220
DONDERDAG 5 DECEMBER 1912.
betreffende bet verzoek van Tjalsma, dan treft het mij, dat
Burgemeester en Wethouders in beide gevallen slechts een
huurprijs vragen van 5.per jaar per wekelijksch lesuur,
terwijl het onderwijs, dat de heeren üittenbroek c.s. geven,
een niet onbelangrijke financieele bate zal opleveren, terwijl
de heer Tjalsma, die een zelfde huur moet opbrengen aan
de gemeente, daarvan weinig zal profiteeren. Het wil mij
voorkomen, waar door den heer Üittenbroek een belangrijk
voordeel wordt behaald door het gebruik van die gemeente
lokalen, dat de gemeente in dat geval gerust een veel hoogeren
huurprijs kan vragen en dat bet niet aangaat, in dit geval
een gelijk bedrag voor de huur te vragen, tenzij Burgemeester
en Wethouders huri bijzondere reden daarvoor hebben. Ik
zou dus gaarne de reden willen vernemen en daarvan mijn
stem laten afhangen.
De Voorzitter. Als de heer Fokker wil nagaan, wat bet
voordeel is voor de personen zelf, dan zal hij zien, dat juist de
heer Tjalsma er meer voordeel van beeft, dan een van de
andere heeren; want die moeten de baten gezamenlijk deelen.
Bovendien zijn er 18 tot 20 leerlingen, die les zullen nemen
bij den heer Tjalsma, terwijl bij de andere heeren er maar
5 zullen komen, zoodat zonder eenigen twijfel bet financieel
voordeel voor den heer Tjalsma grooter zal zijn. Maar Burge
meester en Wethouders hebben bij hun voorstel uitsluitend
de billijkheid in acht genomen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou nog willen vragen, of het
dan niet juist is, wat mij is meegedeeld, dat het Rijk voor
elk der leerlingen, die slaagt en die door die heeren is opge
leid, een uitkeering geeft van f300.Dan zou dus het finan
cieele voordeel belangrijk aan hun kant zijn; maar als dat
niet zoo is, dan leg ik mij bij de mededeeling van Burge
meester en Wethouders neer.
De heer Vergouwen. M. d. V. Dat kan niet, zoolang de
heeren geen lichaam vormen, een kweek- of normaalschool
bijv., dat zich speciaal toelegt op de opleiding van jongelui
tot onderwijzer of onderwijzeres. Dan zouden zij pas in de
termen vallen om subsidie te krijgen. In dit geval kan het
niet. Hel is een zoogenaamde stoomcursus.
Wat men onder den naam van stoomcursus verstaat, dat is
de opleiding van jongelui, die van de Hoogere Burgerschool
komen en zich willen voorbereiden voor de acte van onder
wijzer of onderwijzeres. Dat gaat in den regel in een jaar,
vandaar dat het cursusgeld op 100.gesteld is, want men
moet er wat voor over hebben, om vlug opgeleid te worden,
ik denk, dat het aantal leerlingen in het begin niet heel groot
zal zijn, want aanvankelijk hebben sommigen uit Leiden die
zich op deze wijze wilden voorbereiden, zich naar den Haag
gewend, maar dat aantal was niet groot. Ik denk dus, dat ook
hier het aantal leerlingen niet groot zal zijn, hoewel het
mogelijk is, dat de cursus op den duur nog' al leerlingen van
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes zal trekken, daar de
Directrice van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes het doel
alleszins sympathiek is. Het is dus mogelijk, dat men enkele
leerlingen zal krijgen, maar ik denk, dat het 'voorloopig met
vijf of zes zal ophouden.
Ik vind toch als wij hier tegelijk het derde punt van
de agenda bij mogen behandelen dat volkomen opgaat het
geen de heer Fokker gezegd heeft aangaande de gelijkstelling
van dezen cursus aan den eenen kant en den heer Tjalsma
aan den anderen kant. Nu hebt u, M. d. V., wel gezegd, dat
de heer Tjalsma er misschien beter aan toe is, omdat hij wel
20 leerlingen heeft, maar dat geldt slechts voor het oogenblik.
Een cursus is een verband en waar men mee begint, daar
eindigt men ook mee. Een cursus loopt in een jaar af, men
geeft zich op als leerling voor den heelen cursus, teekent een
contract en betaalt de 100.—terwijl het ook niet gemakke
lijk gaat, om midden in een cursus te vallen. De heer Tjalsma
geeft echter lessen; heeft hij nu twintig leerlingen, er kunnen
ook momenten zijn, dat dit aantal minder dan twintig bedraagt.
Als hij werkelijk doorloopend twintig leerlingen had, zou ik
zeggen: fiat, laat het 5— blijven. Wordt echter het aantal
minder dan tien, dan is het haast niet meer de moeite waard,
dat de heer Tjalsma een schoollokaal heeft; dan zou ik zeggen
laat het bedrag vervallen of verminder het. In elk geval vind ik
de gelijkstelling tusschen de beide lessen niet goed en ik had
dan ook ten opzichte van den heer Tjalsma een andere be
paling gewenscht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou gaarne in denzelfden geest
als de vorige spreker iets zeggen, lk wil wel meedeelen, dat
mij het onderwijs, dat de heer Tjalsma geeft, sympathieker
voorkomt dan de cursus van den heer Üittenbroek c.s. In de
eerste plaats heeft het woord «stoomcursus"
De heer Vergouwen. Dat is van mij
De heer Sijtsmaop mij een minder aangenamen indruk
gemaakt. Een opleiding tot onderwijzer of onderwijzeres met
«stoom" is voor de op te leiden personen niet te prefereeren.
