242 DONDERDAG 12 DECEMBER 1912. ters, die wij vóór Gebr. Blok hadden, moeten nog al aardig wat boete gehad hebbenik heb wel eens hooren zeggen van f1800:—. Öf dat waar is, weet ik niet. Maar wel is bekend, dat zij, niettegenstaande de hooge boeten, die zij betaald hebben, toch gaarne de pacht weer gehad hadden. Waar iiu een boetebepaling dient om kwaad te voorkomen, bij na leving van de bepalingen doet zij geen rnensch kwaad is het wenschelijk, de boete wat hooger te stellen. Er is dan tevens nog grooter waarborg voor strikte naleving van het, contract. De Voorzitter. In de vorige verpachtingsvoorwaarden werd dezelfde boete bedreigd en wij hebben geert aanleiding kun nen vinden, om het bedrag daarvan te verhoogen. Als u deze opmerking tijdig hadt ingediend, dan hadden wij ook deze weer kunnen bespreken met den pachter, maar nu zijn wij werkelijk niet voorbereid en dus niet in staat de al- of niet-wenschelijkheid van verhooging van het boetebedrag zoo in eens te beoordeelen. Bij iedere overtreding kan dezelfde boete volgen en waar dit jaren lang zoo gewerkt heeft en tot geen klachten aan leiding heeft gegeven, hebben wij gemeend deze bepaling zoo weer over te moeten nemen. De heer Fokker. M. d. V. Om te kunnen beoordeelen, of het denkbeeld van den heer Vergouwen juist is, zou ik willen vragen, of het juist is, wat mij is meegedeeld, dat de thans gegadigde dezelfde is, die 10 jaar geleden 1800.boete heeft gehad. Als dat zoo is, dan is dat een reden, om die boete thans hooger te stellen, omdat die 1800.dan niet schij- ^nen geholpen te hebben. Daarom zou ik willen meegaan met het voorstel van den heer Vergouwen. Ik zou nog een andere vraag willen stellen: Kunnen de arbiters, wanneer een boete is vastgesteld, bijv. op 25.—, zeggen dat f 10.voldoende was geweest? Ik meen, dat wij de arbiters daar buiten moeten houden en het vaststellen van het bedrag der boeten geheel moeten overlaten aan Burge meester en Wethouders. Ten slotte zou ik nog willen vragen, of het niet gewenscht zou zijn, aan het slot van art. 24 de woorden toe te voegen; »óf door anderen te doen uitvoeren," opdat de pachter later niet kan zeggen, dat wij er wel gemeentewerklieden naar toe mogen sturen, maar het niet door anderen mogen laten doen. De Voorzitter. Ik begrijp niet, hoe de heer Fokker zonder eenige nadere motiveering hier opeens kan zeggen, dat een boete van 1800.— niets geholpen schijnt te hebben! Hoe weet hij dat allemaal? Ik heb daar nooit iets van gehoord. De heer Fokker. Kunnen Burgemeester en Wethouders dat antwoord niet geven De Voorzitter. Ik heb daar nooit van gehoord! Misschien kan de heer Korevaar u inlichten. De heer Korevaar. M. d. V. Ik weet er alleen dit van Gedurende een paar jaar, dat het contract met van Ulden liep, was ik al Wethouder. Ik kan mij echter niet herinneren ooit van een boete van 1800 te hebben gehoord. Ik zou echter willen vragen, hoe de heer Fokker er aan komt, dat van Ulden ooit f 1800 boete zou hebben gehad. Laat de heer Fokker dit nu eens zeggen. Ik geloof er vóór dien tijd niets van. De heer Fokker. Ik heb het van den heer Vergouwen ge hoord- De Voorzitter. Mag ik u er dan even op attent maken, dat dit toch werkelijk geen wijze van debatteeren is in een vergadering van den Raad! Men mag toch tenminste verlan gen, dat de heer Fokker hetgeen hij hier aanvoert, ook kan bewijzen. De heer Fokker. Ik heb het van den heer Vergouwen ver nomen. De Voorzitter. En toch richt u deze vraag pertinent tot Burgemeester en "Wethouders! Wat de heer Vergouwen zegt, kan de heer Vergouwen het best zelf verantwoorden. De heer Vergouwen kan toch, geloof ik, wel zelf zijn woord doen. De heer Fokker. M. d. V. Mag ik misschien nog dit ant woorden? De heer Korevaar zegt: »Hoe komt de heer Fokker aan dat praatje?" Welnu ik heb het buiten den Raad van een derde gehoord en ik heb het van den heer Vergouwen in den Raad vernomen. Ik heb ook niet gevraagd, of de firma van Ulden één keer ƒ1800.gehad heeft, maar of zij tijdens den ganschen duur van het contract totaal die som aan boete heeft gehad. De vraag is zeer duidelijk. De Voorzitter, flet antwoord is ook zeer duidelijk»dat ik er niets van weet en dat de heer Korevaar er zich niets van herinnert." De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou wel iets willen zeg gen over het bedrag van de boete. Er kan, dunkt mij, weinig bezwaar tegen bestaan, het maximum wat te verhoogen. Hoe meer vrijheid van handelen Burgemeester en Wethouders hebben, hoe beter het natuurlijk is. Ik voor mij zou er daarom geen bezwaar tegen maken om, als daartoe uit den Raad een voorstel gedaan wordt, dat bedrag op ƒ50.te bepalen; voor mijn part mag het ƒ1000.