DONDERDAG 28 NOVEMBER 1912. 215 opzichte van de Spoorwegmaatschappij direct vrij komen te staan en ontheven zijn van de verplichting, om later die brug (plan A) weder te wijzigen. Ik vind het ook daarom nuttig, dat die verplichting dan achterwege zou kunnen blijven, om dat het best kan wezen, dat het in 1922 niet meer noodig blijkt te zijn, dat die brug wordt veranderd. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik ben het niet eens met den heer van der Eist. Wanneer de maatschappij gezegd had, dat zij liever van haar verplichting ontheven wilde wezen, dan ging de redeneering van den heer van der Eist op, maar dat is niet het geval. De maatschappij wil haar verplichting nakomen en alles doen, wat zij op zich genomen heeft en ik vind, dat Burgemeester en Wethouders in dezen heel voor zichtig gehandeld hebben, met niet dadelijk te zeggen, dat zij het maar aannemen. En dat Burgemeester en Wethouders deze regeling getroffen hebben na vele onderhandelingen en besprekingen, daarvoor komt hun een woord van hulde toe. Als daar eenmaal een brug is, dan is het mogelijk, dat die omgeving een heel ander karakter krijgt, dat daar een wijk komt, die zich ontwikkelt, zooals wij op het oogenblik nog niet kunnen voorzien. Daarom vind ik het heel voorzichtig van Burgemeester en Wethouders, dat zij met het oog op de toekomst nog geen definitieve regeling willen maken. Ik juich het plan dus zeer toe. De heer Pera. M. d. V. Ik wensch met een enkel woord te onderstreepen, hetgeen door den heer Hoogenboom is ge zegd. Het heeft ook mijn aandacht getrokken, waarom die breedte is voorgesteld en niet wat meer, zoodat men had ge kregen de volle breedte, zooals die vereischt wordt. Als men iets maakt en men moet het na eenige jaren weer veranderen, dan kost dat dubbel geld. Als men het nu direct op de ver- eischte wijdte maakt, dan zou het niet zooveel meer kosten. Ik zie met groote belangstelling het antwoord van Burgemeester en Wethouders tegemoet en zou gaarne vernemen, of het niet mogelijk is, die breedte thans op 8 M. te brengen. De Voorzitter. Ik geloof werkelijk dat het goed is, dat ik voordat de beraadslaging verder wordt voortgezet, even mede deel, dat over deze zaak het meest volkomen misverstand heerscht. Ons voorstel betreft absoluut niet een technische kwestie, zooals de heeren schijnen te denken, doch is louter van financieelen aard. Ik had werkelijk gedacht, dat de heeren het in deze geheel eens zouden zijn met den heer Vergouwen en dat zij zouden gezegd hebben: Wat is deze zaak na alle onderhandelingen prachtig geluktNu noodzaakt u het Dage- lijksch Bestuur u erop attent te maken, dat hier eigenlijk zoo'n voordeelige transactie is tot stand gekomen en het is niet altijd goed iets dergelijks in het openbaar te verklaren. Hoe is toch de loop van zaken geweest? Hier moest de Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij, volgens hare subsidievoorwaarden een brug bouwen. Voor dit werk heeft zij dan ook een plan bij Burgemeester en Wethouders ingediend, dat haar ƒ20.000 zou kosten. Nu leek het ons echter niet onmo gelijk, dat er ter plaatse over eenigen tijd een andere, een nog steviger brug noodig was. Zeker zou het het beste zijn geweest, wanneer het verlangen daarnaar door een ander en niet door ons zou zijn te kennen gegeven. Maar nu de beraadslaging hier zoo is geloopen, moet ik het hier wel zeggen: »wij heb ben de mogelijkheid ingezien, dat het op den duur noodig zou kunnen zijn, daar een grooteie en steviger brug te maken". Wat zou nu, zoo dat moest gebeuren, het gevolg zijn geweest, indien wij het plan van de Hollandsche Electrische Spoor weg Maatschappij hadden geaccepteerd? Dat wij over eenigen tijd de door de Maatschappij gebouwde brug weer af moesten breken en zelf een nieuwe zouden moeten maken; de ƒ20.000 was dan door de Hollandsche Electrische Spoorweg Maat schappij in het water gegooid. En nu ons voorstel! Laten wij zeggen, dat de thans door ons te bouwen brug 8.000 kost. Door ons voorstel krijgen wij nu van de Spoor weg-Maatschappij daartegenover direct 16.000 in handen. Immers de Maatschappij betaalt de helft van de brug van ƒ8.000, die wij gaan bouwen. Wij kiïjgen behalve die ƒ4.000, nog ƒ20.000, tezamen dus ƒ24.000; wij betalen ƒ8.000, dus schiet er voor de gemeente 16.000 over. Bovendien hebben wij tien jaar den tijd om de definitieve brug te bouwen. Ergo: als wij die brug gaan bouwen, hebben wij een subsidie van ƒ16.000 vermeerderd met rente op x-ente gedurende 10 jaar, laten wij dus zeggen een subsidie van 23.000 in de kosten daarvan. Het plan is dan ook volstrekt niet uitgegaan van de Spoorweg-Maatschappij, maar van Burgemeester en Wethouders. Gesteld nu eens, dat er geen verkeer komt, en onze verwachtingen dus worden bedrogen, dan moeten wij een brug van ƒ20.000 bouwen. Daar wij echter daarmede tien jaar kunnen wachten, hebben wij dan rente op rente dit geld daarvoor bijeen. De heele zaak is dus, dat wij nu, bij eventueelen bouw van een grootere brug, een subsidie krijgen van ruim ƒ20.000, dat ons anders