214
DONDERDAG 28 NOVEMBER 1912.
van Gruting, Vergouwen, Timp, A. Mulder, Zwiers, Bosch,
van Tol en de Boer.
Vóór stemmen de heeren: van der Pot, Kruimel, Fokker,
van der Lip, Fischer, Korevaar, van der Eist, van Hamel,
Heeres, Hoogenboom en Reimeringer.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen thans
voor, de geheele verordening te verwerpen en de regeling
dus zoo te laten, als zij was. Verlangt iemand hierover het
woord
De heer Zwiers. M. d. V. H.et zou mij spijten, wanneer de
verordening zoo verworpen werd, zonder dat de Raad heeft
overwogen, of het niet eenige aanbeveling zou verdienen
ik zelf kan het moeilijk beoordeelen om een middenweg
te bewandelen. Ik meen toch, dat sedert de laatste vaststelling
van de verordening de salarissen der officieren en dus ook
der genie-officieren met een paar honderd gulden de hoogte
in zijn gegaan. Wanneer wij onze verordening daarmede in
overeenstemming brengen, zouden wij er, wat de sollicitanten
betreft, net zoo ver staan als bij de benoeming van den heer
Rückert. Ik zou wel gaarne willen vernemen, of deskundige
leden van den Raad er iets voor voelen, het aanvangssalaris
op 2200 te brengen.
De Voorzitter U kunt natuurlijk daartoe een voorstel
doen, maar van Burgemeester en Wethouders is dit niet te
verwachten. De heer Zwiers zegt. dat de salarissen der genie-
officieren sedert de laatste vaststelling van de verordening
met een paar honderd gulden zijn verhoogd.
De heer Zwiers. Ik meen met 200!
De Voorzitter. U meent dit! Daar hebt u het al! Ik moet
er werkelijk voor waarschuwen thans incidenteel weer een
wijziging aan te brengen, wanneer men de omstandigheden
waardoor men zulk een wijziging wenschelijk acht, slechts ver
moedt en niet zeker weet! De heeren moeten nu maar afwachten,
welke sollicitanten er komen. Burgemeester en Wethouders stel
len daarom voor, de geheele verordening thans te verwerpen.
De heer Briët. M. d. V. De gronden, die worden opgegeven
voor de verandering van naam hangen niet samen met de
verandering van salaris. Er wordt gesproken van de moge
lijkheid van een misverstand. Door het zooeven aangenomen
artikel 1 is dat misverstand uit den weg geruimd. Nu kan
artikel 1 blijven bestaan, zooals het is voorgesteld en aan
genomen.
De Voorzitter. Ik zou er voor zijn, om de geheele ver
ordening te verwerpen. Laten wij nu liever eerst afwachten,
hoe de sollicitatie uitvalt. Misschien krijgen wij nu wel iemand,
die niet geschikt is voor dien titel. Wij hebben dien titel ook
wel degelijk voorgesteld in verband met de salarisverbetering,
omdat wij daardoor hoopten meer bekwame menschen te
krijgen, die zoo noodig dus den Directeur zouden kunnen ver
vangen. Laten wij den nieuwen titel alleen bestaan bij het
lage salaris, dan moet er misschien later weer een voorstel
komen, om den nieuwen Ingenieur dien titel weer af te nemen.
Ik vind het daarom wat voorbarig art. 1 alleen te laten
bestaan.
De heer Briët. Dan is de motiveering van artikel 1 niet vol
komen juist geweest!
De Voorzitter. Wij hebben die motiveering natuurlijk ge
geven met het oog op den te benoemen persoon, die wij in
verband met het hooger salaris ons als geschikt voor dien
titel voorstelden. Nu het lage salaris echter blijft, zal er wel
licht een heele verandering in de tegenwoordige positie plaats
moeten hebben. Er kan nu misschien een Ingenieur van heel
andere ontwikkeling komen. Dat alles weten wij nog niet.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. U deeldet mede, dat
Burgemeester en Wethouders een verandering in den werk
kring van den nieuwen Ingenieur hebben voorgesteld, maar
dat blijkt hier in het geheel niet uit. Het is mij ook nu nog
niet duidelijk geworden, dat de te benoemen persoon ander
werk zal hebben, dan de heer Rückert tot nu toe heeft gehad.
De Voorzitter. Dat heb ik ook niet gezegd. Ik heb gezegd,
dat er nu het lage salaris blijft bestaan misschien wel eens
een heel andere persoon zou kunnen komen en dan zou er
misschien aanleiding zijn om een verandering in den werkkring
van den Ingenieur, zooals die nu is, te brengen, waardoor het
tevens beter ware, dat hij niet meer plaatsvervangend-Directeur
zou zijn.
