228 DONDERDAG 5 DECEMBER 1912. schijnlijk niet zouden krijgen, maar dat van een definitief antwoord aan de Gebr. Blok geen sprake kon zijn, zoolang de Raad nog geen beslissing genomen had. Er zijn verder in het contract met P. van Ulden nog eenige wijzigingen gebracht, die bij de behandeling der artikelen nog ter sprake zullen komen. Dit heb ik gemeend voorloopig te moeten zeggen als in lichting en toelichting op de verschillende requesten, die naar aanleiding van deze zaak zijn ingekomen. Die wijzigingen zijn in de eerste plaats die, welke door de Gezondheidscommissie verzocht zijn betreffende désinfectie en in de tweede plaats de wijzigingen omtrent de kwestie van minimumloon en maximumarbeidstijd. De heer Vergouwen. M. d. V. Ook na de toelichting, die de Wethouder gegeven heeft, valt het mij moeilijk mijn stem aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te geven. Het is mogelijk, dat er nog nadere inlichtingen verstrekt worden, die mij van opinie zullen doen veranderen, maar ik kan wel zeggen, dat ik ook na de toelichting ik moet zeggen tot mijn spijt niet met het voorstel van Burge meester en Wethouders, zooals het hier ligt, mee kan gaan. Eigenlijk zag ik nog liever, dat Burgemeester en Wethouders deze voordracht terugnamen en ik zal zeggen waarom. Wan neer men deze voordracht voor zich krijgt en men bekijkt die uit verschillende oogpunten, dan lijkt het ik weet niet of het zoo is of deze zaak geleden heeft door de Wethou derswisseling. Nu kart ik mij begrijpen, dat de heer Fischer er bij de voorbereiding nog niet goed in zat, maar omgekeerd kan ik zeggen, dat de vorige Wethouder de zaak door zijne ongesteldheid uit handen heeft moeten geven, zoodat ik er geen der beide heeren voor verantwoordelijk kan stellen. Dien indruk kreeg ik, toen ik de zaak nader ging beschouwen, en tot de conclusie kwam, als ik het zoo zeggen mag, dat een en ander niet heelemaal in den haak is. Zoo lezen wij bijv. in de toelichting: »Aan verschillende personen, die daarvoor in aanmerking kwamen, is een ontwerp-contract ter inschrijving aangeboden." Als wij dat zoo lezen, denken wij natuurlijk, dat het een gelijkluidend ontwerp-contract is, dat aan die verschillende personen verstrekt is ter inschrijving. Als dat zoo was, zou volkomen waar zijn, hetgeen in de toelichting staat, maar aan de verschillende personen is wel een ontwerp-contract aangeboden, maar niet hetzelfde ontwerp-contract, althans naar mij meegedeeld is. Daaromtrent zou ik gaarne eenige nadere inlichtingen van den Wethouder wenschen. Er is mij meegedeeld, dat het ontwerp-contract, zooals wij dit in de Leeskamer vonden, is aangeboden, maar zonder rood en zonder zwart. Maar daarna zijn er enkele wijzigingen in aangebracht, die van groote importantie zijn. Er is door den heer Fischer meegedeeld, dat aan Gebrs. Blok, het terrein aan de Stinksloot zou gegeven worden om dat in te richten voor baggerstaal. Het inrichten van zulk een baggerstaal behoorde bij de voorwaarden van inschrijving. Die inschrijving bedroeg, meen ik, 15000.Nu moet men niet denken, dat ik hier als page voor Gebr. Blok optreed, maar slechts in het belang van de gemeente. De inschrijving was ƒ15000.en de heer Fischer neemt er af 4500.zoodat overblijft een bedrag van 10.500.Ik zou dat bedrag van 4500.niet gaarne voor mijn rekening nemen; in de stukken is wel gezegd, dat een baggerstaal 45000.— zou moeten kosten, maar ik vind dit te hoog. Het behoeft niet zoo ingericht te worden, dat wij er soep van kunnen eten. Het blijft altijd een baggerstaal. Er behoeft dus niet zooveel afgetrokken te worden. Ik kom op een cijfer van ongeveer 3500. Nu is niet als eenige bijvoorwaarde aan Gebrs Blok opge legd het inrichten van een baggerstaal, er zijn nog meer wijzigingen in de voorwaarden aangebracht en alles bij elkaar genomen geeft dat een groot verschil. Er is bijv. gevraagd, dat er eiken werkdag 10 man moesten klaar staan, terwijl in het nieuwe contract maar 8 worden genoemd. Dat maakt een verschil van twee man, dat is met schuit en onderhoud en Rijksverzekeringsbank enz. een verschil van ongeveer 1200.Er is nog meer verschil. Het woord «drijvend vuil", dat is wat aan de oppervlakte van de grachten drijft, is in het nieuwe pachtcontract niet opgenomen, hoogstwaarschijnlijk omdat het de bedoeling is, dat dit verbrand zal worden, zooals in het rapport van de deskundigen staat. In het oorspronke lijke contract, zooals dat aan de Gebrs Blok is gegeven, staan die woorden wel en dat maakt een verschil van minstens 1 man, dat is 550.Daar hebben Gebrs Blok wel op gere kend, doch de nieuwe pachter niet. Dan komt men dus in plaats van ƒ4500.op ongeveer ƒ5500.Mijn cijfers zijn wel niet tot op den laatsten cent nauwkeurig, maar ik heb mijn licht hier en daar opgestoken. Zoo is ook gezegd aan Gebrs Blok, dat er moeten zijn 30 vaartuigen, terwijl in het nieuwe contract wordt gesproken van