210 DONDERDAG 28 NOVEMBER 1912. waarvoor hier in den Raad ook door andere sprekers al een lans is gebroken, te bevoordeelen. De heer van der Pot. M. d. V. In aansluiting aan hetgeen door de vorige sprekers is gezegd, wil ik even opmerken, dat ik mij niet kan vereenigen friet het voorstel van Burge meester en Wethouders om dit adres zonder meer voor ken nisgeving aan te nemen. Aannemen voor kennisgeving is een parlementaire uitdrukking voor in de prullenmand te stoppen en dat kan m i. gebeuren, wanneer een adres in onheusche bewoordingen is gesteld, wanneer het kennelijk onjuist is of iets dergelijks; maar waar dat hier niet het geval is, lijkt het mij behoorlijk, aan de adressanten met een kort schrijven een antwoord te zenden. Daarin kunnen dan de argumenten wor den genoemd, die de Commissie er toe geleid hebben, aldus te handelen. De Voorzitter. Er is bij mij ingekomen een motie van den heer Pera, luidende: »De Raad, zonder hiermee eenige afkeuring ten opzichte van de Commissie der Lichtfabrieken te bedoelen, spreekt de wen- schelijkheid uit, dat bij het aanschaffen van machinerieën zoo veel mogelijk zal gelet worden op de belangen van de inland- sche industrie." Deze motie wordt voldoende ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. Ik geloof zelfs te mogen zeggen, dat de heele Raad het met deze motie eens is en ik zou dan ook namens Burgemeester en Wethouders willen voorstellen, deze motie bij acclamatie aan te nemen. De heer Pera. M. d. V. Ik ben zeer dankbaar voor de in stemming, die mijn motie algemeen heeft ondervonden, want nu wordt vanwege den Raad de wensch uitgesproken, aan de verschillende Commissies, die werkzaam zijn in het belang van de gemeente,dat bij dergelijke gelegenheden een onderzoek zal worden ingesteld naar hetgeen in het land zelf bestaat, om te weten te komen of het noodig is, dat men tot het buiten land zijn toevlucht neemt. De heer Fokker. M. d. V. In aansluiting aan hetgeen dooi den heer van der Pot is gezegd, zou ik in overweging willen geven, in antwoord aan het adres van de firma Stork ter kennis van de firma te brengen de motie, die hier zooeven is aangenomen. De heer Heeres. M. d. V. Het heeft mij getroffen in het advies van Burgemeester en Wethouders, dat gesproken wordt van 1906, 1909 en 1910, toen telkens prijsopgave aan de firma Stork is gevraagd. Daar staat bij, dat de verschillen telkens van dien aard waren, dat de firma Stork niet voor de levering in aanmerking kon komen. Wat is nu de reden, dat ons de cijfers niet worden gegeven, zoodat wij eenigszins met kennis van zaken kunnen oordeelen? Er wordt alleen gezegd, dat de prijzen te hoog waren, maar ik zou gaarne willen weten, welke die prijzen waren. Zonder deze opgave is het toch een subjectief oordeel. Daarbij komt, en de firma Stork wijst er terecht op in haar tweede adres, dat juist aan de levering door het buitenland bijzondere kosten verbonden zijn voor reis- en verblijfkosten, die minder zouden zijn, wanneer de levering in Hengelo plaats heeft. Wanneer die kosten dan eenigszins oploopen, zoodat het verschil tusschen de opgave van Stork en die van Berlijn niet zoo groot is, dan is dat een vingerwijzing, om in het vervolg in die richting te gaan. Is het niet mogelijk, dat wij die verschillen van de kosten te weten komen De Voorzitter. Ik wil nu ook wel gaarne een paar woorden zeggen. Alle sprekers hebben het min of meer doen voorko men, alsof hetgeen de firma Stork in hare adressen meedeelt precies zoo zou zijn en alsof hetgeen de Commissie voor de Lichtfabrieken heeft gedaan geheel verkeerd zou zijn. De heer Fokker was weliswaar zoo beleefd om eerst ongeveer te zeg gen: „Wij kunnen toch niet veronderstellen, dat de Commissie voor de Lichtfabrieken maar verhalen doet", maar hij is lang zamerhand in zijn rede zoo bijgedraaid, dat hij ten slotte als een trouwe page aan de zijde van Gebrs. Stork staat. Laat ik daarom nu eens uitdrukkelijk mogen verklaren, dat het nooit in de gedachten van de Commissie voor de Lichtfabrieken is opgekomen om de nationale nijverheid ook maar eenigszins achteruit te stellen. Ik zou ook waarlijk niet weten, waarom zij dit ooit zou hebben kurinen bedoelen! Daarom was het dan ook met volkomen instemming van de Commissie, dat Burgemeester en Wethouders hebben voorge steld, de motie van den heer Pera aan te nemen. Professor Heeres heeft gevraagd: Wilt u ons de getallen niet eens overleggen Ik heb werkelijk niet gedacht, dat dat gevraagd zou worden. Laat ik u echter de verzekering geven, dat de getallen aanmerkelijke verschillen aanwijzenverschillen, zoo groot, dat zij absoluut niet geheel zouden kunnen verval len door bijzondere vervoerkosten, die later bij het oorspron kelijk bedrag van de buitenlandsche aanbieding zouden moeten worden geteld! Ik was destijds nog geen lid van de Commissie, maar ik kan verklaren, dat het verschillen zijn, die de handelwijze van de Commissie werkelijk alleszins aannemelijk