DONDERDAG '28 NOVEMBER 1912. 211 gegund en ook niet van de reden daarvan. Nu acht ik de firma Stork heel hoog, maar in dit geval staat zij precies gelijk met een timmermans- of metselaarsbaas in de gemeente, die naar een leverantie dingt. Waarom wij de firma Stork nu zouden berichten, welke reden ertoe geleid heeft, haar de leverantie niet te gunnen, begrijp ik niet. De heer Stork kan het resultaat van zijn schrijven in de courant vinden. Nu ben ik geen jurist. Maar formeel is er bij mij ook nog een bezwaar tegen. Er is een geschil aanhangig tusschen den Gemeenteraad en Burgemeester en Wethouders, eventueel de Commissie voor de Lichtfabrieken. Maar er is geen geschil met de Gebr. Stork. De firma Stork heeft den Raad op dit geval attent gemaakt, en de Raad heeft zeer terecht die zaak terhand genomen; maar het is en blijft een kwestie tusschen Burgemeester en Wethouders en den Raad. Ik weet niet, welk recht de firma Stork heeft op een antwoord. Ik zou het een zeer bedenkelijk antecedent vinden. De heer vAn der Lip. M. d. V. Mag ik in aansluiting aan hetgeen de heer Korevaar heeft gezegd nog" op het volgende wijzen? Ik zou het nog in ander opzicht bedenkelijk vinden, wanneer aan het verlangen van den heer van der Pot voldaan werd. De heer van der Pot is nog pas kort lid van den Raad, maar de heer Fokker dient toch wel te weten, dat in een geval als dit nooit, geantwoord is dat en waarom de Raad het schrijven voor kennisgeving had aangenomen. Hoe dikwijls komt het niet voor, dat b.v. van een of anderen werkman een verzoek inkomt om teruggave van belasting. Dan zeggen wij: dat kan niet, en het verzoek wordt voor kennisgeving aangenomen. Wanneer wij nu de firma Stork gingen ant woorden, zouden wij dan aan deze en dergelijke adressanten ook niet bericht moeten zenden, waarom hun schrijven voor kennisgeving wordt aangenomen? Pin welk een werk krijgen wij dan! Bovendien lijkt het mij totaal onnoodig, onze ver gaderingen worden immers in het openbaar gehouden. Ieder kan komen luisteren, en men kan in alle bladen lezen wat hier verhandeld wordt. Ik geloof ook niet, dat de interpretatie van den heer van der Pot van »voor kennisgeving aannemen" juist is. Voor kennisgeving aannemen wil in dit geval zeggen: er wordt geen verder gevolg aan gegeven. Het wil dus m. i. niet zeggen, dat wij de zaak met een soort minachting in den prullemand stoppen. Ik geloof daarom, dat de heer Korevaar zeer terecht heeft opgemerkt, dat het zenden van een schrijven aan de firma Stork, zooals de heer van der Pot heeft voorgesteld, een gevaarlijk precedent zou scheppen. De heer Fokker. M. d. V. Wanneer wij het einde van het request van de firma Stork nagaan, dan lezen wij daar: „re denen, waarom zij uwen Raad eerbiedig verzoeken te willen nagaan, op welke gronden een achteruitstelling der Neder- landsche nijverheid in naam uwer Gemeente is geschied, en maatregelen te willen nemen, om te voorkomen, dat iets der gelijks in het vervolg weer geschiede." Nu begrijp ik wel, dat Burgemeester en Wethouders zich ten behoeve van de Commissie voor de Gasfabriek zich er erg tegen verzetten, dat die motie aan Gebr. Stork wordt toegezonden. Want de motie Pera is hier met een hoeraatje aangenomen. En daar door er staat zelfs in, dat de Raad de handelwijze van de Commissie heelemaal niet afkeurt is de zaak op zeer zachte wijze behandeld. Maar wel degelijk is uitgekomen, dat de Raad er prijs op stelt, dat de vaderlandsche industrie niet achteruit gesteld, ja! zooveel mogelijk bevoordeeld worde.Nu is u, M. d. V., zoo welwillend geweest te verklaren, dat het geenszins de bedoeling was, de vaderlandsche nijverheid ach teruit te zetten, ik zou zeggen: dat moest er nog maar bij komen! De bedoeling moet wezen: de vaderlandsche industrie zooveel mogelijk te bevoordeelen, zonder de belangen dei- gemeente te schaden. Ik zou er toch prijs op stellen, waar het gebleken is, dat de nationale industrie niet is bevorderd, ja zelfs is achtergesteld, en waar de Raad heeft uitgesproken, dat hij wenscht, dat dat in het vervolg niet weer zal ge beuren, dat ook als uiting daarvan aan adressant wordt meegedeeld, wat hedenmiddag door den Raad is besproken, en dat de Raad zijn verlangen heeft uitgesproken, dat zoo veel mogelijk de nationale industrie wordt bevorderd. Dan nog een enkel woord, M. d. V. naar aanleiding van uw antwoqrd op hetgeen ik in het midden heb gebracht. U hebt gezegd, dat al worden de turbines niet in elkaar ge zet, dat dan toch andere onderdeelen uit het buitenland worden ingevoerd en in elkaar gezet. In het stuk van de Commissie voor de Gasfabriek staat, dat de turbines hier niet worden gemaakt, maar in elkaar worden gezet. Dat is door Gebrs. Stork bestreden en ik heb dat onderstreept met een woord van protest. Het is wel mogelijk, dat andere machines in elkaar .worden gezet, zooals ook rijwielen, maar dat heeft er niets mee te maken. Het staat absoluut vast, dat die