Ik zal nu de geheele verordening in stemming brengen
Burgemeester en Wethouders adviseeren, om deze te verwerpen.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Is het dan niet beter,
dat Burgemeester en Wethouders het ontwerp-verordening
intrekken
De Voorzitter Dat kan niet. Dat kan de Regeering in
de Tweede Kamer wel doen, maar Burgemeester en Wethou
ders hebben die macht niet. Burgemeester en Wethouders
stellen dus voor, de geheele regeling te laten zooals die vroe
ger was, en daarom deze verordening te verwerpen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De geheele verordening, in stemming gebracht, wordt ver
worpen met 17 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Driessen, Botermans, P. J. Mul
der, van der Lip, Fischer, Pera, van der Eist, van Hamel,
Heeres, van Gruting, Hoogenboom, Vergouwen, Timp, Zwiers,
Bosch, Reimeringer en de Boer.
Voor stemmen de heeren van der Pot, Corts, Kruimel,
Fokker, Briët, Sijtsma, Carpentier Alting, Roem, Korfï, van
der Eist, A. Mulder en van Tol.
XVII. Voorstel tot onderhandsche opdracht van het maken
der gewapend betonwerken voor het gebouw der vuilverbran-
dings-inrichting aan de N.V. Wernink's Betonfabriek te Oegst-
geest.
(Zie Ing. St. no. 259).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVIII. Voorstel inzake het beweegbaar maken van de Zijl-
poortsbrug ten behoeve van de Hollandsche Electrische Spoor
weg-Maatschappij.
(Zie Ing. St. no. 261).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van der Elst. M. d. V. Deze voordracht heeft mij
zeer bevreemd. De subsidievoorwaarden zijn indertijd in 1907
vastgesteld, nadat daaraan een zeer uitvoerige schriftelijke
gedachtenwisseling aan vooraf was gegaan. Daarna is er al in
1908 een eerste zeer belangrijke wijziging in gebracht, waar
door de gemeente een zeker voordeel heeft moeten prijs geven.
Nu zou ik willen vragen: waarom moeten wij nu weer, nadat
nauwelijks een half jaar geleden het nieuwe spoorwegstation
in gebruik is genomen, de subsidievoorwaarden al weer ver
anderen? De maatschappij kon vooraf zeer goed weten, dat
die doorvaart noodig was. Zij heeft zich volmondig neergelegd
bij de voorwaarden, waarbij zij de verplichting op zich nam
om een doorvaart te maken. De totstandkoming van die op
haalbrug is dus alleen in het belang van de maatschappij. En
nu zouden wij f 4350 cadeau gaan geven of misschien nog
meer, wanneer die verandering tegenvalt, om de maatschappij
een zeker voordeel te bezorgen, voor een doorvaart die zij
noodig heeft. De maatschappij zal nu een brug krijgen van
7^ M., die wij dan bovendien nog moeten bedienen. Dan nog
verplichten wij ons, om binnen tien jaren een nieuwe brug
te maken van 8 M. doorvaartwijdte en die ook weer te be
dienen. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders wel: het
geld dat daarvoor noodig is, zal de maatschappij ons verschaf
fen en wij kunnen door die verbouwing uit te stellen nog
wat rente sparen, zoodat wij die uitgave van f 4350 weer
inhalen. Maar die gunstige berekening vervalt, wanneer blijkt
dat de brug vóór 1922 zal moeten worden herbouwd. Nu ben
ik bang, dat wanneer wij hierin gaan toegeven, de maatschappij
al heel gauw weer zal komen met de bewering, dat het nood
zakelijk is, niet langer te wachten met het maken van de
trambaan en, ten gevolge daar van, een verzwaring der brug.
Het groote gevaar van deze zaak is hierin gelegen, dat al die
voorwaarden over en weer nauwkeurig zijn besproken en vast
gelegd en dat nu de maatschappij telkens weer tracht, daar
een stuk af te nemen. Ik geloof, dat wij daarop niet moeten
ingaan. En ik zou al zeer sterke argumenten moeten hooren
wil ik mijn stem voor het voorstel kunnen uitbrengen.
De "neer Hoogenboom. M. d. V. Bij de lezing van het voor
stel van Burgemeester en Wethouders zijn mij een paar punten
opgevallen. In de eerste plaats staat op blz. 146, dat 3 M.
diepe vaartuigen kunnen binnen varen.
De Voorzitter. Dat is een drukfout. Dat moet zijn 2 M.
De heer Hoogenboom. Dan is dat vervallen, maar nu een
andere opmerking. De Hollandsche Electrische Spoorweg Maat
schappij is, krachtens de concessie-voorwaarden, verplicht te
maken in de Zijlpoortsbrug een beweegbaar gedeelte meteen
doorvaartwijdte van 8 M. Thans zal die verplichting overgaan
op de gemeente en de gemeente zal daarvoor 20.000 krijgen,
terwijl de gemeente al vast als tijdelijke maatregel zich ver
bindt een doorvaartopening te maken zooals Burgemeester en
Wethouders voorstellen volgens het plan A. Dat plan geeft
aan, een beweegbaar gedeelte van de brug met een doorvaart
wijdte van 7,36 M. Als men het plan A beziet, dan kan er
geen bezwaar tegen bestaan die wijdte op het oogenblik al te
maken op 8 M., zoodat dan reeds geheel wordt voldaan aan
de verplichting van de gemeente om vóór 1 Augustus 1922
een doorvaartwijdte van 8 M- te maken. Men zou dan ten