222 DONDERDAG 5 DECEMBER 1912. Beraadslaging over art. 5, luidende: »Het aanbrengen en het onderhoud der binnenleiding (aan leg achter den meter) geschiedt behoudens het hieronder be paalde ten aanzien van woonhuizen, vanwege den aanvrager. Een nieuwe binnenleiding wordt slechts aangesloten, indien zij voldoet aan door Commissarissen vast te stellen voor schriften. Deze voorschriften houden bepalingen in betreffende de wijze van aansluiting en aanleg der binnenleiding, de te ge bruiken grondstoffen, de overlegging, voor zoover noodig, van teekeningen en opgaven, het toezicht van en de keuring door de Directie, de wijziging en uitbreiding van aangesloten binnen leidingen. Het toezicht en de keuring, alsmede alle door de Directie te verstrekken inlichtingen, geschieden kosteloos, zonder dat hieruit eenigerlei verantwoordelijkheid voor de Electriciteits- fabriek wordt aanvaard. Ten aanzien van binnenleidingen in perceelen, die op het oogenblik, dat aansluiting aan het kabelnet der Electriciteits- fabriek gevraagd wordt, reeds van electrischen stroom worden voorzien, kan onder door de Directie te stellen voorwaarden van de door Commissarissen vastgestelde voorschriften worden afgeweken. Van iedere wijziging in een bestaande binnenleiding, daar onder begrepen wijziging van lampen of motoren, moet aan de Directie schriftelijk kennis worden gegeven. De heer Fokker. M. d. V. De laatste zinsnede van art. 5 is wat overdreven geredigeerd. Daar staat: »Van iedere wijziging in een bestaande binnenleiding, daar onder begrepen wijziging van lampen of motoren, moet aan de Directie schriftelijk kennis worden gegeven." Heeft men dus bijv. aan een kroon lampen van 82 kaarsen en men zou zwaardere lampen willen hebben, dan zou men daarvan aan de Directie van de Gasfabriek kennis moeten geven. Het komt mij voor, dat, als wij bepalingen maken, wij zoodanige moeten maken, die ook worden nagekomen, ik stel mij echter voor, dat iemand, die aan een kroon lampen van 32 kaarsen heeft en er aan wil hebben van bijv. 50 kaar sen, daarvan gepn kennis zal gaan geven aan de Directie van de Gasfabriek. Het lijkt mij een bepaling, waarvan controle op de naleving bovendien niet mogelijk is. Het is dan ook verstandig, om deze bepaling niet in de verordening op te nemen. De Voorzitter. Wij komen hier weer tot de oude kwestie, die de heer Fokker en ik al zoo dikwijls samen behandeld hebben. Burgemeester en Wethouders hebben hier slechts voor gesteld enkele wijzigingen aan te brengen in de bestaande veror dening, die noodig of wenschelijk waren gebleken, maar de heer Fokker gaat van het stanpunt uit, alsof alle bepalingen, die reeds lang bestaan en nooit tot moeilijkheden aanleiding ga ven, opnieuw moeten worden beoordeeld en c. q. gewijzigd. Ik zou bovendien willen zeggen, dat, als de heer Fokker wer kelijk deze bepaling zoo vreeselijk vindt, ik niet begrijpen kan, waarom hij mij dan niet even van te voren een briefje daarover heeft geschreven; ik zou dan zijn opmerking hebben kunnen overwegen. De verschillende-wijzigingen, die door Burgemeester en Wethouders worden voorgesteld, zijn door mij bestudeerd, maar men zal toch niet van mij kunnen verwachten, dat ik alle oude bepalingen, die nog steeds goed hebben gewerkt, ook nog eens onder de loupe ga bekijken. Wat de bepaling zelve betreft, ik heb nog nooit gehoord, dat zij aan iemand eenigen last heeft gegeven. In depractijk regelt de electricien dit alles voor den ver bruiker. Deze laat ste kan er desnoods ook telefonisch de Directie van de Licht fabrieken mee in kennis stellen. Maar toch blijft het beter om aan de Directie de leiding te laten, want anders loopt men kans, dat er verwarring komt. Als men slechts een lamp wil veranderen, dan zal er zeker genoegen mee genomen worden, als men dit even bespreekt met den heer van Doesburgh. Men zou het ook kunnen telefoneeren of het desnoods op straat meedeelen. Regelmatigheidshalve moet deze bepaling echter blijven bestaan; en daar is ook niets tegen, want ik heb nooit gehoord, dat er iemand over geklaagd heeft. Als de heer Fokker er echter een voorstel van wil maken, dan zouden wij weer een nieuwe redactie moeten zien vast te stellen en dan zou dit punt de volgende week weer op de agenda moeten komen. De heer Zwiers. M. d. V. Ik vind die bepaling integen deel wel rationeel, want het lijkt mij toch moeilijk voor de Lichtfabrieken, om toe te laten, dat iedereen veranderingen in zijn leiding kan aanbrengen, zooals hem goeddunkt. Bij aan leg wordt de installatie eerst aan de goedkeuring van de directie der Lichtfabrieken onderworpen. Een enkele veran