GEMEENTERAAD VAN T/ETDEN.
167
OGEKOMEJf STUKKEN.
N°. 283. Leiden, 2 December 1912.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat de gemeente in
de gelegenheid is van den heer N. de Zwart alhier aan te
koopen de perceelen Lammermarkt 34/34a en Klootshof 1. 2,
3 en 4/5, kad. bekend Sectie B nis 2208, 2206, 2205, 2204
en 2207. De koopprijs bedraagt 4338.36, d. i. het bedrag,
waarvoor de heer de Zwart de perceelen heeft aangekocht
plus de veilingskosten.
De aankoop van deze perceelen komt ons voor de gemeente
gewenscht voor.
Tevens zijn de perceelen 2e Binnenvestgracht 3 en Jan
Potagepoort 1 t/m 3, kad. bekend Sectie B nis 2417, 2427,
2419 en 2297 in openbare veiling voor de gemeente aange
kocht voor 1818.
Wij geven U mitsdien in overweging
a. tot den aankoop van al die perceelen te besluiten en wel
de perceelen kad. bekend Sectie B nis 2204 t/m 2208 voor
de som van 4338.36, benevens de kosten van overdracht en
de perceelen kad. bekend Sectie B nis 2417, 2427, 2419 en
2297 voor 1818, benevens 145.44 voor veilingskosten
b. over te gaan tot de vaststelling van den hierbij over-
gelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot 6384.—.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 284. Leiden, 4 December 1912.
Tegen den door Burgemeester en Wethouders voorgestel-
den aankoop van eenige huisjes aan de Lammermarkt, in liet
Klootshof, aan de 2e Binnenvestgracht en in de Jan Potage
poort (Ing. St. no. 283), bestaat bij de Commissie van Finan
ciën geene bedenking.
Zij adviseert U mitsdien tot den voormelden aankoop over
te gaan, voor de prijzen in de voordracht aangegeven en tot
vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat te besluiten.
Evenmin heeft de Commissie bedenking tegen de begroo-
tingsregelingen, behoorende bij de voordrachten van Burge
meester en Wethouders, opgenomen onder no. 273 (verbetering
van de inentingslokalen), no. 274 (electriciteitsvoorziening van
Noordwijkerhout), no. 275 (inrichting van het terrein der voor
malige boomkweekerij tot terrein van den reinigingsdienst)
en no. 276 (uitbreiding der koelinrichting van het Openbaar
Slachthuis), zoodat zij, indien de Raad tot de uitvoering dezer
werken besluit, tot vaststelling van deze begrootingsregelingen
adviseert.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 285. Leiden, 4 December 1912.
Bij raadsbesluit van 26 September 1901 werd aan de weduwe
van wijlen den agent van politie de Vries een wekelijksche
toelage verleend van 6.onder bepaling, dat deze zou op
houden bij een eventueel door haar te sluiten nieuw huwelijk.
De verleening der toelage vond plaats eendeels omdat des
tijds de verordening, regelende het verleenen van pensioen
aan weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren, nog niet
was tot stand gekomen, anderdeels, omdat men het billijk
achtte de weduwe van de Vries, die bij de uitoefening van
zijn dienst doodgestoken was, eenige tegemoetkoming in het
levensonderhoud van haar en hare kinderen te geven.
Intusschen is genoemde weduwe op 12 Juni 1912 hertrouwd
en heeft 'dus ook de uitbetaling der toelage opgehouden.
In nevensgaand adres verzoekt zij nu aan hare beide kin
deren, die nog geheel haar hulp en steun behoeven, eene
wekelijksche geldelijke toelage in en naar den geest van de
pensioenverordening te verleenen.
Het komt ons voor, dat er met het oog op de omstandig
heden, waaronder het overlijden van de Vries heeft plaats
gehad, wel termen aanwezig zijn, om de in 1901 toegekende
toelage thans niet geheel te doen ophouden en ten behoeve
van de kinderen alsnog eenige ondersteuning te blijven uit-
keeren.
