212 DONDERDAG 28 NOVEMBER 1912. De heer Fokker. Ik vraag stemming, M. d. V. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het verzoek van Gebr. Stork en Co. voor kennisgeving aan te nemen, wordt in stemming gebracht en met 25 tegen 4 stem men aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Driessen, Corts, Kruimel, P. J. Mulder, Briët, van der Lip, Fischer, Sijtsma, Pera, Carpentier Alting, Roem, Korff, Korevaar, van Hamel, Heeres, van Gruting, Hoogenboom, Vergouwen, Timp, A. Mulder, Zwiers, Bosch, Reimeringer, van Tol en de Boer. Tegen stemmen de heeren: van der Pot, Botermans, Fokker en van der Eist. XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het maken van een verhoogd voetpad op het gedeelte van de Hoogewoerd gelegen tusschen de Rijnstraat en de Bolwerk- straat. (Zie Ing. St. No. 267). De beraadslaging wordt geopend. De heer Corts. M. d. V. Ik kan mij volkomen vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar het spijt mij, dat zij niet verder zijn gegaan en ook niet hebben genomen de lengte tusschen de Bolwerkstraat en de Kraaier- straat, dat is M. 60,90. Van de Bolwerkstraat naar de Rijn straat is M. 66,16, zoodat het voor het dubbele van het nu aangevraagde bedrag kon worden doorgetrokken. Het zijn tien huizen met stoepen waar nu geen trottoir komt en dat staat leelijk. Ik zou dus in overweging willen geven, dit er nog bij te nemen. De heer Fischer. M. d. V. Ik kan daarop antwoorden, dat mettertijd zeker daartoe zal worden overgaan, maar het is op het oogenbiik een kwestie van geld. Er was nu een prach tige gelegenheid, nu die fabriek gebouwd is, om daar een trottoir te maken. Er behoeft maar één omlijste stoep te worden weggebroken en twee trottoirs, terwijl het gedeelte, waar de heer Corts over spreekt op het oogenbiik een aan eenschakeling is van omlijste stoepen. Ik geloof echter, dat er geen bezwaar is tegen de toezegging, dat, wanneer de tijd er voor is en de Raad het geld wil geven, dat gedeelte ook wel onderhanden zal worden genomen. Alleen wil ik wel zeggen, dat het een aardig gedeelte is, dat nog bijdraagt tot het stadsschoon. De heer Corts. Het staat toch vreemd. De Voorzitter. Men zal het een volgende keer kunnen overwegen. Het geld daarvoor moet komen uit een post van f 791.waar nu f 600.afgaat. Er blijft dus nog ƒ191. over en dat is te weinig. De heer Roem. M. d. V. Ik wensch even te releveeren de uitdrukking van den Wethouder van Fabricage, dat hij vindt, dat het wegnemen van stoepen niet bijdraagt tot het steden schoon. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XVI. Verordening, houdende wijziging der verordening van 6 Februari 1908 (Gem.blad No. 4), regelende de samenstelling van het bureau van Gemeentewerken en dat voor het Bouw en Woningtoezicht en de bezoldiging van de aan die bureaux verbonden ambtenaren. (Zie Ing. St. No. 262.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Korff. M. d. V. Zooals blijkt uit de toelichting op het praeadvies, is er een meerderheid, die zich niet kon ver eenigen met het voorstel, tot welke meerderheid ik behoor. De motieven die Burgemeester en Wethouders hebben genoemd, om het voorstel te handhaven, hebben geen invloed gehad op mijne opinie. Ik blijf bij mijne meening, dat de noodzake lijkheid van deze voorgestelde verhooging mij niet duidelijk is. Er wordt gezegd, dat de belangrijkheid van de vele wer ken in de toekomst noodig maakt het hebben van een bekwaam en zakenkundig man en dan wordt voorgesteld deze bezoldi ging te geven, mits men krijgt iemand van practische ervaring. Diezelfde eisch is evenwel ook gesteld bij de aanstelling van den heer Rückert en heeft men die slechts gedeeltelijk kun nen handhaven. Nu waren wij zoo gelukkig in den heer Rückert een zeer bekwaam man te vinden, wiens heengaan zeker betreurd wordt, maar men heeft niet vastgehouden aan dien eisch van practische ervaringde ervaring van den heer Rückert was, toen hij hier kwam, zeer gering, en heeft hij ten slotte zijne practische kennis hier opgedaan. Nu zal men een vast traktement geven aan iemand, van wien men absoluut nog niet weet wat hij praesteeren zal. Een verhoo ging van salaris derhalve, waar men nooit meer af kan en waarmede men het wapen uit handen geeft, dat hierin bestaat, dat wanneer de nu te benoemen ambtenaar een kundig man blijkt te zijn men hem een persoonlijke toelage kan geven. Er wordt gezegd: wij komen achter te staan bij andere ge meenten. Maar een dag of wat geleden las ik een advertentie uit den Haag, waarin men een werktuigkundig ingenieur vroeg voor f1500 