206
DONDERDAG 28
NOVEMBER 1912.
11°. Motie van de heeren Sijtsma, Fokker en Rotermans om
de bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur
op te nemen in bet contract van aanneming van het bagger-
werk.
Deze motie luidt als volgt:
Ondergeteekenden hebben de eer aan den Raad voor te
stellen de navolgende
Motie.
De Raad
gezien het concept-pachtcontract met P. van Ulden, door
Burgemeester en Wethouders voorgesteld,
van oordeel dat hierbij niet genoegzaam is gelet op de belangen
der werklieden, die in het bedrijf zullen werkzaam zijn,
overwegende dat door opneming van bepalingen in dit
contract als voorkomende in de verordening van 26 Maart
1901, gemeenteblad No. 6, houdende bepalingen omtrent
minimum loon en maximum arbeidsduur in bestekken van
gemeentewerken op de doelmatigste wijze in deze leemte
wordt voorzien,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, het concept-
pachtcontract te herzien en met bepalingen van deze strekking
aangevuld aan den gemeenteraad opnieuw aan te bieden,
en gaat over tot de orde van den dag.
K. Sijtsma.
Fokker.
Leiden, 26 November 1912. J. Botermans.
Zal worden behandeld bij punt 19 der agenda.
De Voorzitter. Alvorens nu tot de Agenda over te gaan
zou ik u namens Burgemeester en Wethouders willen voor
stellen als spoedeischend terstond in behandeling te nemen
een voorstel dat wij u zouden willen doen naar aanleidiug
van een ingekomen verzoek van het Comité ter Voorberei
ding van eene Uitvoering door Militairen van het Garnizoen
Leiden ten bate van het Roode Kruis.
Kunnen de heeren er zich mede vereenigen, dat deze zaak
terstond in behandeling wordt genomen?
Zoo ja, dan kan ik mededeelen, dat dit verzoek strekt om
voor de bedoelde Uitvoering kosteloos of althans tegen ver
minderden prijs te mogen beschikken over de Gehoorzaal.
Burgemeester en Wethouders stellen u voor op dit ver
zoek gunstig te beschikken en de Gehoorzaal aan het Comité
kosteloos voor de Uitvoering af te staan.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
(Tijdens de behandeling van dit punt kwam de heer Hoo-
genboom ter vergadering).
De Voorzitter. Thans zullen wij overgaan tot de behande
ling der Agenda.
De heer Sijtsma. M. d. V. Mag ik even naar aanleiding
van do agenda een enkele opmerking maken Zij is deze,
M. d. V. Toen in de laatste vergadering het verzoek van de
afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond van Confec-
tiebedienden inzake vervroegde winkelsluiting niet aan de
orde kwam, is door u gezegd: over drie weken of over veer
tien dagen zullen wij weer een vergadering hebben; dan zal
dit punt weer op de agenda komen met wellicht ook de
motie van den heer van Gruting e. a. Nu krijgen wij de
agenda en staan beide onderwerpen weer achteraan. En ik
vermoed wel, de lange reeks der te behandelen punten na
gaande en hunne belangrijkheid in aanmerking nemende, dat
het heel wat moeite zal kosten, deze beide zaken nog heden
te behandelen. Ik geloof niet, dat het in het belang van de
zaak zelf is en ook niet in het belang van de leden van den
Raad. iets telkens en telkens weer uit te stellen. Op het
laatst raakt de aardigheid er zoowat af, en hebben wij weer
vergeten wat wij bestudeerd hebben. Zou het geen overweging
verdienen, om onderwerpen, welker behandeling in een vorige
vergadering moest worden uitgesteld, vooraan te plaatsen op
de agenda voor een volgende raadszitting? Men zou dan veel
geregelder kunnen werken. Belangrijke onderwerpen blijven
anders tot in den treure liggen. Daarom zou ik in overweging
willen geven, hiermede rekening te houden. Mij en anderen,
met wien ik erover gesproken heb, zoudt u daar een groot
genoegen mee doen.
