DONDERDAG 12
DECEMBER 1912.
243
zoo duidelijk als glas en ik zie niet in, dat hier eenige leemte
bestaat. Wanneer wij het laten doen door een ander, dan
doen wij het betrekkelijk zelf. Of wij het nu opdragen aan
onze eigen gemeentewerklieden of aan andere, dat maakt toch
geen verschil.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Als het woordje
»zelf" geschrapt wordt, dan is de zaak in orde.
De Voorzitter. Dan willen Burgemeester en Wethouders,
naar aanleiding van deze opmerking van den heer Carpentier
Alting, gaarne het woordje »zelf" in de laatste alinea van het
artikel schrappen.
De beraadslaging wordt gesloten en het aldus gewijzigd
artikel 24 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artt. 25 tot en met 32 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Ten slotte worden de verpachtingsvoorwaarden in haar geheel
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik verzoek aanteekening, dat ik
er tegen ben.
De heer van der Elst. M. d. V. Mag ik, nu deze zaak
afgehandeld is, nog even bet woord? Ik heb mij bij de be
handeling van dit onderwerp afgevraagd, of Burgemeester en
Wethouders niet veel te ver zijn gegaan in de opvatting van
hun taak. Artikel 179 s. van de Gemeentewet geeft aan, dat
tot de taak van Burgemeester en Wethouders behoort: »het
behoorlijk voorbereiden van al hetgeen in den Raad ter over
weging en beslissing moet worden gebracht". Nu wil ik toch
opmerken, dat in deze zaak door den Raad destijds alleen
besloten is, de straatreiniging niet in eigen beheer te nemen.
Maar vervolgens hebben Burgemeester en Wethouders, in
plaats van de zaak voor te bereiden, eenvoudig beslist dat er
geen openbare aanbesteding zou zijn. Toen zij dat beslist
hadden, hebben zij opnieuw besloten dat zij met gegadigden
zouden onderhandelen. Ten slotte hebben zij de keuze ge
vestigd op één. Zij hebben met dien eeoen persoon het ge-
heele ontwerp-voorwaarden vastgesteld en daarna zijn zij met
dit voorstel bij den Raad gekomen. Ik heb er straks al op
gewezen, dat de behandeling van deze zaak voor ons eigenlijk
neerkwam op het aangeven van enkele redactiewijzigingen.
Ik heb gezegd: stel, dat wij een ingrijpende wijziging in
artikel 20 wilden aanbrengen, dan zou de pachter daarover
moeten worden gehoord. De mogelijkheid ware dan niet uit
gesloten, dat deze in onze voorwaarde niet had toegestemd
en de zaak daarmede weer op losse schroeven zou hebben
gestaan. Nu kan de Raad niettemin volle vertrouwen stellen
in het beleid van Burgemeester en Wethouders, maar ik zou
erbij willen voegen, dat wanneer Burgemeester en Wethou
ders er prijs op stellen, dat vertrouwen te behouden, zij niet
moeten vergeten, dat de Raad de volle verantwoording draagt
van de gevolgen van het sluiten van een dergelijk contract
en dat die verantwoordelijkheid alléén op den Raad rust en
op niemand anders!
De Voorzitter. Ik wil alleen opmerken, dat niet door
Burgemeester en Wethouders, maar door den Raad destijds
reeds tot verpachting besloten is.
De heer Sijtsma. Maar niet onderhands!
De heer Fokker. M. d. V. Mag ik misschien hetgeen de
heer van der Eist gezegd heeft nog even onderstreepen en
verduidelijken? De Raad heeft tot de verpachting besloten,
maar de Raad heeft niet beslist over de kwestie, of die ver
pachting onderhands dan wel publiek zou geschieden. Bur
gemeester en Wethouders hebben den Raad nu eenvoudig
voor een fait accompli gesteld. Er kon volgens de raadsmeer-
derheid geen publieke aanbesteding meer worden uitgeschreven,
omdat Burgemeester en Wethouders al te ver waren gegaan
met den pachter, waarmee dit contract gesloten zal worden.
Daardoor is den Raad de gelegenheid ontnomen om na te
gaan, of er bizondere redenen aanwezig waren om af te wijken
van den regel, dat voor leveringen ten behoeve van de ge
meente een openbare aanbesteding wordt gehouden. Die ge
legenheid hebben Burgemeester en Wethouders den Raad
ontnomen; dat is het feit, waartegen de heer van der Eist
heeft geprotesteerd.
De Voorzitter. Dat heb ik er niet uit begrepen!
De heer Fokker. Dat was toch de bedoeling.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zou zeggen: laten wij
niet meer terugtreden in de besprekingen, die wij verleden
week gehad hebben. De Raad heeft toen bij meerderheid van
stemmen een beslissing genomen, en daarbij hebben wij ons
neer te leggen. Ik heb toen den slag verloren, maar fiat! Ik
heb er mijn best voor gedaan.
Ik wil nog even een andere vraag doen, die met dit onder
werp als zoodanig niets te maken heeft.
