DONDERDAG 28
NOVEMBER 1912.
205
nomen. Zeker, de winter 'komt pas, en de last gelijk de
heer Zwiers zegt heeft zich nog niet geopenbaard. Maar
dat spreekt van zelf! Want in den zomer heerscht er zoozeer
geen werkeloosheid. Maar de werklieden zien de bezwaren nu
aankomen en protesteeren er daarom tegen. Daarom hand
haaf ik mijn voorstel om deze zaak om advies te zenden naar
het bestuur van het Werkloozenfonds.
De heer Vergouwen. M. d. V. Na de mededeeling van de
heeren Briët en Zwiers, wensch ik niet meer op het voorstel
te blijven aandringen, om het adres door te zenden. Ik grondde
mijn meenirig op de praktijk, maar het blijkt volgens den
heer Briët, dat er nog geen voldoende praktijk is en daarom
acbt ik het beter nog te wachten.
De Voorzitter. Ik geloof, dat ook ik moet adviseeren, om
den raad te volgen van de heeren Briët en Zwiers. De prak
tijk heeft zeker in dezen nog niets bewezen. Dat er adressen
inkomen is altijd nog geen bewijs, dat er bezwaren gerezen
zijn. De Raad bad in Februari van dit jaar te beslissen, wat
werkelijk in het belang van de zaak was, en daarover is toen
ampel en breed gesproken. Vandaar, dat Burgemeester en
Wethouders het voorstel hebben gedaan om nu de debatten
daarover niet andermaal te heropenen, doch het adres voor
kennisgeving aan te nemen, nu de bepalingen nog niet in
praktijk hebben gewerkt. Als het volgend jaar, wanneer de
winter voorbij is, de heeren Briët en Zwiers komen beamen,
dat er werkelijk bezwaren tegen deze bepaling blijken te
zijn, dan zal ik de eerste wezen, die voorstelt namens Bur
gemeester en Wethouders om daarin verandering te brengen.
Maar men moet er wel aan denken: »Wij maken geen ver
ordeningen, om het iedereen naar den zin te maken." Wij
hebben ons uitsluitend te plaatsen op het standpunt van het
gemeentebelang, dat wij hébben te behartigen. Terecht heeft
de heer Zwiers gezegd, dat men hier zeer liberaal is met het
verleenen van ontheffing der aangevallen bepaling. Of in
andere plaatsen bovendien wel de twee correcties bestaan, die
wij hier hebben, weten wij beelemaal niet. In de eerste plaats,
mag hier de directeur van de Arbeidsbeurs dispensatie van
de verplichting tot dagelijksche aanmelding verleenen en zelfs,
wanneer de directeur die dispensatie niet heeft verleend, kan
toch nog vrijstelling worden verleend, wanneer de betrokkene
achteraf kan motiveeren dat hij zich niet heeft aangemeld
omdat hij bijv. elders werk zocht. Zoodoende wordt hier geen
onnoodige dwang uitgeoefend. Dat de bepaling vernederend
zou zijn, dat is een halfjaar geleden voldoende weersproken.
Het is werkelijk beter, nu nog af te wachten, hoe de veror
dening werkt, totdat de winter achter den rug is. Daarom
acht ik het bepaald verkeerd het adres door te zenden om
praeadvies. Op die manier zou men wel aan den gang kunnen
blijven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het
adres voor kennisgeving aan te nemen, wordt in stemming
gebracht en aangenomen met 25 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Driessen, van der Pot, Oorts,
Botermans, Kruimel, P. J. Mulder, Briët, van der Lip, Fischer,
Pera, Carpentier Alting, Roem, Korff, Korevaar, van Hamel,
Heeres, van Gruting, Vergouwen, Timp, A. Mulder, Zwiers,
Bosch, Reimeringer, van Tol en de Boer.
Tegen stemmen de heeren Fokker, Sijtsma en van der Eist.
2°. Verzoek van den Alg. Ned. Ambtenaarsbond inzake de
arbeidsverhoudingen en dienstvoorwaarden van de verplegende
beambten in de gestichten »Endegeest", «Voorgeest" en
«Rhijngeest".
