmerking maken op de vrageidijst. Laat men constateeren, wat er ge bleken is. Voor mij is daaruit niet voldoende gebleken, om voor de motie te kunnen stemmen. Ziedaar, M. d. V. de con clusie, waartoe ik meen te moeten komen. De heer Fokker. M. d. V. Ik vraag het woord. De Voorzitter Mag ik u even vragen of u nog lang denkt te spreken? De heer Fokker. Nogal, M. d. V.! De Voorzitter. Zou het den leden dan niet welkom zijn, alvorens zij zich gaan verkwikken aan het geestelijk voedsel van den heer Fokker, zich lichamelijk te gaan versterken? Ik had den heeren willen voorstellen, wanneer dit onderwerp hedenmiddag afgeloopen zou zijn, de volgende week te ver gaderen, te beginnen om halftwee en om dan eventueel 's avonds door te gaan. Maar ik geloof, dat wij daarmede nog niet klaar komen. Alle leden, behalve de heer Bots, die wegens onge steldheid verhinderd is, zijn thans aanwezig. Daarom zou ik willen voorstellen, hedenavond te acht uur weer bijeen te komen. Anders vrees ik werkelijk, dat wij voor Nieuwjaar, met al hetgeen op onze agenda nog staat, nog niet klaar zullen komen. De heer Carpentier Alting. M. d. V. Het spijt mij erg, ik heb daar niet op gerekend. Ik heb van avond een andere vergadering, waarbij ik niet kan gemist worden. De Voorzitter. Wij hebben er geen van allen op kunnen rekenen, dat dit onderwerp thans nog niet afgehandeld zou zijn. De heer Carpentier Alting. Dat dient men toch van te voren te voorzien. Mij werd dezer dagen medegedeeld, dat wij de volgende week weer zouden vergaderen. Daarop hebben wij al gerekend. De heer Fokker. Ik wil mij wel zooveel mogelijk bekorten. De Voorzitter. Dan stel ik voor, dat de heer Fokker nog zegt, wat hij te zeggen heeft. De heer Pera. Ik zou gaarne van avond vergaderen en nu eindigen, M. d. V. De Voorzitter. Ik hoopte, dat iedereen van avond wel zou kunnen. Bestaat er bezwaar tegen, dat wij dan de andere punten der agenda bespreken en die dus voor laten gaan Zou het werkelijk niet mogelijk zijn, van avond te vergaderen? Anders neemt deze zaak de volgende week den heelen middag weer in beslag en zoo komen wij nooit verder. De heer van der Lip. M. d. V. Als niemand verhinderd was, zou ik het uitstekend vinden om van avond te vergade ren, maar nu dat wel het geval is, maak ik bezwaar. Wij hebben ook geen van allen op een avondvergadering kunnen rekenen. De Voorzitter. Zou het niet mogelijk zijn, dat de heeren hunne andere zaken hedenavond afzegden, of dat zij bijv. om half tien komen, om aan de einddebatten en aan de stemming deel te nemen Indien ook dit niet gaat en ik bemerk nu, dat nog meer heeren hedenavond verhinderd zijn dan moeten wij, dunkt mij, dit punt aanhouden tot de volgende week, maar dan zullen wij ook beginnen te 1 uur en dan zullen de heeren moeten rekenen op een avondvergadering. Ik zal die dan niet eerder sluiten, dan wanneer alles is afgehandeld, al wordt het twee uur 's nachts. De punten III, IV en V worden eveneens aangehouden tot een volgende vergadering. VI Voorstel tot verhooging van eenige posten der begrooting, dienst 1912, waarvan de raming te laag is gebleken. (Zie Ing. St. No. 289). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. VIL Verzoek van C. van Veen geb. Sip, vroeger weduwe van G. de Yries om toekenning van eene jaarlijksche toelage ten behoeve van hare beide kinderen. (Zie Ing. St. No. 285). De beraadslaging wordt geopend. De heer Roem. M. d. V. Is dat voor ieder kind per jaar ƒ74? De Voorzitter. Neen, dat is voor alle kinderen tezamen. Het is geheel overeenkomstig de artikelen 9 en 10 der Pen sioenverordening. De heer Roem. Zij krijgen dus een uitkeering, tot het jongste kind 18 jaar is Dat is meer dan gevraagd is. De Voorzitter. Zij krijgen geheel hetgeen de moeder vraagt. Zij vraagt een toelage «in en naar den geest" der Pensioen verordening. Ik weet niet, of de juffrouw die Pensioenveror dening wel helder voor oogen stond, maar zij vraagt om behandeld te worden volgens de Pensioenverordening. Daarom wordt voorgesteld de toelage te verleenen, gelijk dit het geval zou geweest zijn, wanneer, toen haar man overleed, de kinderen uitkeering zouden gekregen hebben volgens de Pensioen ver ordening. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming conform het praeadvies besloten. VIII. Voorstel tot verhuring van perceelen weiland nabij de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest, respect, aan P. van der Mey Pzn., H. Filippo Fzn en J. de Groot. (Zie Ing. St. no. 286). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. Punt IX wordt aangehouden tot een volgende vergadering. X. Voorstel tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1912. (Zie Ing. St. No. 290). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. Niemand meer het woord verlangend wordt daarna de ver gadering gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 16