De Voorzitter. Ik zou u dat genoegen gaarne hebben willen
doen, maar wij konden niet verhinderen, dat er zooveel pun
ten aan de door u bedoelde onderwerpen voorafgaan. Het
zijn zonder onderscheid zaken, die spoedeischend zijn en die
niet uitgesteld konden worden. De overeenkomst met Wou-
brugge inzake de electriciteitslevering bijv. en het voorstel
betreffende de Zijlpoortsbrug moeten voor Januari afgehan
deld zijn. Nu hadden wij de vorige week wel een vergadering
kunnen houden, maar daarvoor was er weer te veel werk op
de Secretarie te doen, zooals het klaarmaken der ingekomen
stukken enz. De voorbereiding van de Raadsvergaderingen
kost verbazend veel tijd. Daarbij komt dat de kwestie, of de
voorstellen inzake winkelsluiting en kermis worden afgehan
deld in deze vergadering of in een volgende niet van zoo
heel veel belang is; toch is het zeker ook het verlangen, van
Burgemeester en Wethouders, dat beide punten worden afge
handeld voor Nieuwjaar. Ik moet den heeren dan ook in het
vooruitzicht stellen, dat wij na heden reeds de volgende week
weer zullen vergaderen en ook de week daarop. Daarvoor
zult u nog meer Ingekomen Stukken thuis krijgen, die allen
ook nog behandeld moeten worden. Het is geheel toevallig,
dat dit thans zoo uitkomt, wij kunnen daar werkelijk niets
aan doen. Hetzelfde bezwaar, dat de heer Sijtsma voor de Raads
leden noemde, geldt ook voor Burgemeester en Wethouders. U
kunt de rollen bovendien nog eens onderling verdeelen, maar wij
hebben alleen alle stooten af te weren en voor ons is het dus
nog minder prettig, om voortdurend die zaken weer in studie
te moeten houden. Wij plagen er dus ons zelf het meest mee.
Burgemeester en Wethouders zouden eventueel ook bereid zijn
des avonds te vergaderen, want wij moeten uiterlijk Donder
dag 49 December klaar zijn, omdat het Donderdag den 26en
al Kerstmis is en den Donderdag daarop zijn wij al in het
nieuwe jaar. Wij zullen echter gaarne zooveel mogelijk met
de wenschen van de heeren rekening houden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dank u voor uwe inlichtingen.
Ik heb het niet doen voorkomen, dat het Burgemeester en
Wethouders te doen zou zijn om te plagen, maar behalve de
punten, die u genoemd hebt, zie ik nog andere, bijv. dat bag-
gerwerk, dat toch pas in 1914 zal beginnen
De heer van der Lip. Dat is kortzichtigheid.
De heer Sijtsma. De heer van der Lip heeft er altijd plei-
zier in, om iemand op een aardige manier in een hoekje te
zetten, maar ik zou willen vragen, waaróm men dan begon
nen is, met de winkelsluiting er eerst op te zetten. Men had
dan deze zaak maar vooraf moeten laten gaan.
De Voorzitter. Als de heeren in de vorige vergadering
al het voorafgaande zonder debatten hadden aangenomen,
dan hadden wij zeker alles kunnen afhandelen.
De heer Sijtsma. Dat doen wij nooit.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een Keuringsveearts, tevens Adjunct-
Directeur van het Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 268).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Heeres. M. d. V. Mag ik naar aanleiding van dit
onderwerp even een vraag doen? Was het niet beter geweest,
toch met een tweetal te komen voor deze benoeming? Het
komt mij toch voor, dat de verordening zeer beslist zegt, dat
een tweetal moet worden voorgedragen. Ik begrijp zeer goed,
dat Burgemeester en Wethouders hier voor een moeilijkheid
hebben gezeten. Maar is het formeel wel juist, dat één persoon
wordt voorgedragen?
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou den heer Heeres
willen antwoorden, dat er m. i. tegen deze voordracht uit een
formeel oogpunt geen bezwaar kan bestaan. Wij hebben wel
eens meer één persoon voorgedragen, ik meen zelfs voor dezelfde
betrekking, die thans vervuld moet worden. Het geval toch
kan zich voordoen, dat er maar één sollicitant is en dan kan
men er geen twee voordragen, hiermede kan, dunkt mij,
op één lijn gesteld worden het geval, dat wij nu hier hebben,
n.l. dat wij den Raad geen ander met vrijmoedigheid durven
aanbevelen. Vroeger hebben wij wel eens een anderen weg
gevolgd n.l. dat wij zeiden: dit is nummer 1 en dit is nummer
2, maar die nummer 2 komt er alleen maar bij ter voldoening
aan de bepaling van artikel zooveel van die en die verordening.
En dan kwam er uit den Raad aanmerking op en zei men:
Gij draagt er eigenlijk geen twee voor, maar één, want dien
tweede wilt gij niet hebben, dien vindt gij ongeschikt. Dit
is de reden geweest, waarom wij gemeend hebben alleen den
heer Goedhart te moeten voordragen.
De heer Heeres. M. d. V. Ik dank den heer van der Lip
zeer voor zijn toelichting. Ik heb ook geen bezwaar tegen
deze voordracht. Het is bij mij alleen de vraagls het formeel
juist? Wanneer nu van de tafel van Burgemeester en Wet
houders wordt verklaard, dat het formeel wel juist is, dan
leg ik mij daarbij neer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Vergouwen, Reimeringer,
Corts en van der Pot uitnoodigen, het stembureau te willen
vormen
Wordt benoemd met algemeene (29) stemmen de heer J.
Goedhart.