Het bedrag en de duur dier ondersteuning zou, naar analogie
van de artikelen 9 en 10 der verordening, regelende het ver
leenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente
ambtenaren, kunnen worden bepaald op 74.— 'sjaars, totdat
het jongste kind den leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Wij geven U mitsdien in overweging aan de kinderen van
wijlen den agent van politie de Vries, met ingang van 1 Juli
1912, d. i. de dag, waarop de in 1901 toegekende toelage
ophield, eene toelage van 74.'sjaars te verleenen, totdat
het jongste kind den leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Noordwijkerhout, 24 Oct. 1912.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Geeft met verschuldigden eerbied (en met bewilliging van
haar man) te kennen:
Cornelia Sip, zonder beroep, wonende te Noordwijkerhout,
eerder weduwe van wijlen den Agent van Politie G. de Vries,
thans huisvrouw van A. van Veen, arbeider wisselwachter
te Noordwijkerhout
dat haar in Uwe vergadering van den 26e September 1901
eene wekelijksche toelage is verleend van ƒ6.onder bepa
ling dat deze zal ophouden bij een eventueel door haar te
sluiten nieuw huwelijk;
dat die wekelijksche toelage, door haar met A. van Veen
te Noordwijkerhout den 12 Juni 1912 gesloten huwelijk, heeft
opgehouden;
dat haar man een loon verdient van ƒ11.50 per week,
waarvan zij en haar gezin (4 personen) moeten rondkomen;
dat misschien bij velen Uwer wel bekend is, onder welke
smartelijke omstandigheden in en door den dienst wijlen mijn
man G. de Vries, als agent van politie, den 29e Juli 1901, zijn
leven verloor;
dat in het jaar 1901 in Uwe gemeente nog niet was gere
geld de verordening betreffende het pensioen van gemeente
ambtenaren, en die betreffende het pensioen aan weduwen
en kinderen van gemeente ambtenaren;
dat laatstgenoemde verordening den 3e Sept. '1907 is vast
gesteld, en daarbij ook is geregeld de kinderpensioenen, na
nieuw huwelijk eener weduwe;
dat zij steeds dankbaar is geweest, voor de destijds voor
haar genomen beslissing;
dat uit het huwelijk van wijlen haar man G. de Vries, ge
boren en nog in leven zijn de twee kinderen Gezina en Geert
de Vries, respectievelijk geboren den 2e April 1898 en den
10e Dec. 1901, dus 14 en 11 jaren oud;
dat gemelde kinderen nog geheel haar hulp en steun be
hoeven, dat de tijden zoo duur zijn, en dat zij ze eene goede
opvoeding wenscht te geven
dat zij vermoedt dat haar kinderen buiten de in genoemde
verordening geregelde kinderpensioenen zullen vallen;
Redenen waarom zij als Moeder-Voogdes voor en namens
haar kinderen zich tot Uedelachtbaren wendt, met beleefd en
vriendelijk verzoek, van de haar destijds toegekende geldelijke
toelage, om genoemde bijzondere redenen bij gunstige uit
zondering, aan haar beide kinderen Gezina en Geert de Vries,
tot hun 18e jaar, een wekelijksche geldelijke toelage, in en
naar den geest van genoemde verordening, te willen verleenen.
't Welk doende,
UedelAchtb. dienstw. dienares
C. Sip h/vr van A. van Veen,
v/h wed. G. de Vries.
N°. 286. Leiden, 4 December 1912.
Op 31 December e. k. eindigt de pacht van de navolgende
landerijen onder Oegstgeest, nabij de gestichten Endegeest,
Voorgeest en Rhijngeest gelegen:
a. een partij weiland groot 4 H.A 50 A. 40 c.A., bij open
bare verpachting d.d. 30 December 1907 verpacht aan P. van
der Mey, landbouwer te Rijnsburg, voor ƒ506.per jaar;
b. een partij weiland, oorspronkelijk groot 13 H.A. 31 A.
33 c.A., doch na de onttrekkingen ten behoeve van het gesticht
Voorgeest, van den aanleg der vloeivelden en van de aan te
leggen boomkweekerij, thans nog groot 9 H.A. 27 A. 3 c.A.,
bij openbare verpachting d.d. 30 December 1907 verpacht aan
H. Filippo Fzn., landbouwer te Leiderdorp, voor 1305.
per jaar;
c. van een partij weiland, achter Rhijngeest gelegen, groot
2 H.A. 60 A., 40 c.A., bij openbare verpachting d.d. 30 Decem
ber 1907 verpacht aan Q. C. van der Hoef, te Oegstgeest,
voor ƒ250.— per jaar.
De pachter van der Mey heeft ons het verlangen te kennen
gegeven de pacht der sub a bedoelde landerijen voor den tijd
van 5 jaren en tegen de bestaande pachtsom, te verlengen;
de pachter Filippo deed ons een dergelijk verzoek ten aanzien
van de landerijen sub b bedoeld, doch wenscht de pacht voor
5 of voor 10 jaren verlengd te zien. De tegenwoordige pachter
van de perceelen sub c bedoeld wenscht deze niet opnieuw in
te huren; door Jac. de Groot, landbouwer te Oegstgeest, die