504 DONDERDAG 28 NOVEMBER 1912. wordt uitbetaald, behoeft dus slechts te dienen voor onder- kleedingen voor zakgeld, en daarop kan, dunkt mij, voor eenmaal wel f 10.worden ingehouden. Ik zal deze rectificatie ook in de Commissie van Beheer nader ter sprake brengen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van den Leidschen Bestuurdersbond in zake de verplichting der werklooze arbeiders tot dagelijksche aanmelding bij de Gemeentelijke Arbeidsbeurs. Dit stuk luidt als volgt Aan den Raad der Gemeente Leiden Geeft beleefdelijk te kennen de Leidsche Bestuurdersbond goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 7 September 1905 No. 48, dat in een op 7 November 1912 te dezer stede gehouden openbare vergadering de volgende motie is aangenomen en verzoekt de Bestuurdersbond u dringend aan den inhoud der motie te willen voldoen Aan den Raad der Gemeente Leiden. De openbare vergadering bijeengekomen op Donderdag 7 November 1912 in de Graanbeurs te Leiden; Gehoord de inleiding van den secretaris van de Nederlandsche Vereeniging van Fabrieksarbeiders R. Stenhuis over het besluit van den Leidschen Gemeenteraad van 1 Februari 1912, waarbij is bepaald, dat de werklooze leden eener vereeniging, die bij het gemeentelijk werkloozenfonds is aangesloten, zich dagelijks moeten aanmelden bij de gemeentelijke arbeidsbeurs; Vestigt in aansluiting met de adressen van den Leidschen Bestuurdersbond van 9 Februari en 28 Mei 1912 de aandacht van den gemeenteraad eenerzijds op de onbillijkheid van dit besluit, waarbij moeilijk na te komen verplichtingen worden gelegd op de leden der bij het werkloozenfonds aangesloten vak- vereenigingen, terwijl de reden, waarom dit besluit is genomen, gelegen is in het feit, dat men meent, dat de aangesloten niet-vakvereenigingen niet voldoende controle kunnen uit oefenen op haar leden, en vestigt anderzijds de aandacht op de last en de vernedering dat werklooze arbeiders, die menig maal dagelijks er vroeg op uit moeten om ver buiten de stad werk te zoeken, eiken dag, als waren zij bedeelden, en al ont gaat hun daardoor ook de kans om werk te krijgen, verplicht zijn zich aan te melden bij de arbeidsbeurs, terwijl zij het dan als een groote gunst zullen moeten beschouwen, dat hun niet-aanmelding niet ten gevolge zal hebben de inhouding van den gemeentelijken bijslag; protesteert tegen deze hatelijke controle-maatregelen, die alleen reden van bestaan hebben voor leden van niet-vakver eenigingen en die dus hun doel ver voorbijstreven; legt hierbij over aan Uw College de bewijzen van instemming van de leden der navolgende vereenigingen, alle aangesloten bij het gemeentelijk werkloozenfonds: de afdeelingen Leiden van den Centralen Bond van Bouwvakarbeiders, van den Algemeenen Bond van Handels- en Kantoorbedienden, van den Nederlandschen Schildersgezellenbond, van den Algemeenen Nederlandschen Timmerliedenbond en van den Algemeenen Nederlandschen Typografenbond en richt tot u het dringend verzoek het bovenbedoeld besluit zoodanig te willen wijzigen, dat van de aanmelding bij-de gemeentelijke arbeidsbeurs worden vrijgesteld de leden der aan gesloten vakvereenigingendaar op dezen uitteraard voldoende conlröle wordt uitgeoefend. In opdracht van de vergadering Het bestuur van den Leidschen Bestuurdersbond De Secretaris De Voorzitter A. v. Egmond. D. A. van Eck. Leiden 13 November 1912. Langegracht 196. De Voorzitter. De verordening, waarover hier gesproken wordt, is door den Raad in Februari 1912 vastgesteld, nadat er ampel over is gedebatteerd. Na die vaststelling is het al de 2e of 3e maal, dat men met adressen óp dit Raadsbesluit poogt terug te komen. De eerste winter, die volgen moet op de vaststelling van de verordening, moet nog komen. In de praktijk heelt men dus de uitwerking der bepalingen nog nauwelijks kunnen zien. Daarom stel ik namens Burgemeester en Wethouders voor, dit adres voor kennisgeving aan te nemen, daar het mij thans niet het geschikte oogenblik lijkt, deze zaak wederom in behandeling te nemen. Zij is indertijd van alle kanten bekeken, zoodat ik geloof, dat dit adres voor kennisgeving moet worden aangenomen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan mij daar niet mee ver eenigen. Dat zult u kunnen begrijpen en billijken, omdat ik indertijd toen dat besluit genomen is, mij er tegen heb verzet. Ik heb het toen moeten verliezen, maar nu blijkt, dat het geen ik toen heb opgemerkt, het algemeen gevoelen is van belanghebbenden. Ik heb de vergadering, waar die motie is aangenomen, bijgewoond, en daar is door den spreker een en ander aangevoerd, dat mij voorkomt klemmend te zijn, n.l. dat de vereeniging in den regel een heele goede controle heeft, omdat zij zelf een bijdrage moeten leveren. U zegt, dat het nu al de derde maal is, dat daarop teruggekomen wordt, maar