DONDERDAG 5 DECEMBER 1912. 231 wel eenig bezwaar tegen bestaat, nu de prijs bekend is. Wij moeten echter handelen in het belang van de gemeente en ik kan er dan ook moeilijk overheen stappen, om voor deze voordracht te stemmen. De heer Korevaar heeft gezegd, dat ik met gegevens van belanghebbenden schermde en dat hij niet op die details ki zou gaan. Dat was ook mijn bedoeling nietIk heb die details gegeven, om te laten zien, dat aan de verschillende personen niet hetzelfde ontwerp-contract is gegeven en dat dus dat verschil in de contracten van grooten invloed kan geweest zijn op de prijzen, en we geen punt van vergelijking hebben. Ook dat alle gegevens in het Ingekomen Stuk niet geheel juist zijn. Dat heb ik willen aantoonen en ik meen, dat de heer Kore vaar dienaangaande niet genoeg opheldering heeft gegeven. Nog iets: Die ƒ45 000.bijv. die de baggerstaal aan de gemeente zou moeten kosten steunden op geen enkele defini tieve berekening; dat is maar een globaal cijfer. Wanneer deze zaak nog eens onderzocht werd, zou bijv. de Commissie van Fabricage haar oordeel over een en ander kunnen uitspreken en ons van voorlichting dienen. Daarom meen ik, dat het wenschelijk is, dat de zaak nog eens nader onder de oogen wordt gezien. De heer Fischer. M. d. V. Dat er in het rapport geen sprake is van gemeente-exploitatie spreekt vari zelf. In een vorige gemeenteraadszitting is besloten, dat volgens nader te stellen voorwaarden het baggerwerk zou worden uitbesteed, zoodat het vanzelf spreekt, dat de gemeente-exploitatie niet ter sprake is gekomen. Of er nu een openbare of een onder- handsche aanbesteding zal worden gehouden, dat is door den heer Korevaar voldoende toegelicht. Wij hebben de firma's, waarmee wij in connectie waren en waarvan wij verwachtten, dat er een contract mee zou worden gesloten, uitgenoodigd daarna nog een openbare aanbesteding te gaan houden, dat meen ik te moeten afkeuren. Nu de cijfers bekend zijn, nu zou het unfair en der gemeente onwaardig zijn, nu nog een open bare aanbesteding te gaan houden. Toen de onderhandelingen met de verschillende aannemers geopend waren, schreef de Directeur van Gemeentewerken: „De voorwaarden van inschrij ving, waren, behoudens wellicht enkele onbeteekenende af wijkingen van redactioneelen aard, voor allen gelijkluidend, behalve in een voornaam punt, dat liep over de kwestie van het baggerstaal." Als men het dus eens is over het bagger staal dan begrijp ik niet, welke bezwaren er nog kunnen zijn en welke opmerkingen nog gemaakt kunnen worden over on billijkheid tegenover de verschillende inschrijvers. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil even constateeren, dat wanneer opging de meening van den heer Aalberse, die met uitzetting van stem door den geachten Wethouder is onder streept, dan zouden Burgemeester en Wethouders den Raad voor een fait accompli kunnen stellendan zou het in handen van Burgemeester en Wethouders liggen, of er zal zijn een publieke of een onderhandsche aanbesteding. Dan zouden zij eenvoudig een voorstel aan den Raad kunnen doen en een prijs noemen en dan de mogelijkheid afsnijden, een openbare aanbesteding te doen houden. Dat zou wel een handige manier van doen zijn De Voorzitter. Mag ik U even doen opmerken, dat het woord »handig" hier minder juist is gekozen! U zult toch zeker wel niet het vermoeden willen wekken, alsof hier een minder juiste handeling van Burgemeester en Wethouders heeft plaats gehad. De heer Fokker. U laat mij niet uitspreken M. d. V. Het zou misschien handig kunnen genoemd worden, maar men mag het van het College van Dagelijksch Bestuur niet ver onderstellen. Burgemeester en Wethouders hadden dus, toen zij uitvoe ring wilden geven aan het raadsbesluit, waarbij hetgeen ik betreur eenmaal besloten was, om het niet in eigen beheer te nemen, den Raad moeten laten uitmaken, of hij publieke dan wel onderhandsche aanbesteding wenschte, maar ons niet op deze wijze stellen voor een feit, waardoor naar ik meen de Raad echter nog niet gebonden is en nog altijd besluiten kan, om de aanbesteding publiek te doen plaats hebben. Ik zal dan ook het voorstel doen, om den Raad te doen besluiten, dat er een openbare aanbesteding zal plaats hebben. De argumenten, door de heeren Aalberse, Fischer en Kore vaar aangevoerd, hebben mij niet overtuigd. De heer Korevaar heeft meegedeeld, dat Burgemeester en Wethouders er van uit zijn gegaan, om de beide firma's, die er voor in aanmer king kwamen, uit te noodigen, een prijsopgave te doen, ter wijl de andere weggecijferd zijn. Het lijkt mij niet goed, dat alleen op het kapitaalkrachtige gelet wordt en niet, of er voor de anderen geen goede borgen te krijgen waren. Men heeft zich alleen tot de heeren van Ulden en tot Gebr. Blok gewend, maar men heeft er niet aan gedacht, of het bedrijf misschien niet iets zou kunnen zijn voor iemand, die niet in deze gemeente woont, maar hier zou kunnen komen om in deze gemeente het bedrijf té komen uitvoeren. De Gebr. Blok zijn ook niet altijd in deze gemeente geweest; zij wonen niet eens hier, maar hebben hier een uitvoerder. De gedachte van Burgemeester en Wethouders, om alleen die beide firma's uit te noodigen, is verkeerd geweest, maar de Raad kan verstandiger zijn en daarom heb ik de eer, met de heeren Roem, Sijtsma en Botermans de volgende motie aan den Raad voor te stellen »De Raad van oordeel, dat publieke uitbesteding van het baggerwerk, als omschreven in art. 1 van de concept-voorwaarden (Ing. St. n°. 