tot f2400. Ik geloof, dat er voor ons geen reden bestaat om onmiddellijk een verhooging van f400, waarop straks misschien weer de noodige verhoogingen zullen volgen, toe te staan. Dien stap te zetten, zou gevaarlijk zijn. M. de V. Ik zal daarom tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer Mulder. Voor het grootste gedeelte heeft de heer Korff al gezegd, wat ik in het midden wilde brengen, M. d. V. Ik ben het volkomen met diens redeneering eens. Wij vinden in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders een staatje van eenige plaatsen, op dit gebied ongeveer gelijk staande met Leiden. Daaruit blijkt, dat te Arnhem de inge nieur een salaris heeft van f 1800 tot f2400, met een perso- neele toelage van f 200. Al meermalen en niet ten onrechte heeft men Arnhem hier met Leiden vergeleken. Maar hier kom ik toch tot de conclusie, dat het aanvangssalaris en de verhooging voor den ingenieur in Leiden nog iets hooger staan dan die in Arnhem. Ik wensch nog even te herhalen wat de heer Korff heeft gezegdWanneer wij een ingenieur krijgen met den titel van Ingenieur, plaatsvervangend Direc teur, dan weten wij zeer goed, dat wij het traktement, wil len wij de persoon hier houden, bizonder hoog moeten stellen. Want de hoogste sport van de ladder is voor den adjunct nog niet bereikt. Maar welk een waarde heeft het niet, dat wij den titularis, wanneer blijkt dat hij niet aan de eischen voldoet, weer kwijt kunnen? Gaarne wil ik een goed ambte naar ook goed betalen. En ik zal me er niet tegen verzetten, wanneer blijkt, dat de nieuwe ambtenaar een geschikt persoon is, hem een personeele toelage toe te kennen. Maar nu ik nog niet weet, wien wij krijgen, kan ik mij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet vereenigen. De heer Fokker. M. d. V. Na de bestrijding, die het voor stel van Burgemeester en Wethouders uit den Raad heeft ondervonden, stel ik mij voor, met een enkel woord te verkla ren, waarom ik zal stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het wil mij voorkomen, dat het volkomen juist is, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstellen. De vergelijking, door den heer Mulder gemaakt, gaat niet op. In het algemeen gaat dat niet op, maar in deze zeker niet, omdat men in Arnhem niet alleen een directeur en een inge nieur heeft, maar ook een adjunct-directeur, een positie die hier feitelijk door den ingenieur wordt ingenomen. Zoodat, wanneer men een vergelijking wil maken met Arnhem, men het traktement van den adjunct-directeur in Arnhem met dat van den ingenieur in Leiden zou moeten vergelijken. Dat doet de heer Mulder niet en vandaar, dat zijn verge lijking mank gaat evenals elke vergelijking. Men moet verder niet vergeten, dat alle gemeenten, die een adjunct-directeur van gemeentewerken hebben, zooals hier, iemand van dien leeftijd en die ervaring, een traktement geven van f 2500.—, f3000.zelfs tot f4500.zoodat wat hier wordt voorgesteld nog lang niet het. hoogste is. Wij moeten hier een goede kracht krijgen en die zullen wij niet krijgen kunnen op het traktement, dat hier wordt voorgesteld. Als men bang is, zooals de heer Mulder, voor de gevolgen, dan zou men bijvoorbeeld kunnen voorstellen, hem aan te stellen voor één jaar. Ik ben overtuigd, als wij iemand aannemen op het traktement, dat door Burge meester en Wethouders is voorgesteld, dat wij dan slechts een goede kracht zullen krijgen. De heer Roem. M. d. V. Ik geloof, dat de heer Fokker wel gelijk heeft. In dit opzicht is Leiden eigenlijk een doorgangs huis, om tot een betere betrekking te komen. Als wij een praktisch man krijgen op de bezoldiging, die hier wordt voorgesteld, dan heeft de Raad het in zijn macht, om deze te verhoogen. Kan hij echter een betrekking krijgen van Directeur van Gemeentewerken, dan zouden wij hem toch niet behouden. Om hem echter zoo lang mogelijk te behouden, moeten wij hem aanstellen op het bedrag, dat hier wordt voorgesteld, en dat desnoods na eenige jaren nog» verhoogen. Ik kan reeds nu meedeelen, dat ik weet, dat iemand, een hoogst bekwaam man, die een bouwkundige opleiding heeft genoten, naar deze betrekking zal solliciteeren, doch ik ben overtuigd, dat wij behalve dezen ook wel iemand zullen kun nen krijgen en daarom zal ik er voor stemmen. De heer Vergouwen. M. d. V. Wanneer er sollicitanten voor deze betrekking komen, dan weten zij vooruit, naar de manier waarop de heer Rückert hier behandeld is, dat de Raad wel bereid is, eventueel verhooging te geven, maar als

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 10