De Voorzitter. Mijne Heeren! In dit adres wordt aan den
Raad het verzoek gedaan om een verordening in het leven
te roepen, waarbij allerlei zaken bepaald worden. Tot heden
werden door den Alg. Ned. Ambtenaarsbond of zijn afdeeling
«Leiden" altijd verzoeken gedaan omtrent onderwerpen, die
niet tot de competentie van den Raad behooren. Daar echter
het in het leven roepen van een verordening als hier wordt
bedoeld, meebrengend wijziging der bestaande verordening,
natuurlijk wel tot Uwe competentie behoort, stel ik voor, dit
adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders
ter fine van praeadvies.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
3°. Verzoek van het Hoofdbestuur der Ned. Vereeniging tot
afschaffing van alcoholhoudende dranken om in bestekken van
aanbesteding de bepaling op te nemen dat het op die werken
verboden is alcoholhoudende dranken te gebruiken.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Nader adres van Gebr. Stork Co. in zake de aan
schaffing van een turbo-generator ten behoeve van de Elec-
triciteitsfabriek.
Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda.
5°. Verzoek van de Leidsche IJsclub om vergunning tot het
bouwen van een houten restauratietent op het terrein aan
den Maredijk, Sectie L, No. 333.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Verzoeken van G. J. Hoogervorst en P. Reyneveld om
in aanmerking te komen voor het pachten van het baggerwerk.
Deze stukken luiden als volgt:
Aan E. Achtbare Heeren raadsleden der
gemeente Leiden.
E: Achtbare Heeren.
ündergeteekende - G. J. Hoogervorst, schipper en mest
stoffen handelaar, woonende te Zoeterwoude a. d. Rijn,
verzoekt U: E: Achtbare Heeren, om in aanmerking te komen,
voor het pachten van baggerwerken, het vervoer van grond,
puin, asch, enzalsmede, alle onder dien pacht voorkomende
werkzaamheden, in de gemeente Leiden.
En verzoekt UEachtbare beleefd, om in het finantieëel
belang der gemeente Leiden hem een exemplaar van de
voorwaarden dier pacht, alsmede een inschrijvings biljet,
enz, te doen toekomen.
Dit verzoek in UEAchtbare's welwillendheid aanbevelende,
verblijf ondergeteekend,
Uw dw: d:
G. J. Hoogervorst.
Zoeterwoude, 23 November 1912.
Edel Achtb. Heeren.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Pieter Reijneveld
wonende te Voorschoten Papelaan 104 A3 dat hij naar aan
leiding van de verpachting van het baggerwerk en daarmede, in
verband staande werken in Uwe gemeente de eer heeft zich
als gegadigde aan te bieden
Reden waarom hij Uwe Raad eerbiedig verzoekt hem inde
gelegenheid te willen stellen, een aanbieding te mogen doen.
't Welk doende
UEd Achtbare dienstw. dienaar
P. Reijneveld.
Aan den Edel Achtb. Raad
der Gemeente Leiden.
7°. Verzoek van de firma Gebr. Blok om alsnog in de gelegen
heid gesteld te worden prijsopgaaf te doen voor het ver
lichten van het baggerwerk.
Zullen worden behandeld bij punt 19 der agenda.
8°. Verzoek van de afd. Leiden van de Nat. Christ. Geheel
onthouders Vereeniging om niet aan te nemen het voorstel
tot wederinvoering van de kermis
Dit stuk luidt als volgt:
Den Wel Ed Achtbare Heeren
Burgemeester en Raadsleden der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen ondergeteekende:
Nationale Christelijke Geheel-Onthouders-Vereeniging, afd.
Leiden.
Dat zij tot hun leedwezen kennis genomen hebbende, van
het voorstel tot het weder invoeren der kermis, terwijl de
kermis juist het middel is, tot bevordering der dronkenschap,
met al hare ellende daaraan verbonden.
Verzoekt de Raad mitsdien maatregelen te willen nemen, dat
het voorstel worde verworpen.
Hetwelk doende
de afd: Leiden der Nat: Chr: Geh: ünth: Vereeniging.
Namens dezelfde:. «Het Bestuur."
Th. v. Duuren, Voorzitter.
N. de Graaf, Secr.
J. de Nie, Penn.resse.
Leiden 25 November 1912.
Zal worden behandeld bij punt 21 der agenda.
9°. Mededeeling van den Inspecteur der Gymnasia en van
den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs dat zij geen
bezwaar hebben tegen de toekenning van verhooging van
wedde aan den leeraar Dr. G. M. Rutten.
Wordt voorgesteld de jaarwedde en den pensioensgrondslag
van dien leeraar, met ingang van 16 Januari 1913 vast te
stellen: wat het Gymnasium betreft op ƒ288.57 en wat de
tloogere Burgerschool voor Jongens betreft op ƒ1731.43.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
10°. Aanbeveling van de Plaatselijke Schoolcommissie ter
benoeming van vier leden dier Commissie.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.