161 hiervan te moeten afwijken, dan zal, indien Noordwijkerhout dit verlangt, door arbiters, benoemd op de wijze in art. 9 van deze overeenkomst aangegeven, worden uitgemaakt of die afwijking gerechtvaardigd is. Art. 6. Indien in eenig kalenderjaar aan ontvangsten voor electri- schen stroom excl. meterhuur en kabelhuur, geleverd in Noordwijkerhout, door Leiden meer dan ƒ4000,wordt ge- ind, zal voor de electriciteit ten behoeve van de openbare verlichting van straten en wegen in Noordwijkerhout gebruikt, eene reductie worden verleend en wel in dien zin, dat de prijs per K.W.U. voor de electriciteit ten behoeve van de openbare verlichting in Noordwijkerhout aangewend, bedraagt bij een ontvangst van 4.000,tot 6.000,20 cents. 6.000,8.000,15 8.000,— 10.000,— 12 10.000.en daarboven 10 Deze reductie geldt niet voor de electriciteit, gebruikt door particulieren in lantaarns, ten behoeve van de verlichting van terreinen, enz. (bijv. z. g. abonnementslantaarns). Art. 7. Ten minste drie dagen vóór elke kabellegging door Leiden in Noordwijkerhout, zoo mogelijk eerder, wordt eene dispositie- teekening van de te leggen kabels door Leiden aan Noord wijkerhout ten raadhuize van Noordwijkerhout ingediend. Na verleende goedkeuring van dit plan door Noordwijker hout kan Leiden onmiddellijk tot de kabellegging overgaan, welke geschiedt onder inachtneming der politie-verordeningen van Noordwijkerhout, volgens de bijzondere aanwijzingen of regelen door Noordwijkerhout gesteld en onder voldoende toezicht van de zijde van Leiden. Er zal door Leiden zorgvuldig voor gewaakt worden, dat het verkeer zoo min mogelijk belemmering ondergaat. Bij noodzakelijke stremming van de passage zal hiervan door Leiden, behoudens omstandigheden van haren wil onaf hankelijk, telkens ten minste drie, zoo mogelijk vijf dagen, vooraf aan Noordwijkerhout worden kennis gegeven. In drin gende gevallen (als storingen aan bestaande kabels, enz.) zal Leiden onmiddellijk de noodige werkzaamheden kunnen uit voeren, mits de noodige veiligheidsmaatregelen worden in acht genomen en zoodra mogelijk aan Noordwijkerhout van deze werkzaamheden wordt kennis gegeven. De gelegde kabels worden in het plaveisel door een voldoend aantal merksteenen, welke ten minste om de 20 M. en bij elke mof moeten worden aangebracht, aangeduid. Ten raadhuize van Noordwijkerhout wordt door Leiden eene nauwkeurige teekening bijgehouden, waarop alle gelegde ka bels en vervaardigde huisaansluitingen met de noodige aan wijzingen zijn vermeld. Wanneer dit door Noordwijkerhout in het belang der ge meente wordt noodig geacht, is Leiden verplicht de leidingen met toebehooren, hetzij in haar geheel, hetzij gedeeltelijk, op te nemen en te verleggen. Noordwijkerhout is alleen en uitsluitend verplicht daarvoor te vergoeden de werkelijk gemaakte kosten. Zijn door Leiden dergelijke werken uitgevoerd zonder aan vrage van Noordwijkerhout, dan behoeft geene vergoeding te volgen. De huisinstallaties zijn vóór de aansluiting zoowel aan de goedkeuring van Leiden als van Noordwijkerhout onderworpen. De meteropnemingen zullen in het midden van elke maand plaats hebben. Z.g. huurinstallaties zullen door Leiden in Noordwijkerhout niet worden aangelegd. Voor zoover het in art. 5 van deze overeenkomst genoemd reglement en de bepalingen dezer overeenkomst geene nadere afwijkende bepalingen bevatten, zal voor de particuliere aan sluitingen in Noordwijkerhout gelden de Verordening betref fende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, gelijk deze is vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden in de vergadering van 5 December 1912 en zooals deze nader mocht worden gewijzigd. Art. 8. Deze overeenkomst eindigt behoudens het bij de volgende alinea's van dit artikel bepaalde op 31 December 1943; zij wordt telken male stilzwijgend met vijf jaren verlengd, tenzij een der partijen drie jaren vóór het einde van den eersten concessie-termijn of van een