226 DONDERDAG 5 DECEMBER 1912. zag, geeft de Provincie slechts toestemming tot het uitbag geren van een bepaald aangegeven terrein. Het terrein, dat ik nog uitgebaggerd zou willen hebben, is daar echter niet in begrepen, althans zoo begrijp ik het uit de stukken. Daar wij nu met de Provincie een regeling treffen, geloof ik, dat wij later niet meer tot eën eenigszins gewijzigde uitbaggering zullen kunnen geraken. Ik ben daarom niet bevredigd door het antwoord van den Wethouder, omdat ik meen, dat dit punt vóóraf onder oogen moet worden gezien. Van het leg gen van den door den Wethouder bedoelden duiker verwacht ik niet veel, want het Roomburger Watertje staat op het zelfde peil als het zwembassin, zoodat er van niveauverschil geen sprake is. Wat nu de toezegging van den Wethouder betreft, om met de Provincie een regeling te treffen tegen de verontreiniging door motorbooten, ik betwijfel, M. d. V., of de Provincie in het nieuwe kanaal de scheepvaart eenigszins aan banden zal willen leggen, zoodat daarmee deze zaak niet opgelost is. Dit laatste punt is dan ook vermoedelijk niet op te lossen. Ik heb dit bezwaar dan ook slechts alleen genoemd, omdat de verwachting, die wij van de zweminrichting hebben, wel eens teleurgesteld zal kunnen worden, zonder zelf een oplos sing aan de hand te willen doen. De heer Fischer. M. d. V. Er is hier geen kwestie van het vergunnen tot het doen van baggerwerk. Al dat werk doet de Provincie zelf. Het is op het oogenblik slechts zaak, dat het contract gesloten wordt, opdat de bestekken door haar geregeld kunnen worden. Het is zeer goed mogelijk, om tegelijk met ons antwoord nog te wijzen op deze kleinigheden, die nog in het contract op te nemen zijn, nl. om de door strooming te bevorderen en het maken van meer uitbaggering dan door de Provincie wordt uitgevoerd. De Voorzitter. Staat de vergadering toe, dat de heer Hoo- genboom voor de derde maal het woord voert? Zoo ja, dan is het woord aan den heer Hoogenboom. De heer Hoogenboom. M. d. V. Waar de Provincie het werk zal uitvoeren en daar ik weet, dat door de Provincie reeds groote hoeveelheden grond naar elders moeten worden weg gevoerd, die dus niet op de losplaatsen worden geborgen, betwijfel ik, of de provincie voor eigen kosten de verdere uit baggering zou willen doen. De heer Roem. M. d. V. Ik meen, dat de heer Hoogenboom nog geen definitief antwoord heeft gekregen, want als de bezwaren zoo zijn, dat er nog eene belangrijke hoeveelheid grond moet worden uitgebaggerd, en de Provincie zit nu al met den grond en weet niet, waar ze heen moet, dan zijn er meerdere kosten aan verbonden. Het is misschien beter, om het bedrag, dat noodig zal zijn voor de uitdieping, bij de aanvrage te voegen. Ik zou daarom in overweging willen geven, wanneer op het oogenblik geen definitief antwoord kan worden gegeven, de zaak nog een week aan te houden. Wij zitten midden in den winter en kunnen dus nog wel even wachten. De heer Fischer. M. d. Y. Dat definitieve antwoord is zeer zeker op het oogenblik nog niet te geven, maar er is zeker niets tegen, wanneer het noodig mocht blijken, nader een overeenkomst met de Provincie te sluiten. De hoofdzaak is, dat de Provincie weet, dat zij het werk zoo in het bestek kan opnemen. Men kan wel zeggen, de zaak een week aan te houden, maar voordat het antwoord van de Provincie komt, gaan er zeker een paar maanden over heen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou nog gaarne willen weten, of het tweede bezwaar van den heer Hoogenboom, dat het water verontreinigd zou Worden door de afvoergassen van de motorbooten, overwegend is. Wij hebben vroeger in het Galge water ook een zweminrichting gehad, maar niemand ging er heen, omdat het water niet goed was. Als dat hier ook ge beurde, dan zou het treurig zijn. Ik heb daaraan niet kunnen denken. Maar de Wethouder zal ook dit wel hebben over wogen. Laat hij zijn meening nu zeggen. De heer Fischer. M. d. V. Die vergelijking met het Galge water gaat niet op. Dat die voorbijvarende motorbooten geen invloed zouden hebben, kan ik niet zeggen. Zij stinken nu eenmaal, maar of dat een overwegend bezwaar zou zijn, dat geloof ik niet. De heer Hoogenboom heeft ook zelf erkend, dat het niet mogelijk zal zijn een oplossing te vinden, maar dat is een zaak van later zorg. Men behoeft niet te vreezen, dat een dergelijke inrichting daardoor onbruikbaar zou worden. De heer Zwiers. M.d. V. En ik mag daaraan wel toevoegen die vrees bestaat ook niet bij een van de bestuursleden van de Leidsche Zwemclub, die ik er over geraadpleegd heb. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik zou gaarne nog iets willen zeggen. De Voorzitter. Het is nu al de vierde maal, dat u hier over het woord vraagt. U maakt er een soort van duel van. De heer Hoogenboom. M. d. V. De zwemschool in den Rijn bij Alfen heeft er wel hinder van ondervonden en is daardoor onbruikbaar geworden. Ze is daarna bruikbaar gemaakt, dooi de zwemschool rondom af te heien en af te sluiten van het Rijnwater, eri haar een loozing naar den aangrenzenden polder te geven. De heer Roem. M. d. V. De heer Zwiers kan gemakkelijk spreken als bestuurder van de Zwemclub, maar wij zitten hier als leden van den Raad. Er is reeds zooveel jaren ik meen wel vier of vijf jaar over deze zaak gesproken, dat ik het bedenkelijk zou vinden, als wij thans over een nacht ijs zouden gaan. Niet het bestuur van de Zwemclub, maar de leden van den Raad hebben de verantwoordelijkheid. Het zou toch te gek zijn, als wij weer een zweminrichting zouden krijgen, die niet aan alle eischen voldoet. De Voorzitter. Wanneer aan de bezwaren, die thans wor den opgenoemd, door den Raad beteekenis moest, worden ge- gehecht, dan zou er hier nooit een zw&mschool komen. Wanneer men in openbaar water zwemmen wil, zal men daarbij altijd kans op verontreiniging hebben. Maar vraagt men»hindert dat nu zoo; is dat een bezwaar van beteekenis?" dan antwoord ik: «natuurlijk niet zoo erg." Immers zelfs in Duitschland in den Rijn heeft men dezelfde bezwaren; ook daar is de ver ontreiniging door de stoomschepen vaak zeer groot. Aan ieder nieuw plan zullen ook wTel steeds eenige bezwa ren verbonden zijn, en er zijn altijd menschen, die sterk zijn in het negatieve, die altijd met bezwaren komen Het zou natuurlijk beter geweest zijn, als er langs de zwemschool geen motorbooten kwamen, maar ik kan den heeren zeggen, dat de inrichting in een inham, en dus altijd eenigszins be schut, komt te liggen. Het is dan ook een heel ander geval als in den Rijn te Alfen. De zaak is van alle kanten bekeken, alle mogelijke plannen zijn met elkaar vergeleken en ten slotte heeft nu de provin ciale Hoofdingenieur gezegd: »dit terrein kunt u krijgen, hier kunt u uw plan uitvoeren en tot zoover kunt u gaan." Het plan is ook door de Gezondsheidscommissie bekeken en men weet, hoe nauwlettend deze Commissie tegenwoordig isdie zou dan toch wel met eenige bezwaren gekomen zijn, als die van beteekenis waren. De heer Zwiers zegt, dat het Bestuur van de Zwemclub ook zijn goedkeuring aan het plan gehecht heeft. De heer Zwiers. Die zijn in de wolken De Voorzitter. Allen zijn dus tevredenniemand acht de hier genoemde bezwaren van groote beteekenis. Men kan nu nog wel weer vragenzouden wij er dit of dat niet bij kunnen krij gen, maar daar komen wij waarlijk niet verder mee! Burge meester en Wethouders hebben met belangstelling de ideeën van den heer Hoogenboom gehoord en daar nota van geno men; maar toch zullen wij moeten beginnen met dit besluit te nemen, omdat anders de Provincie zeer waarschijnlijk zou zeggen: »nu doen wij het niet meer." Men moet daar weten, of dit plan in de bestekken zal worden opgenomen, ja of neen. Dat wij iets zullen krijgen, dat zonder fouten is, dat is onmogelijk! De menschen, die er over geoordeeld hebben en er over kunnen oordeelen achten het daar een goede zwem plaats. Komt men nu met allerlei tegenwerpingen in den Raad, dan bereikt men daarmede alleen, dat er waarschijnlijk niets tot stand komt. Dit punt uit te stellen, helpt dus niets De Raad moet het voorstel aannemen of verwerpen, maar men kan er niet iets aan toe voegen of weer van afnemen. De heer Heeres. M. d. V. Mag ik even een vraag doen? U zegt, dat de zaak van alle kanten, door het gemeentelijk zoowel als door het provinciaal bestuur, bekeken is. Zijn echter de bezwaren van den heer Hoogenboom bij de verschillende onderhandelingen wel bekeken? De Voorzitter. Dat bezwaar bestaat in alle openbare vaarwate ren! Het is volstrekt geen bezwaar, dat zich speciaal bij deze zwemplaats zal voordoenZelfs in de Kaag komen geregeld motorbooten, ook daar zou men dan niet kunnen zwemmen! Men zou dan in geen enkel openbaar vaarwater meer een badinrichting kunnen maken De heer Fokker M. d. V. U hebt zooeven gezegd, dat er altijd menschen zijn, die zoo sterk zijn in het negatieve, dat is misschien in het algemeen wel juist, maar hier niet. op zijn plaats. Het maakt echter den indruk op mij, of de heer Hoogenboom met iets nieuws is gekomen, waar u en de ge achte Wethouder nooit van gehoord hadden, waar u en wij allen tegen aan zitten te kijken en of de heer Hoogenboom de eenige is en ik geloof ook, dat hij bijna de eenige is die iets gehoord had van die zweminrichting te Alfen aan den Rijn. Ook ik weet er daar toevallig iets van at. Wij moeten wel degelijk goed weten, wat wij gaan doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8