maken. En nu de kwestie waar het over gaat! In het begin van den winter van 1911 op 1912 moesten wij een nieuwen turbo-gene rator hebben. Daartoe zijn inlichtingen gevraagd in Nijmegen, waar men voor kort aanbiedingen van zoo een machine had gevraagd. Ik mag van die aanbiedingen de cijfers niet noemen; want het zijn opgaven van vertrouwelijken aard. Maar ik kan u wel zeggen, dat daar een stuk of acht firma's zijn uitge- noodigd. waaronder de A. E. G. en Gebrs. Stork; en tusschen het aanbod van onzen gewonen leverancier en dat van Gebr. Stork was zoo'n groot verschil, dat er geen sprake van kon zijn, de bestelling daar bij Gebr. Stork te doen. Toen dus kort daarop hier een turbo-generator moest worden aange schaft, heelt men onzen gewonen leverancier om prijsopgave gevraagd. En ofschoon de metaalprijzen intusschen gestegen waren, was die opgave niet hooger dan zij voor Nijmegen was geweest. Het verschilde een kleinigheid in verband met nader gestelde eischen, ik meen ƒ800, terwijl het verschil met den prijs van Gebrs. Stork nog steeds important was. Nu kwam daarbij dat wij niet te lang konden wikken en wegen, wij moesten spoedig decideeren, want aan de opgegeven prijzen was de A. E. G. niet gebonden. De heeren zullen zich herin neren, hoe het gegaan is met de Blauwpoortsbrug. Bovendien, men moet ook de zekerheid hebben, dat men de zaken op tijd geleverd krijgt. De Commissie is in deze werkelijk geheel in het belang der gemeente opgetreden. De heer Fokker zeide nog, dat de machines van de Gebrs. Stork niet grooter zijn. Dat kan wel wezen, maar machines van den bouw, zooals wij er een noodig hadden, met het oog op onze inrichting, geloof ik niet, dat er door de Gebr. Stork gebouwd zijn. Als het zoo is -- mij is verzekerd van niet dan zou dit zich toch bepalen tot een of twee. En nu zou het toch zeer gewaagd zijn geweest, wanneer de Electriciteitsfabriek, een zoo belangrijke machine besteld zou hebben bij eene firma, die voor het leveren van de gevraagde machine belangrijk moest afwijken van den vorm waarin zij gewoon is machines te vervaardigen. Uit zijn rede zou men moeten opmaken, dat de heer Fokker nogal goed op de hoogte is van turbo-generatoren, maar hij heeft vergeten, dat het hier niet ging om de aanschaffing van een turbine, maar van een turbo-generator. En nu kan het wel zoo zijn, dat de turbines door de firma Stork gemaakt worden, maar de generatoren betrekken zij uit het buitenland. Ook andere onderdeelen, hetzij bewerkt of onbewerkt, wor den uit het buitenland betrokken en daarom geloof ik, dat ik niet ver van de waarheid ben, als ik zeg, dat ongeveer de helft van de machine uit het buitenland komt. Het kan zijn, dat er maar weinig uit Zurich is gekomen, maar er staat niet bij, hoeveel uit Duitschland afkomstig is. Zonder twijfel hebben Commissarissen gehandeld in het belang van Leiden, maar daar ligt nu weer niet in opgesloten, dat bij een volgende gelegenheid Gebrs. Stork uitgesloten zullen worden. Dat hebben Commissarissen ook nooit zoo bedoeld. Het betreft hier een bijzonder geval, waardoor de gevolgde gedragslijn volkomen wordt gewettigd en dat hopen wij den heeren duidelijk gemaakt te hebben. Ik blijf dus bij het voorstel, om dit adres voor kennisgeving aan te nemen en niet verder te gaan op den weg, dien de heeren Fokker en van der Pot wenschen. Ik zou werkelijk geen debat willen openen tusschen Gebrs. Stork en de ge meente of de Commissie voor de Lichtfabrieken. Dat acht ik niet in het belang van de gemeente. Gebrs. Stork kunnen de motie van den heer Pera in de courant lezen en dan kunnen zij daaraan de beteekenis hechten, die wij er allen ook aan hechten, n.l. dat wij allen zeker alleszins geneigd zijn, zooveel mogelijk de nationale industrie te bevorderen en dat het geval, dat zich nu heeft voorgedaan niet beteekent, dat wij de firma Stork nooit meer zullen uitnoodigen maar in dit geval, in het belang van de gemeente, was dat niet gewenscht. De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou toch willen voor stellen, de firma Stork wel te antwoorden. Het komt mij voor, dat dat niet alleen beleefd is, maar ook in het belang van de gemeente Leiden. Het is niet uitgesloten, dat de gemeente den een of anderen dag met deze firma, die op verschillend gebied vrijwel zonder concurrenten in ons land is, in relaties moet treden en met het oog daarop lijkt het mij gewenscht, dat de gemeente niet begint met die firma min of meer voor het hoofd te stooten. De heer Korevaar. M. d. V. Mag ik naar aanleiding van het voorstel van den heer van der Pot nog een enkel woord in het midden brengen Wanneer dat voorstel wordt aangenomen, dan vormt dat een bedenkelijk antecedent. Tot nog toe is het altijd de ge woonte geweest, dat bij aanbestedingen, zoowel ondershands als openbaar, aan belanghebbenden geen kennis is gegeven van het feit, dat de leverantie niet aan dezen of genen is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8