260) gewenscht is, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, om een zoodanige uitbesteding uit te schrijven, met opname in de voorwaarden van bepalingen omtrent minimumloon en maximum arbeids duur, overeenkomstig die, voorkomende in de bestekken van gemeentewerken." M. d. V. Op deze wijze is meteen in de motie opgenomen het voorstel, dat door andere heeren en mij ter aanvulling gedaan is. Wij hebben hedenmiddag nog van verschillende leden ge hoord, nl. bij de kwestie van de levering van het drukwerk, dat zij zoo zéér voor publieke aanbesteding zijn, zoodat zij het zeker op prijs zullen stellen om hun voorkeur daarvoor thans ook te kunnen doen blijken. De Voorzitter. Ik denk wel, dat die leden van den Raad ook wel zullen begrijpen en weten, welke zaken meer voor publieke, en welke meer voor onderhandsche aanbesteding vatbaar zijn, zoodat de laatste opmerking van den heer Fokker, dunkt mij, wel achterwege had kunnen blijven. Mag ik den heeren, in de tweede plaats verzoeken, om zich in hunne debatten te bekorten, daar wij, naar het mij voor komt, toch in ieder geval tot eenig resultaat in deze moeten trachten te komen. De heer Pera. M. d. V. Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik het, vanaf het begin, dat ik kennis genomen heb met het ingekomen stuk van Burgemeester en Wethouders, tot op dit oogenblik steeds beschouwd heb, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak in eer en deugd hebben behandeld en dat er geen sprake van is, dat zij zich op eenigerlei wijze zouden hebben te buiten gegaan. Ook ben ik het volkomen eens met Burgemeester en Wethouders, dat zij met slechts twee firma's onderlinge besprekingen gehouden hebben, niet, omdat die andere menschen misschien niet zeer uitnemende personen zijn, die vergelijkenderwijs boven vele anderen staan, maar omdat bij een zaak als deze in aanmerking moet worden genomen, dat het geen kleinigheid is, om een uitgebreid bedrijf, als het hier geldt, zoo in eens over te nemen, en dat het dan in ieder geval de voorkeur verdient, om er personen voor te nemen, die met een dergelijk uitgebreid bedrijf bekend zijn. De heer Korevaar heeft gesproken van een verdachtmaking; dat kunnen wij wel buiten beschouwing laten, maar het moet toch geconstateerd worden, dat er geen aanbesteding heeft plaats gehad naar vaste gegevens. Er hebben besprekingen plaats gehad volgens de ontvangen mededeeling, zoowel met den een als met den anfier, waarbij ter onzer kennis is ge bracht, dat als iemand bezwaar maakle op zeker punt, Burge meester en Wethouders dan zooveel mogelijk aan die bezwaren zijn tegemoet gekomen. Daar is geen verwijt van te maken. Nu komt het mij echter wenschelijk voor, dat in elk geval met die twee firma's die voor het werk in aanmerking komen, een onderhandsche bespreking plaats heeft en dat zij daarna een prijsopgave indienen voor het werk, waarom het hier gaat. Dat is voor mij een reden, om te stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Aalberse. M. d. V. Het is volkomen juist, wat de heer Fokker heeft gezegd, dat volgens mijn opvatting, wanneer in den Raad een voorstel komt voor onderhandsche gunning in een groote zaak, en Burgemeester en Wethouders komen met een uitgewerkt voorstel, waarin een prijs wordt genoemd, dat dan in mijn gedachtengang inderdaad de Raad gesteld wordt voor een fait-accompli. Maar nu is de vraag, als dat gebeurt, wat de Raad dan moet doen. Als men het er mee eens is, dan is alles in orde, maar wanneer men het er niet mee eens is, dan moet de Raad afkeuren het beleid van Burgemeester en Wethouders. De Raad zou evenwel niet handelen in het belang van de gemeente, wanneer men, staande voor het voldongen feit, toch zou besluiten, om onder hands, of in het publiek de zaak opnieuw aan te besteden. Dat is immoreel tegenover dengene, wiens prijs wordt gepu bliceerd. Ik kan niet begrijpen, dat het anders in de toekomst voor Burgemeester en Wethouders mogelijk zou zijn, om een voorstel voor te bereiden met welken aannemer of leverancier

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 13