De Directeur van de Kweekschool zegt dan ook:
«De menschen, die op degelijker wijze de bevoegdheid willen
krijgen zullen verstandiger doen met in de derde klasse van
de Kweekschool plaats te nemen."
Dan zijn zij ook in een paar jaar klaar, maar krijgen een
opleiding, die er meer op aangelegd is, en over al de hulp
middelen, die noodig zijn, beschikt.
Hoewel ik dus geloof, dat de opleiding aan de Kweekschool
beter is, vertrouw ik den vier heeren daarom toch uitstekend
toe, om les te geven en juist daarom vrees ik, dat de cursus
een soort van concurrent zal worden voor de Kweekschool. Er
kunnen zich n.l. allerlei omstandigheden voordoen, bijv. dat
het een leerling op de Kweekschool niet bevalt, of dat het den
ouders niet bevalt, dat men verschil krijgt met een leeraar
men weet hoe dat kan loopen dan zal zoo'n leerling nog
een achterdeur hebben en naar den cursus kunnen gaan. In
zoodanige gevallen moeten wij niet vergeten, dat wij niet
alleen het schoolgeld derven, maar ook de toelage van het
Rijk. Wij moeten er dus wel degelijk op letten, of wij geen
concurrent tegenover de Kweekschool scheppenik weet echter
wel, dat er maatregelen genomen zijn, om dat tegen te gaan.
Er wordt ook op gewezen, dat er in den Haag eveneens zoo'n
cursus is, maar men moet niet vergeten, dat daar geen ge
meentelijke Kweekschool bestaat. De cursus van den heer
Tjalsma zal de minder gegoede kinderen tegen een veel lager
bedrag opleiden, n.l. 0.25 per les per week, maar dat zijn
jongelui uit den minder gegoeden stand, die examen doen
voor Mathesis, een inrichting, waar men zeer veel prys op
stelt. Wat het aantal leerlingen betreft, heeft de heer Tjalsma
gezegd, dat hij 18 leerlingen bad, maar dat er 13 bij zijn
van het gesticht Voordorp bij Voorschoten. Als die er niet
meer zijn, dan blijven er in den regel nog maar een stuk of
8 over.
Ik zou nog een enkele opmerking willen maken. Ik zie hier,
dat het verzoek van den heer Üittenbroek is gericht tot
Burgemeester en Wethouders, terwijl het verzoek van den heer
Tjalsma is gericht tot den Raad. Nu hebben zij mij een blaadje
gestuurd, waarin o.a. wordt meegedeeld, dat de heer Tjalsma
eerst is geweeet bij den Wethouder van Onderwijs en dat
die hem gezegd had, dat hij bij den Raad moest gaan. Het
is wel eigenaardig, dat de andere heeren niet bij den Raad
behoefden te komen. Daar zal wel een reden voor zijn en
die zou ik gaarne vernemen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik vind, dat de heer Sijtsma
het wel wat te hoog opneemt. Het geldt hier eenvoudig de
vraag of de genoemde gelijkstelling gerechtvaardigd is en op
welke voorwaarden de lokalen zullen worden gegeven. Geeft
de gemeente geen lokalen, dan kunnen de heeren een ander
lokaal opzoeken, maar dan blijft die stoomcursus toch bestaan.
Dat woord «stoomcursus" heb ik gebruikt, omdat het algemeen
voor een inrichting, als die in kwestie, gebezigd wordt. Ik
vrees geen concurrentie van dezen cursus met de Kweek
school. Overigens vind ik het bedrag van ƒ5.voor dit geval
wel goed, maar voor het volgend geval vind ik het te hoog.
De Voorzitter. Ik heb al gezegd, dat wij bij ons voorstel
uitsluitend op de billijkheid hebben gelet. Ook aan het geval
van mindere deelname aan de lessen van den heer Tjalsma
is door ons gedacht. Gesteld bijv. dat de heer Tjalsma op een
oogenblik slechts zou hebben de helft van de leerlingen, die
hij nu heeft, dan zou hij moeten betalen voor twee avonden
a 2 uur 20.per jaar. Hij ontvangt een kwartje per lesavond,
dat is voor twee lessen in de week ƒ0.50, en dus voor 10
leerlingen ƒ5.Voor 40 weken is dat ƒ200.—Daarvan moet
aan de gemeente betaald worden 20.In het andere geval
krijgen de vier heeren gezamenlijk van 5 leerlingen ƒ500.
dat is per hoofd ƒ125.en zij moeten betalen voor 11 les
uren in de week 55.In het eerste geval moet dan dus be
taald worden ƒ20.— per jaar en in bet andere 55.dat is
per hoofd ongeveer ƒ14.Zelfs wanneer de deelname aan
den cursus van den heer Tjalsma tot op de helft vermindert,
dan is dus de druk per hoofd nog nagenoeg gelijk en daarom
hebben Burgemeester en Wethouders gemeend, dat in beide
gevallen de prijs gelijk moest gesteld worden. Hier wordt dus
niet de een bevoordeeld boven den ander. Integendeel beide
gevallen zijn zooveel mogelijk gelijk gesteld.
De heer Fokker. M. d. V. De heer Sijtsma heeft nog geen
antwoord op zijn vraag gekregen, waarom het adres van den
heer Üittenbroek, dat aan Burgemeester en Wethouders
gericht is, toch in den Raad gebracht is.
De Voorzitter. Omdat wij dit adres toch ook in den Raad
moesten brengenHet is een zaak, die bij den Raad thuis
behoort; Burgemeester en Wethouders krijgen herhaaldelijk
adressen misschien komen er straks nog wel meer aan de
orde die in den Raad behandeld moeten worden. Natuurlijk
maken Burgemeester en Wethouders die dan ook bij den