216
DONDERDAG 28 NOVEMBER 1912.
De Voorzitter. Uw idee is dus, dat wij op den duur
kunnen volstaan met de hulpbrug van 8 M. doorvaartwijdte
te behouden
De heer Hoogenboom. Tegenover de Maatschappij ja, want
in de bepaling is alleen sprake van een doorvaartwijdte van
8 M. terwijl van een diepte van de gekoppelde fundeering en
van eene breedte van het rijvlak volstrekt niet is gesproken.
De Voorzitter. U vergeet echter, dat er op den duur een
vaste brug moet komen en geen hulpbrug. De Maatschappij
moest ook een vaste brug bouwen.
De heer Hoogenboom. Daar is geen sprake van.
De Voorzitter. Ik bedoel niet een brug, die niet open kan,
maar een brug voor goed, een definitieve brug! Als wij thans
reeds een definitieve brug van 8 M. gaan bouwen, dan kost
ons dat 20,060.
De heer Roem. M. d. V. Ik geloof toch wel, dat er in het
geen de heer Hoogenboom zegt, veel waars zit. De heer
Hoogenboom beweert, dat als het nu eens niet noodig zou
blijken, dat die hulpbrug verbreed werd of dat er een andere
brug werd gemaakt, dan zou die voorloopige brug een defi
nitieve kunnen worden, want door de gemetselde penanten
uit te breken en trekankers aan te brengen zou men kunnen
voorkomen, wanneer het niet noodig zou zijn, dat de gemeente
toch een grootere brug zou moeten maken. Als men later een
breedere brug zou willen maken, komt de vraag van het ver
keer door de poort aan de orde; wanneer nu noodig zou blijken
naast de bestaande te bouwen, kan die brug blijven zooals
ze is.
De Voorzitter. De Hollandsche Electrische Spoorweg Maat
schappij moest een brug bouwen van ijzer, kostende 20,000.—
De heer Hoogenboom. Dat staat er niet.
De Voorzitter. Dat volgt er wel degelijk uit, want wij
moeten toch vasthouden aan het ingediende plan. De Hol
landsche Electrische Spoorweg Maatschappij heeft een plan
ingediend van 20.000.om thans die ijzeren brug te maken,
en die brug, die wellicht later weer moet worden afgebroken,
kunnen wij ontgaan door het maken van een hulpbrug, die
veel goedkooper kost.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik kan niet lezen, dat de
Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij zich verplicht
zou achten de geheele brug nieuw te maken op de afmeting,
die u zegt. De verplichting, die zij in de concessie voorwaarden
op zich heeft genomen is alleen, dat er een beweegbaar ge
deelte van een bepaalde, doorvaartwijdte moet zijn
De Voorzitter. Ik herhaal nog eens: De Hollandsche Elec
trische Spoorweg Maatschappij moest maken een nieuwe brug
en zij heeft daarvoor zelf ook reeds een plan van ƒ20.000.
gemaakt.
Als wij nu die plannen weer gingen veranderen, dacht u
dan dat de Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij
dat goed zou vinden? Immers natuurlijk niet! Dan bouwt zij
de brug, die zij verplicht is te bouwen, en daarmee uit. Dat
is immers heel begrijpelijk! Wij kunnen nu echter volstaan
met gedurende tien jaar een houten brug, een hulpbrug dus.
Gaat men daarin niet mee, dan blijft de toestand overeen-
eenkomstig het plan, dat de Maatschappij aanvankelijk heeft
aangeboden. Neemt men ons voorstel echter aan, dan krijgen
wij een subsidie van ƒ20.000.en een mooiere brug. Dacht u,
dat als wij daar voorgoed een hulpbrug maakten de Holland
sche Electrische Spoorweg Maatschappij daarmee genoegen
zou nemen? Dat kunnen wij hier allemaal maar zóó niet
decreteeren! U zegt: de Maatschappij neemt er genoegen
mee, als ze maar die bepaalde doorvaartwijdte krijgt. Maar
wij moeten toch ook te rade gaan met hetgeen er oorspron
kelijk is bepaald, n.m. dat de Maatschappij daar een brug
moet maken en dat de Minister van Waterstaat dat alles
moet goedkeuren. Vroeg of laat moet er een definitieve brug
gebouwd worden. Dat wij daarvan de kosten dragen, ont
gaan wij op de manier, die ik den heeren heb uitgelegd.
Wij kunnen natuurlijk de tijdelijke brug niet ten eeuwigen
dage houden.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik wil even constateeren,
dat wat u daar in uw toelichting zegt. uit het ontwerp-besluit
niet is te lezen.