dat is een bewijs te meer, dat er een groote ontevre denheid heerscht en dat er ontstemming is onder de belang hebbende werklieden. Wat is er nu tegen, dat dit adres in handen komt van het bestuur van het Werkloozenfonds, ten einde die zaak ernstig te onderzoeken en misschien tot de conclusie te komen, dat het voor die vereeniging niet noodig is, dat een zekere controle, die onaangenaam stemt en die vernederend werkt, wordt uitgeoefend. Als het niet bepaald noodig is, dan zou ik willen vragen, waarom wij die bepaling moeten hebben. Daarbij komt, dat wij zoo goed mogelijk dat fonds moeten doen slagen en de werkeloosheid moeten helpen bestrijden, maar laat ons dan niet beginnen met maatregelen te nemen, die groote ontstemming wekken bij de werklieden en hunne organisaties Ik zou dus in overweging willen geven, dat adres in handen te stellen van het bestuur van het Werk loozenfonds, opdat die ons van advies kan dienen. Als de argumenten die voor dezen maatregel worden aangevoerd klemmend zijn, dan zal ik mij gaarne gevangen geven. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik steun het denkbeeld van den heer Sijtsma. Ik ben wel niet op de vergadering geweest, waar deze zaak behandeld is, maar in onzen Raad heeft het indertijd nog al een punt van bespreking uitgemaakt. Inder tijd heeft men ook gezegd: wij zullen het den menschen niet moeilijk maken. Maar het schijnt achteraf te blijken, dat hun werkelijk een last opgelegd is. Wanneer dat zoo is, is het dan niet beter, dit request naar het bestuur van het Werk loozenfonds of van de Arbeidsbeurs te zenden, ten einde daar over inlichtingen te bekomen. Dan kunnen wij erover oordeelen; de praktijk beslist toch in deze. Ik vond het op zichzelf een heel goeden maatregel, dat de werkloozen naar de Arbeids beurs moesten gaan. Maar de practijk kan zich daartegen toch verzetten. En daarom zou ik zeggen: laat ons het advies inwinnen van de besturen. Wij weten nu, hoe de werklieden er zelf over denken. Als het eenigszins mogelijk is, moeten wij een oplossing trachten te vinden, die alle partijen bevredigt. De heer Briët. M. d. Y. Ik geloof niet dat het wenschelijk zou zijn, de debatten over deze kwestie te heropenen, zooals de heer Sijtsma dat in zekeren zin al gedaan heeft. De beer Sijtsma schijnt te denken, dat het bestuur van het Werk loozenfonds en van de Arbeidsbeurs niet nauwkeurig de voor- en nadeelen van een dergelijken maatregel heeft overwogen. De heer Vergouwen zegt, dat de praktijk het zou hebben kunnen uitwijzen. Er is op het oogenblik nog geen praktijk. De tijd begint nu juist te komen, waarin zich werkloozen zullen aanmelden. In den zomer is het echter bijna niet ge schied, zoodat er van het practisch resultaat van dien maat regel absoluut niets te zeggen valt. De heer Zwiers. M. d. Y. Voorzoover het de vakvereeni- gingen en de kwestie der werkloozenfondsen betreft, blijf ik natuurlijk buiten de debatten; de beoordeeling daarvan is beter toevertrouwd aan den Voorzitter van het Gemeentelijk Werkloozenfonds. Alleen wilde ik deze opmerking maken, dat nog in de laatste vergadering van het Bestuur van de Arbeids beurs de kwestie ter sprake is gekomen, bij welke bespre kingen opnieuw bleek, met hoeveel liberaliteit de bepalingen betredende de ontheffing van het voorschrift van aanmelding aan de Beurs voor hen, die uitstedig moeten zijn om werk te zoeken, worden toegepast. Er wordt ontheffing verleend daags en 's avonds te voren, en op den ochtend zelf is de ambtenaar daartoe reeds vroegtijdig gemachtigd en bereid; zelfs a posteriori stempelt de Beurs de kaart af, als de be trokkene zijn afwezigheid wegens het zoeken van werk maar behoorlijk komt motiveeren. Het aantal vrijstellingen is dan ook betrekkelijk groot, zoodat het bezwaar in het adres wel in zeer overdreven termen is geformuleerd. Dat het gemakkelijker is, zich in plaats van dagelijks, nooit aan te melden, spreekt van zelf. Eenige moeite is aan deze bepaling dus altijd verbonden. Maar dat zij bezwaar zou opleveren bij het zoeken van werk, dat meen ik te mogen bestrijdeD. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik blijf mijn bezwaren, ook na hetgeen de heeren Briët en Zwiers hebben aangevoerd, hand haven. Ik voel er veel voor, de zaak in handen te stellen van het bestuur. Wanneer er met zooveel liberaliteit wordt ge handeld en bijna allen vrij krijgen, dan zal ook de maatregel heel weinig effect sorteerenen dan zal men, door hem op te heften, de ontstemming die hij verwekt, wegnemen. De heer Briët zegt, dat de praktijk in deze nog moet leeren. Maar ik kan mededeelen, dat op de vergadering, waarover ik het daar straks had, vermeld werd dat in andere plaatsen de praktijk reeds gesproken had; op grond daarvan is de motie aange-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 2