dering van een lamp van 32 kaarsen -in een van 50 kaarsen is niet erg, maar als dat onbeperkt wordt toegelaten, dan loopen leiding en schakelbord gevaar De installatie moet goedgekeurd worden door de directie, maar dan moet ook van zulke veranderingen kennis worden gegeven. Dan staat het aan de lichtfabriek ter beoordeeling, of die verandering bij den bestaanden toestand kan worden toegelaten, of dat de leiding veranderd moet worden. Nu heeft u er reeds op ge wezen, dat daaruit voor particulieren geen bezwaren zullen voortvloeien. Een verandering in de huis- of fabrieksinstal- latie draagt men toch steeds op aan een competent bureau. Maar dan zorgt dat installatiebureau ook steeds voor de ver- eischte aanvraag. De heer Pera. M. d. Y. Ik stem geheel met den heer Zwiers in, doch ik wil er nog even den nadruk op leggen, dat het wenschelijk is, dat het schriftelijk gebeurt. Een mon delinge boodschap is niet zoo sekuur, omdat een briefje niet zoo licht verloren gaat. De Voorzitter. Ik ben het geheel met de vorige sprekers eens. De beraadslaging wordt gesloten en art. 5 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 6, luidende: In woonhuizen binnen de gemeente Leiden kan, op aanvrage van den eigenaar of van den huurder, in het laatste geval met toestemming van den eigenaar, door en voor rekening der gemeente eene binnenleiding worden aangelegd tegen een jaarlijksche huur van f 0.60 per aansluitingspunt van 1 tot 3 gloeilampen a 50 Watt of het aequivalent daarvan. De voor den aanleg te betalen jaarlijksche huur zal echter nimmer minder dan f 6.bedragen. De huur voor den aanleg ver valt, als zij gedurende 10 jaar, onverschillig door wien, is voldaan. De hier bedoelde binnenleiding strekt zich uit tot de vaste leidingen met toebehooren zij blijft het eigendom der gemeente. De aanschaffing en opstelling van verlichtingstoestellen, gloei lampen en verdere voorwerpen, die door den stroom gevoed of gedreven worden, geschiedt door en voor rekening van den aanvrager; deze voorwerpen blijven zijn eigendom. De gebruiker verplicht zich voorts zorg te dragen voor het onderhoud der geheele binnenleiding. Uitbreiding van een van gemeentewege gelegde leiding kan alleen geschieden voor rekening van den eigenaar of van den huurder. De eigenaar of huurder kan zich ten allen tijde den eigendom der binnenleiding verzekeren tegen betaling van een door de Directie vast te stellen som, bij welker bepaling zoowel met de kosten van aanleg als met de reeds betaalde huur wordt rekening gehouden. De heer Fokker. M. d. V. Hier staat, dat de huurleiding wordt gemaakt voor rekening van den aanvrager, maar welke regeling wordt gevolgd ten aanzien van de installateurs, die een dergelijke huurleiding maken? Ik heb wel eens klachten vernomen, dat daarbij een bevoordeeling van den eenen instal lateur boven den anderen zou plaats hebben. Het komt wel voor, dat wanneer iemand opgeeft, dat de leiding door een zekeren persoon gemaakt moet worden, door de Gasfabriek een ander wordt aangewezen. De Voorzitter. Ik zou den heer Fokker willen vragen, wat deze opmerking met art. 6 te maken heeft Dat is een vraag betreffende het beleid van de Commissie voor de Lichtfabrie ken. De heer Fokker had die vraag beter schriftelijk tot de Commissie kunnen richten; dan had hij daar zeker een ant woord op gekregen; of hij had het bij de rondvraag kunnen ter sprake brengen De heer Fokker. M d. Y. Wanneer de Commissarissen van de Gasfabriek mijn vraag bevredigend konden beantwoorden, dan zou ik geen amendement bij dit artikel behoeven voor te stellen anders zou ik bij amendement op art. 6 willen voorstellen, dat de installateurs, die het maken, zullen worden aange wezen door den aanvrager, tenzij de directie daar' bezwaar tegen heeft. Wanneer men een verordening maakt, dan moet die toch zoo goed mogelijk zijn, en ook met de belangen van de installateurs in deze gemeente worden rekening gehouden. De Voorzitter. U hebt het werkelijk over iets anders. Hetgeen u opmerkt betreft de uitvoering van een bestaande verordening. U zegt niet, dat de verordening niet goed is, maar u vindt klaarblijkelijk, dat de Commissie voor de Licht fabrieken een verkeerde uitvoering aan de verordening doet geven. De heer Fokker. Wij maken toch eennieuwe verorde ning op het oogenblik. De Voorzitter. Dat is juist niet het geval! Wij wijzigen slechts op enkele punten. Daar hebben wij het al zoo dikwijls over gehad. Waarom hebt u ook deze opmerking niet liever een paar dagen van te voren aan mij medegedeeld. Nu houdt het onnoodig den Raad op.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 4