De Voorzitter. Maar daarbij lagen toch ook nog andere
stukken in de Leeskamer! Wij kunnen toch niet heele boek
werken over ieder onderwerp gaan uitgeven
De heer Bosch. M. d. V. Het spijt mij alleen, dat in deze
discussie veel te sterk het licht is gevallen op het voordeel
van de gemeente. Ik geloof, dat daarom nog wel even gecon
stateerd mag worden, dat er ook een voordeel is voor de
Maatschappij. De Maatschappij heeft daartegenover ook het
voordeel bedongen, dat zij zich niet meer heeft te bekommeren
om het onderhoud en de bediening van de brug. Dat voor
deel vertegenwoordigt een bedrag, dat niet zoo maar onder
cijfers is te brengen, maar dat met het oog op het onzekere
van den toestand, die voor de gemeente in de definitieve ver
bouwing van de brug is gelegen, door de gemeente gaarne
zal worden aanvaard, doch ook door de Maatschappij wel op
prijs mag worden gesteld.
De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet vereenigen, ook op grond
van wat daartegen door den heer Hoogenboom is aangevoerd.
Ik kan niet begrijpen, dat wij de verplichting op ons moeten
nemen tot het maken van een brug met een doorvaartwijdte
van 8 M., wanneer het technisch mogelijk blijkt hetgeen
door den heer Hoogenboom is betoogd en door den heer Roem
is onderstreept om op het oogenblik al een brug van 8 M.
doorvaartwijdte te maken. Wanneer niet vaststaat, dat het
verkeer in '1922 een dergelijke, veel duurdere brug zal eischen,
begrijp ik niet, waarom wij dat niet zouden doen.
De Voorzitter. Ik herhaal nu voor het laatst, dat de brug,
die over tien jaar gemaakt wordt, feitelijk betaald wordt door
de Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij. Maken
wij echter nu een hulpbruggetje, dat eventueel een definitieve
brug zal moeten blijven, dan teekent de Maatschappij het
contract niet en dan keurt de Minister van Waterstaat het
niet goed. Men heeft dus maar te kiezen! Gaat men op ons
voorstel niet in, dan zal de Maatschappij ook direct de mooiere
brug maken.
Wanneer het u nu nog niet duidelijk is, dan kan ik daar
niets aan doen.
U hadt dan maar de verdere stukken moeten lezen, waar
uit u de heele historie van de zaak hadt kunnen nagaan. De
plannen voor een volledige brug, die zoo zou kunnen en moeten
blijven, zijn ons reeds in het begin van het jaar door de
Maatschappij toegestuurd.
De heer Pera. M. d. V. Als ik het goed begrijp, dan is de
kwestie dus deze. dat in elk geval de gemeente verplicht is
een nieuwe brug tot stand te brengen.
De Voorzitter. Ja, maar met het geld van de Hollandsche
Electrische Spoorweg Maatschappij, als men ons voorstel
aanneemt.
De heer Pera. En nu meende de heer Hoogenboom, dat
de gemeente ook het recht had, om den toestand, die er zou
komen door deze verwijding, te laten bestaan. Nu ik evenwel
begrijp, dat er een nieuwe brug zal moeten komen, kan ik
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan.
De heer Fokker. M. d. V. Heb ik goed begrepen, dat de
brug opgehaald wordt van den kant van den Singel af?
De Voorzitter. Ja, dat wordt zoo voorgesteld omdat het
zooveel goedkooper is; zij kan dan bediend worden van den
kant van de Schrijversbrugomdat het een tijdelijke brug is,
mag dit bezwaar niet te sterk wegen, dunkt mij.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Is er al een regeling ge
troffen tusschen de gemeente en de Hollandsche Electrische
Spoorweg Maatschappij voor de vernieuwing der geheele
Zijlpoortsbrug, zooals u die op het oog heeft?
De Voorzitter. Ja.
De heer Hoogenboom. Is dat deze regeling?
De Voorzitter. Ja. Dat is natuurlijk deze financieële regeling.
De heer Hoogenboom. Dat verbaast mij buitengewoon, want
er staat van een dergelijke geheele vernieuwing der Zijlpoorts
brug niets in het contract.
De Voorzitter. Volgens mij en volgens Burgemeester en
Wethouders en de Commissie van Fabricage staat alles er
volkomen duidelijk in. Het wordt nu waarlijk een geheel nut
teloos debat, wanneer wij telkens hetzelfde tegen elkaar blij
ven herhalen. De Hollandsche Electrische Spoorweg-Maat
schappij moest een definitieve brug maken en niet een houten
prulbrugje, en dat de Maatschappij het niet zou goedkeuren
als wij zelf dit houten prulbrugje wel zouden maken, dat
spreekt, dunkt mij, van zelf.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 24 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Driessen, van der Pot, Corts,
Botermans, Kruimel, P. J. Mulder, Briët, van der Lip, Fischer,
Sijtsma, Pera, Carpentier Alting, Korff, Korevaar, van Hamel'
van Gruting, Vergouwen. Timp, A. Mulder, Zwiers, Bosch.
Reimeringer, van Tol en de Boei'.
Tegen stemmen de heeren: Fokker, Roem, van der Eist,
Heeres en Hoogenboom.