tur bines hier in Holland worden gemaakt. De Voorzitter. Ik heb duidelijk gezegd, dat die turbo- generatoren voor de helft uit het buitenland komen en niet bij de firma Stork worden vervaardigd. De heer Fokker. Daar hebben wij het niet over. De Voorzitter. Daar hebben wij het juist wel over. Wij hebben een turbo -generator uit het buitenland laten komen, niet een onderdeel daarvan, maar de heele machine. Als men die in Nederland bestelt, dan wordt de generator niet in Nederland vervaardigd. De heer Fokker. Maar dat staat niet in den brief van de Commissie voor de Lichtfabrieken. Daar wordt gesproken over de turbines. Een turbo-generator bestaat uit drie deelen, uit een turbine en nog wat en nog wat: laat mij niet in herha ling treden. De Voorzitter. Ik kan slechts herhalen, dat hier een turbo generator noodig was, niet een turbine alleen. U moet niet zoo over de woorden vallen, maar de vraag stellen, wat er nu werkelijk uit het buitenland komt en wat niet. Het gaat er hier om, of alleen een kleinigheid uit het buitenland komt of een groot gedeelte. En dan zult u zien, dat Commissarissen hierover juiste inlichtingen hebben gegeven. U treedt overigens niet alleen op als page, maar als heraut van Gebrs. Stork en neemt maar vast aan, alsof Commissa rissen erkend zouden hebben, dat hier een benadeeling zou hebben plaats gehad van de inlandsche industrie of dat men die niet zou hebben willen bevorderen. Maar dat is immers absoluut niet het geval. Ik heb het nu, naar ik mag aan nemen, toch waarlijk duidelijk uiteengezet en het heeft geen zin om voortdurend hierover in herhalingen te treden. De heer van der Pot. M. d. V, Ik wil nog even opmerken, dat de vergelijking van den heer Korevaar niet juist is. Dat niet aan eiken inschrijver bij een aanbesteding kan worden meegedeeld, waarom de levering of het werk hem niet gegund is, dat spreekt van zelf, maar dat is ook niet noodig, want de inschrijvers vinden dat antwoord in het cijfer hunner eigen inschrijving. Hier is het echter een ander geval. Hier is niet ingeschreven door de firma Stork, want er is haar geen offerte gevraagd. En nu zou ik de firma niet willen mee- deelen, dat hier een verschil bestond tusschen de betrokken Commissie en den Raad, of tusschen Burgemeester en Wet houders en den Raad, en evenmin datgene wat er hier in den Raad over gezegd is, maar ik zou haar zeer in het kort willen inlichten, waarom in dit speciale geval van haar geen aanbieding gevraagd is. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zal niet weer ingaan op het eigenlijke debat. Ik achtte dat afgesloten met de aan neming van de motie Pera. Het gaat ten slotte om een kleine vormkwestie. Ik geloof, dat het het best is ons te houden aan hetgeen de heeren Korevaar en van der Lip gezegd hebben. Practisch zal dat het meeste effect sorteeren. Want de firma Stork heeft, blijkens haar tweede adres, kennis genomen uit de couranten van wat er gezegd is van het eerste. Zoo kan zij ook uit de couranten vernemen, wat er hedenmiddag is te berde gebracht. Bovendien de zittingen zijn openbaar en de firma had dus een afgevaardigde kunnen zenden om de debatten te hooren. Ik geloof dat de firma tevreden kan zijn, waar alle leden voor de motie-Pera hebben gestemd! De heer Heeres. M. d. V. Ik wil nog even constateeren, dat wat de firma Stork in haar adres zegt, n.l. dat eigenlijk hier den doorslag heeft gegeven het feit, dat de buitenlandsche fabriek iets goedkooper was dan de binnenlandsche, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders en van de Com missie voor de Lichtfabrieken onjuist is. Ik zal niet meegaan met het voorstel van den heer van der Pot. Maar ik wil toch gaarne even duidelijk doen uitkomen, dat naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, de uitdrukking »iets goedkooper" in het tweede adres van de firma Stork onjuist is, dat het volgens Burgemeester en Wet houders wel degelijk een belangrijk verschil zou zijn. De Voorzitter. Er was een belangrijk prijsverschil. En het was op dien grond, dat Commissarissen destijds decideerden het aanbod van de Berlijnsche fabriek aan te nemen. Hoewel ik gaarne overal de beleefdheid in acht wil nemen en genomen zien, geloof ik, dat de beleefdheid, die de heer van der Pot thans van ons vraagt, verkeerd zou worden uit gelegd. Volgens het oordeel van Burgemeester en Wethou ders hebben Commissarissen van de Electriciteitsfabriek van destijds, volkomen gelijk gehad. Er treft hun in deze zaak absoluut geen blaam. Misschien hebben Gebr. Stork het voorval minder aangenaam gevonden en het daarom ter kennis ge bracht van den Raad. Dat is haar recht; maar ik acht het niet in het belang der gemeente, daarop nu nog nader in te gaan. Ik stel namens Burgemeester en Wethouders voor, beide adressen van Gebr. Stork voor kennisgeving aan te nemen. Verlangt iemand daarover hohfdelijke stemming?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 9