DONDERDAG 11 JANUARI 1912. 11 gerschool te bouwen. Later kunnen wij verder zien. Ten aan zien van andere voorstellen zou men dati ook wel dadelijk kunnen gaan vragen, wat er vervolgens gebeuren zal. Ik vind, dat het voorloopig duidelijk genoeg is: wij beginnen met den bouw van de Hoogere Burgerschool aan den eenen kant, en aan den overkant komt alvast het Invalidenhuis later zullen wij trachten het terrein in exploitatie te brengen. Men verlangt toch werkelijk al te veel, wanneer men wil, dat wij profeten zijn. De heer Hoogenboom. Het is mijne bedoeling niet bepaald op spoed aan te dringen. Ik verwacht ook nu direct geen voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar ik wil alleen vragenwordt de zaak door Burgemeester en Wethouders voldoende onder de oogen gezien? Het was slechts eene op merking, die de bedoeling had uit te lokken het antwoord, of wij binnenkort van Burgemeester en Wethouders voor stellen ter zake mogen ontvangen. De heer Roem. M. d. V. Ik wil ondersteunen hetgeen door den heer Hoogenboom is gezegd. Ik vind uw antwoord niet afdoende, om te zeggenlaten wij eerst een begin maken met het bouwen van de Hoogere Burgerschool. Zien wij naar het terrein aan den Witten Singel. Hoeveel jaren is het niet te koop geweest. Toen is het verkaveld en publiek verkocht, en men is gaan bouwen. Het zou volstrekt niets bijzonders zijn, wanneer Burgemeester en Wethouders een verkavelingsplan maakten en overgingen tot den verkoop van den grond. Als wij een Hoogere Burgerschool bouwen, moeten wij geld hebben. Het is volstrekt niet vreemd om te trachten het te vinden in den verkoop van grond. Hoewel ik er altijd voor ben om grond in voorraad te hebben, zie ik niet in, dat dit terrein gebruikt zal worden voor het bouwen van eene school of van openbare gebouwen. Hoe eerder wij ons op eene goede manier van dien grond afmaken, hoe voordeeliger. Wij moeten niet wachten tot de terreinen, buiten de Rijnsburgerpoort liggende, bebouwd zijn, want dan visschen wij achter het net. Als wij dien grond niet exploiteeren, bestaat er te meer aanleiding, om buiten de kom der gemeente huizen te bouwen. De heer Fokker. De Raad moet den heer Hoogenboom dankbaar zijn, dat hij deze zaak ter sprake heeft gebracht. Uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders heb ik begrepen, dat het voldoende is om te beginnen met het bouwen van een Hoogere Burgerschool. Daarmee ben ik het niet eens. Het is heden niet het oogenblik te beslissen over het bebouwen van dat stadsgedeelte. Maar desniettegenstaande doen Burge meester en Wethouders goed, de vraag van den heer Hoogen boom in hun College te overwegen. Ik hoop dat hij zijne vraag binnen niet al te langen tijd zal herhalen, en dan hoop ik dat hij een meer bevredigend antwoord zal ontvangen. Blijven Burgemeester en Wethouders op hun standpunt staan, dan zal de Raad moeten uitspreken, of hij het gevoelen van Burgemeester en Wethouders deelt. De Voorzitter De heer Hoogenboom heeft heel terecht opgemerkt, dat er een begin zal worden gemaakt met den bouw van eene nieuwe Hoogere Burgerschool; welnu, laten wij daaraan dan ook eerst rustig doorwerken; op de vraag, wat er vervolgens zal geschieden, is op het oogenblik toch nog geen voldoend antwoord te geven. De heer Korevaar. M. d. V. Ik geloof dat het niet ge- wenscht is om dadelijk al den grond te gelijk aan de markt te brengenik meen dat het veel beter is de zaak kalm te behandelen en de gronden geleidelijk al naar behoefte van de hand te doen. Wanneer men bij geforceerde exploitatie niet eerst begint met de straten aan te leggen, dan mislukt de zaak toch, dat hebben wij gezien bij de exploitatie van de buitenplaats Groenhoven aan den Witten Singeldaar heeft men den grond verkocht met straten op papier, de eigenaar wilde geen geld uitgeven, maar wel ontvangen; de gevolgen zijn niet uitgebleven, want de achterliggende eigenaren had den niets aan hun grond, alvorens de aan den voorkant lig gende eigenaren begonnen waren met bouwen en straataan- leg. Het gevolg is geweest, dat een lage prijs is gemaakt voor den grond en de buitenplaats is 10 a 12 jaar een woes tenij geweest. Dus bij geforceerde exploitatie eerst straten aanleggen, wat veel geld kost, en het komt ons zoo voor, dat zulks niet wenschelijk is. Wij kunnen de koopers wel tegemoet komen, maar laat nu eerst het particulier initiatief zich eens doen gelden. Laten wij nu eerst beginnen met den bouw van het Inva- liedenhuis en daarna van de Hoogere Burgerschool, dan komen er wellicht van zelf aanvragers en kunnen wij verder zien. Ik blijf bij mijn meening, dat er absoluut geen haast bij deze zaak is. De Voorzitter. Ik zou naar aanleiding hiervan toch wel even de opmerking willen maken, dat, wanneer men bij de omvraag eene quaestie ter sprake brengt, het toch niet aan gaat, allerlei nieuwe quaestiën daarbij aan te roeren, welke er slechts incidenteel bij te pas kunnen worden gebracht. De heer Hoogenboom verzocht Burgemeester en Wethouders alleen te willen overwegen, hetgeen hij had gezegd. De heer Roem. Bij het voorbeeld, door mij genoemd, van den Witten Singel, staat de zaak iets anders. Daar had men geen straat, maar op het Raamland zijn straten geprojecteerd er is een uitbreidingsplan, dat moet worden gevolgd. Ik zal er nu niet verder over spreken, maar ik wensch toch den wenk van den heer Hoogenboom te ondersteunenik wijs er nog maals op, dat men niet moet wachten tot alles buiten de Rijnsburgerpoort is volgebouwd. Thans wensch ik nog even een ander punt te bespreken. Ik zou n.l. aan Burgemeester en Wethouders willen vragen, of zij mij in de gelegenheid willen stellen het plan voor den bouw van een nieuw Invalidenhuis te zien en daarover mijne meening te zeggen. Dat plan moet toch door Burgemeester en Wethouders worden goedgekeurd. De Voorzitter. Ik meen den heer Roem te moeten ant woorden, dat het niet op onzen weg ligtaan dit verzoek te voldoen. Wanneer wij de teekeningen van het nieuwe gebouw ter goedkeuring krijgen van het hoofdbestuur, dan kunnen wij over die teekeningen niet zoo maar beschikken ten gerieve van anderen. Ik zou echter niet wetenwaarom de bouw meester er bezwaar tegen zou maken u het plan te laten zien, wanneer u hem dit zeil verzoekt. De heer Roem. Het is niet mijn bedoeling om inzage te vragen aan de hoofddirectie of aan de Commissie voor het Invalidenhuis. Als u meent, dat Burgemeester en Wethou ders mij geen verlof kunnen geven om de plannen in te zien en daarover mijne meening te zeggen, dan is daarmede de zaak afgeloopen. Daar niemand verder het woord verlangt, doet de Voorzitter de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering heropend en ten aanzien van punt XII der agenda zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. Hierop sluit de Voorzitter de openbare vergadering. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 15