De Voorzitter. Mag ik den heeren dan verzoeken, zeer kort
te zijn. Punt I van de agenda is nu aangenomen en wij zou
den dus volgens den gewonen gang van zaken thans moeten
overgaan tot punt II. Maar nu verlangt men nog eerst een
soort intermezzo te houden. Ik wil dit met genoegen toestaan,
maar laten de heeren dan heel kort zijn!
De heer Vergouwen. M. d. V. Een kleine opmerking. Men
hoort nog al eens zeggen, als er geen stemming plaats gehad
heeft, dat men aanteekening verzoekt, dat men er tegen is
geweest; maar ik meen, dat artikel 16 van het Reglement van
Orde zegt, dat geen protesten tegen genomen besluiten kunnen
worden opgenomen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat dat iets anders is, dan dat
men aanteekening verzoekt, dat men tegen een besluit is.
De heer Aalberse. M. d. V. Een enkele opmerking nog
naar aanleiding van hetgeen de heer Fokker gezegd heeft,
waarbij hij zich op mij heeft beroepen en den schijn heeft ge
wekt, alsof hij het met mij eens is, dat de Raad staat voor een fait
accompli, wanneer eenmaal de keus is gedaan voor een on-
derhandsche aanbesteding en Burgemeester en Wethouders met
een voorstel daartoe zijn gekomen. Naar mijn meening kon de
Raad daarop niet terugkomen, doch kan hoogstens het beleid van
Burgemeester en Wethouders afkeuren. Ik heb dat echter op
gemerkt naar aanleiding van hetgeen hier gesproken is. Wan
neer er evenwel een motie was gekomen, om het beleid van
Burgemeester en Wethouders af te keuren, dan zou ik met
volle kracht die motie hebben bestreden, ja zelfs hulde hebben
gebracht voor de degelijke wijze, waarop Burgemeester en
Wethouders deze zaak met het oog op de belangen van de
gemeente hebben voorbereid en behartigd. Als men zich dus
beroept op een uiting van mij in de vorige vergadering, dan
mag men daaruit niet besluiten, dat ik het beleid van Burge
meester en Wethouders heb afgekeurd. Het tegendeel is het
geval.
De beraadslaging wordt gesloten.
II. Praeadvies op de verzoeken van de afd. Leiden van den
Nederl. Bond van Confectiebedienden e. a., om het sluitings
uur van winkels en magazijnen bij verordening te regelen.
(Zie Ing. St. No. 226).
De Voorzitter. Het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders luidt, om afwijzend op deze verzoeken te beschikken.
Er is naar aanleiding hiervan door de heeren Fokker, Sijtsma,
van der Eist, Botermans" en van der Pot een motie ingediend,
die hierbij tevens in behandeling kan komen; toch is die
motie eigenlijk overbodig, want het spreekt immers van zelf,
dat, als het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
wordt verworpen, dan gehandeld zal worden, gelijk in die
motie wordt verlangd. Immers het spreekt van zelf, dat dan
de Commissie voor de Strafverordeningen zal worden uitge-
noodigd, een verordening op de winkelsluiting samen te stellen.
Hoe dit zij, ik open thans de beraadslaging.
De beer Sijtsma. M. d. V. Ik had eigenlijk willen voor
stellen, dat wij onze stem maar niet zouden motiveeren, doch
dadelijk stemmen, maar ik vrees, verschillende leden over
dit denkbeeld gepolst, dat zoo'n voorstel geen meerderheid
zal krijgen en daarom wil ik zelf alvast ook wat zeggen.
Deze zaak is in 1907 ook aan de orde geweest en als men
den tijd van toen vergelijkt met dién van nu, dan ziet men.
dat wij vooruitgegaan zijn. Toen was het een open vraag, of
de gemeente wel de bevoegdheid had, om een zoodanige ver
ordening te maken, maar nu is het dit niet meer. Wij had
den toen alleen voorbeelden uit het buitenland, maar thans
hebben wij voor beelden uit ons eigen land, zooals o.a. Amster
dam, Arnhem en Wormerveer. Er zijn nu al 329 winkeliers
in Leiden, die vrijwillig sluiten en er zijn er nog meer, die
vrijwillig zouden willen sluiten, als de gelegenheid er maar
voor was en concurrentie van andere winkeliers het hun
mogelijk maakte. Alleen Burgemeester en Wethouders zijn
op hetzelfde standpunt blijven staan. Er is wel een andere
Wethouder gekomen en misschien, dat die op een ander
standpunt staat, immers het praeadvies is gemaakt, toen de
heer Fischer nog geen Wethouder was. Dat zullen we dan
straks vernemen. Nu hebben Burgemeester en Wethouders
een onderzoek ingesteld, maar dat onderzoek was misschien
beter toevertrouwd geweest aan een Raadscommissie van zoo
mogelijk voor- en tegenstanders. Dan ware men misschien
met dezelfde resultaten tot een andere conclusie gekomen.
Want het lijkt mij vreemd toe, dat Burgemeester en Wet
houders, die vooral hebben getracht, de openbare meening
hieromtrent te vernemën, tot dit praeadvies zijn gekomen.
Eerst hebben wij een massa adressen ontvangen, waarin
zich ook de publieke opinie weerspiegelt. Wanneer wij deze