zou zijn ontgaan. Waarom de hulpbrug niet 8 M. wijd is, wordt in de 'stukken uiteengezet. Gingen wij nu reeds een definitieve brug maken van 8 M., dan hadden wij de brug, die de Spoorweg- Maatschappij voorstelde, wel door haar kunnen laten maken. Voor het wijder maken van de hulpbrug besfaat evenwel geen noodzaak. De heer van der Elst. Wat voor brug krijgen wij nu voor de som van ƒ16.000 a ƒ23.000? Is dat een brug, zoo danig ingericht, dat de pijlers voldoende zijn versterkt en de breedte zoo is, dat er later een tram over kan gaan? Of is het alleen een brug, die een doorvaartwijdte heeft van 8 Meter De Voorzitter. De Hollandsche Electrische Spoorweg Maat schappij moest een brug bouwen met een doorvaartwijdte van 8 M.doch deze behoefde niet berekend te zijn bijv. voor tramverkeer alleen een beweegbaar gedeelte geschikt voor voetgangers moest het zijn, maar overigens van dezelfde breedte als de brug die er nu is; zij moest een gedeelte van dien langen steenen gang over het water bij de Zijlpoort beweeg baar maken. Daarmede kon de Maatschappij volstaan. Nu krijgen wij echter een tijdelijke brug. waarvan de doorvaart iets minder breed is, n.m. niet 8 M. maar 7.30 M., omdat de brug anders veel duurder zou zijn. Wij kunnen nu rustig de toekomst afwachten. Eerst over tien jaar behoeft er een mooiere brug te komen, zooals de Spoorweg Maatschappij niet behoefde te bouwen en ook niet gebouwd zou hebben, en dan hebben wij in de kosten van dat werk feitelijk nog altijd een subsidie van ƒ20.000.Ik zie derhalve niet in welk nadeel hierin voor de gemeente schuilt. De heer Hoogenboom zegt, dat de hulp brug geen 8 M. wijd is. Maar wat doet er dat nu toe? Als wij geen enkelen pijler uitbraken dus volgens plan B., dat ƒ5000.— zou kosten dan zou de wijdte, geloof ik, 3* M. zijn. Maar dat zijn bijzaken. Nu breken wij twee pijlers weg; maar voor een wijdte van 8 M. zullen 3 pijlers moeten ver- vervallen. Evenals de kwestie van de bediening, ook dat beteekent nietsDe brug zal eenvoudig bediend kunnen worden door de mannen van de Schrijversbrug De heer van der Elst. M. d. "V. U houde het mij ten goede, maar het praeadvies is dan niet heel duidelijk. Er wordt hier over niet anders gesproken, dan over 'een ophaalbrug. Ik meen, dat het subsidie dan voldoende moet zijn om de brug zoodanig sterk te maken, dat de tram erover geleid kan worden. Is dat niet het geval, dan zullen wij later nog een aanzien lijke som moeten uittrekken om de brug voor tramverkeer geschikt te maken. Het zou dan misschien een brug van een halve ton moeten worden? De Voorzitter. Ik meen mij nu bij herhaling ten duide lijkste te hebben uitgedrukt. De kwestie is alleen of wij naderhand dezelfde brug willen hebben, die wij nu van de Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij konden krijgen of liever een mooier en steviger brug. Kiezen-wij de mooiere, dan krijgen wij daarvoor nog ƒ20.000.subsidie. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik mag misschien voor u niet erg duidelijk zijn geweest, ofschoon ik niet begrijp waar dan de onduidelijkheid schuilt. De kwestie, waarop ik heb ge wezen, is deze, dat er in de te sluiten overeenkomst uitdruk kelijk staat, dat de gemeente zich tegenover de Maatschappij, verplicht, voor Augustus 1922 in de Zijlpoortsbrug een be weegbaar gedeelte te maken met een doorvaartwijdte van 8 M. Het plan A is ontworpen, waarbij de doorvaartwijdte op 7.30 M. is vastgesteld. Zonder eenig bezwaar kan dat plan worden gewijzigd door het uitbreken van wat meer metselwerk. Mijn bedoeling is alleen deze, dat wanneer thans de doorvaartwijdte op 8 M. wordt gebracht, wij dan subietelijk, daar de gemeente dan aan de verplichting jegens de Maatschappij heeft voldaan, ten opzichte van wat wij verder met die brug willen doen vrij zijn. Blijkt dan later, dat de brug met het oog op het landverkeer geen verandering behoeft te ondergaan, dan kan zij blijven, zooals zij is. Maken wij het beweegbare gedeelte der brug nu op een doorvaartwijdte van 7.30 M., dan moet zij vóór 1922 weder omgebouwd worden, hetzij wij daaraan behoefte hebben of niet. Het mag volgens u financieel een voordeelige transactie zijn, doch dat wordt er niet minder op, wanneer de bepaling, waarop ik hier heb gewezen, direct door ons wordt nageleefd. Ik zie geen enkele reden, waarom in de uitkeering van f20.000, die de Maatschappij zal doen, een reden zou moeten liggen, om het brengen van de door vaartwijdte op 8 M. tot later uit te stellen. Als wij op het oogenblik de doorvaartwijdte van het be weegbaar te maken gedeelte der brug direct op 8 M. brengen, dan is daar ook voor de Maatschappij niets anders dan vooi- deel in gelegen. Het zal voor de gemeente misschien, laat ik zeggen, f 1000 duurder worden, doch die uitgave weegt zeker op tegen de verplichting van later weder eene verbouwing te moeten uitvoei'en. Ik kan dan ook niet meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar zou willen voorstellen die brug direct op 8 M. te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 13