een voldoend aantal. In de oude voorwaarden wordt gesproken van ijzeren vaar tuigen, terwijl in het nieuwe staat: ten genoegen van Bur gemeester en Wethouders. Een ijzeren en een houten schuit schelen 500.en rekent men de afschrijving enz. er bij, dan wordt het verschil tusschen 30 houten en 30 ijzeren vaartuigen ƒ1500.Dan zou men volgens die berekening ongeveer ƒ7000.lager komen. Als dus aan beide partijen een gelijkluidend contract was gegeven, dan had men een vergelijking kunnen maken, maar op het oogenblik kan tus schen de verschillende cijfers geen zuivere vergelijking worden gemaakt. Er is dus veel voor te zeggen, een en ander nader te onderzoeken, hetzij het resultaat is een voorstel tot inschrij ving ondershands, öf openbaar, of, dat de gemeente het zelf exploiteert. Het. is toch niet zoo heel moeilijk voor de gemeente, om het zelf te exploiteeren. Ik weet niet, of de heeren het rapport der deskundigen op dit. punt nagelezen hebben. Dat eindigt mer een klein regeltje, waarin een van de twee deskundi gen zegt »Ik ben er beslist voor, dat de gemeente het zelf exploiteert." Hij argumenteert verder niet. In het ingekomen stuk, dat wij hebben gekregen, is dat niet op den voorgrond gesteld en wordt niet nader overwogen, of de gemeente het misschien niet zelf kan exploiteeren en of dat misschien niet voordeeliger vóórhaar is. De drie mogelijk heden een onderharidsche inschrijving, een openbare aanbe steding en een exploitatie door de gemeente, zijn volgens mij niet voldoende uit elkander gehouden, dat wij er op het oogenblik een oordeel over kunnen vellen. En als men geen goed oordeel kan vellen, is het beter zich van stemming te onthouden of tegen te stemmen. Wat betreft de mogelijkheid, dat de gemeente het zelf exploi teert, de gemeente zegt,: dat is te lastig, want dan moeten wij een klein beltterrein onderhouden. Er blijft echter een klein beltterrein over achter de nieuwe baggerplaats in de Waard, waarover de gemeente steeds de beschikking blijft behouden. Er wordt ook gezegdals wij een nieuwe baggerstaal moeten inrichten, kost dat f 45000.Dat kan echter goedkooper, maar dat kan ook duurder worden, hetgeen afhangt van de eischen, die men stelt. Men kan bijv. een inrichting met basalt- of betonbeschoeiing maken, ook met perkoenpalen, maar men kan ook een inrichting met graszoden en dergelijke maken, waardoor in elk geval een goede baggerstaal ontstaat. Nu komt hier nog bij, dat de gemeente eigen terrein heeft. Hieromtrent staat zeer eigenaardig: welk terrein thans grootendeels dient voor begraaf-en verbrandplaats van cadavers." Als men het woord «grootendeels" leest, zullen alle heeren zeker wel den indruk gekregen hebben, dat meer dan de helft van het terrein voor dat doel gebruikt wordt. Het geheele terrein is groot 1.83 H.A. Hiervan is in gebruik 25 A. en 20 c.A., dus 1/i gedeelte. Ik vind het dus wel wat erg, dat men in de stukken van «grootendeels" spreekt. De cadavers, die op dat stuk «grootendeels" begraven wor den, kunnen even goed in het slachthuis of in de nieuwe ovens, die wij krijgen, verbrand wordendaar geven ze warmte en brengen dus nog voordeel voor de gemeente aan. De heer van der Lip. Dat stinkt ook! De heer Vergouwen. Daar is een hooge schoorsteen voor; daar ruiken wij niets van. Ook moet bij de beoordeeling niet vergeten worden, dat er bij de ƒ7800.die we moeten betalen, nog ƒ1000.on geveer bijkomt n.l. van de ƒ0.50 per M3., die de gemeente moet betalen voor het puin en dergelijke. Er is nog een kwestie. In het ingekomen stuk staat nog: «Het baggerbedrijf blijkt niet alleen geen voordeel op te leveren, doch zelfs een vrij groot verlies." Dat staat er letterlijk in, maar ik geloof er niets van, absoluut niets. Ik geloof wel, dat het mogelijk is, om een baggerbedrijf met verlies te exploiteeren, maar niet dat dit geidt voor elk baggerbedrijf op zichzelf. Ik herinner mij dat, toen Gebr. Blok de verpachting hebben gekregen, door de vorige pachters bij verschillende raadsleden pogingen zijn aangewend, om te maken, dat zij het weer kregen. De heeren hebben mij zelf verteld en dat is mij altijd bijgebleven «van het baggeren moeten wij bet hebben". In die richting ben ik blijven doordenken en ik heb hier en daar een onderzoek ingesteld. Het is mij toen gebleken bijv. omtrent Gebr. Blok, want daarvan kan ik ten minste eenige gegevens bij de gemeente vinden dat zij ruim 65 man vast in dienst hebben, die door elkander ƒ10.per week verdienen, hetgeen dus per jaar ongeveer ƒ32.000. bedraagt, waarvan zij van de gemeente ƒ22.000.terug kregen. Dus zij moeten ƒ10.000.bijpassen aan loonen voor de werklieden. Dan komen daarbij de administratiekosten, het onderhoud, algemeene onkosten, paarden, wagens, gereed schappen, Rijksverzekeringsbank, afschrijvingen, omdat het een artikel geldt, dat nog al aan slijtage onderhevig is, en dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 10