— worden. Het zijn ten slotte Bur gemeester en Wethouders, die in elk concreet geval de grootte der boete bepalen en men mag verwachten, dat Burgemeester en Wethouders dat zullen doen na een nauwkeurig onder zoek. Wij hebben het bedrag van f25.genomen, omdat het ook in de vorige contracten heeft gestaan en het in de praktijk nooit is gebleken, dat het te laag was. Bovendien dient er op gelet dat elke overtreding strafbaar is met een boete van ƒ25.Dus wanneer de pachter met het doen van verkeerde handelingen doorgaat, dan overtreedt hij telken male het contract, als hij zoo'n handeling pleegt en kan hij dus idem zooveel boeten van f 25.beloopen. Wat betreft de vraag van den heer Fokker, of het bedrag van de boete ook een onderwerp kan zijn van arbitrage merk ik op, dat ik meen dat dit het geval niet is. In artikel 30 staat, dat alle geschillen, die naar aanleiding van deze over eenkomst ontstaan, door arbiters beslecht zullen worden; maai de feitelijke appreciatie van eerr verzuim van den pachter, waardoor toch het bedrag der boete bepaald wordt, is dunkt mij geheel aan het oordeel van het college van Burgemeester- en Wethouders overgelaten. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik wil nog even naar aan leiding van wat de heer Fokker opgemerkt heeft herhalen, wat ik zoo straks gezegd heb omtrent die f 1800, hetgeen door den heer Fokker blijkbaar verkeerd begrepen is. Ik heb mij wat voorzichtiger uitgedrukt, dan de heer Fokker. Ik heb n m. gezegd: als dat cijfer juist is! Wantik kan het niet controleeren; ik bad het gehoord en heb mij daarom zoo ge reserveerd mogelijk uitgedrukt. Het is door mij ook verteld als een heel bijkomstige zaak, die met dit contract feitelijk niets te maken heeft. Ik ben begonnen met een sterk spre kend voorbeeld betreffende de ontduiking van de Leerplicht wet aan te halenhet andere voorbeeld heb ik daar, als bijkomstig, bij genoemd. Alleen heb ik gezegd, dat wanneer- het cijfer juist is, die hooge boete niet veel heeft uitgewerkt, hetgeen dan hieruit blijkt, dat Gebr. vari Ulden opnieuw hun best hebben gedaan om pachter te worden. Maar dat doet hier nu niet aan toe. Het is voor Burgemeester en Wet houders beter, dat de boete maximaal op 50 wordt bepaald, omdat zij dan meer speling hebben. En het is niet bezwarend voor den pachter, die toch het contract moet onderteekenen met de gedachte, het nooit te zullen ontduiken. Burgemeester en Wethouders krijgen er een klein tikje meer dwingende macht door. De Voorzitter. Bij mij is nu ingekomen een amendement van den heer Vergouwen, hetwelk luidt: «ündergeteekende stelt voor, het bedrag van vijf en twintig gulden, in art. 24 genoemd, te brengen op vijftig gulden." Ik kan u meedeelen, dat Burgemeester en Wethouders bereid zijn, dit amendement over te- nemen. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag, in hoeverre het gewenscht zou zijn, aan het slot van artikel 24 de mogelijkheid open te laten, het door anderen ook te doen uitvoeren. De heer van der Lip. M. d. V. Het is waar ik heb vergeten te antwoorden op een andere opmerking van den heer Fokker, dat komt zeker omdat het een opmerking was, die weinig indruk op mij gemaakt heeft; het is niets anders dan spijkers op laag water zoeken. Er staat duidelijk, dat indien de pachter iets nalaat, wat hij had moeten doen, dit dan van onzentwege gedaan zal worden. Het »doen wegnemen enz beteekent, dit spreekt van zelf, dat Burgemeester en Wet houders kunnen zorgen, dat het uitgevoerd wordt. Zoo staat ook in artikel 180 van de Gemeentewet, dat onder de uit voering van de verordeningen behoort de bevoegdheid tot het doen wegnemen, beletten of verrichten van hetgeen in strijd met die verordeningen wordt daargesteld enz. De heer Fokker. M. d. V. Uit het antwoord van don heer van der Lip blijkt wel, dat hij weinig aandacht heeft ge schonken aan mijn opmerking. Ik heb het gehad over het uitvoeren, maar niet over het wegnemen. Burgemeester en Wethouders kunnen wel doen wegnemen en ook uitvoeren, maar zij kunnen niet doen uitvoeren. Als Burgemeester en Wethouders het bijv. aan een aannemer zouden willen op dragen, dan kan de pachter zeggen, dat dat niet mag, want dat volgens het contract de pachter het moet doen uitvoeren of de gemeente. De heer van der Lip. M. d. V. De bepaling is dunkt mij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 10