vijfjaarlijkschen verlengingster mijn deze overeenkomst schriftelijk opzegt. Noordwijkerhout zal bevoegd zijn deze overkomst na 15,16, enz. jaren te doen eindigen, mits zij het verlangen daartoe ten minste één jaar tevoren aan Burgemeester en Wethouders van Leiden schriftelijk doet kennen en zij alsdan binnen drie maanden na beëindiging der overeenkomst aan Leiden uitbe taalt de contante waarde, berekend naar een rentevoet van 4% van een aantal aan het einde van elk jaar verschuldigde jaarlijksche uitkeeringen, elk groot ƒ2500,waarvan de eerste geacht wordt te vervallen een jaar na beëindiging van de overeenkomst en de laatste op 31 December 1943. Indien Noordwijkerhout overeenkomstig de regelen in de vorige alinea's omschreven de overeenkomst opzegt, zal zij na afloop dezer overeenkomst dat gedeelte van het door Leiden gelegde kabelnet met toebehooren, dat niet tevens dienst doet voor de electriciteitsvoorziening in andere gemeenten, overnemen tegen taxatie, in gemeenschappelijk overleg vast te stellen. Mocht dit gemeenschappelijk overleg niet tot overeenstem ming omtrent de taxatie leiden, dan zal de taxatie in hoogste ressort geschieden door drie deskundigen, benoemd op de wijze als in art. 9 voor scheidsrechters aangegeven. Indien Noordwijkerhout van zijne in alinea 2 van dit artikel bedoelde bevoegdheid gebruik maakt, behoudt Leiden tot 31 December 1943 de vergunningen tot het leggen, hebben en onderhouden van een kabelnet, bedoeld in art. 1, eerste alinea en art. 4, derde alinea. Art. 9. Alle geschillen tusschen de gemeenten Leiden en Noord wijkerhout, uit of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen in gemeen overleg te benoemen of, indien bedoeld overleg tot geen overeenstemming heeft geleid binnen vier weken, nadat de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd tot benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter. De scheidsrechters zullen als goede mannen naar billijkheid rechtspreken binnen een bij de benoeming door partijen te bepalen tijd en zelf de regelen der procedure vaststellen. De kosten dezer acte komen voor rekening van beide partijen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 275. Leiden, 26 November 1912. In hun indertijd uitgebracht rapport in zake de gemeente reiniging alhier (zie pag. 42 en 43), hebben de heeren de Groot en de Monyé voorgesteld, de kantoor-, stal- en andere gebouwen ten behoeve van den reinigingsdienst op te richten op het terrein der voormalige boomkweekerij aan den Mare- singel, aangezien dit terrein in de nabijheid der verbrandings inrichting en bovendien aan vaarwater gelegen was en van plaatsing op het terrein der verbrandingsinrichting zelf geen sprake kon zijn. De plannen voor de op het voorgestelde terrein te maken gebouwen en uit te voeren werken zijn nu door den Directeur van Gemeentewerken in overleg met den nieuw benoemden adjunct-directeur der gemeentereiniging ontworpen. Opgericht zullen o. a. worden: a. een administratiegebouw met magazijnen, schaft-, kleed- en waschlokalen en een woning voor een opzichter of boek houder; b. een stalgebouw met tuigenkamer, hooizolder, pomplokaal en woning voor den stalbaas; c. een gebouw, bevattende een smederij, een wagen- en schilderswerkplaats en turfstrooiselloods d. een ruime loods tot berging van voertuigen en ander rollend materieel; e. een stal voor zieke paarden; f. een mestput. De begrooting der werken, welke te zamen zullen worden aanbesteed, bedraagt f 56000. Vermeerdert men dit bedrag met de kosten der gewapend betonvloeren, die afzonderlijk zullen worden aanbesteed, de levering van den watertoren met reservoir, van motor en pomp, gas- en electrische leidingen, van de bestratingen, die van gemeentewege zullen gelegd worden, van meubilair, bestedingskosten, toezicht, enz., dan stijgen de totale uitvoeringskosten tot f 75000, terwijl in het rapport der beide genoemde deskundigen voor al deze werkzaamheden een bedrag van f 48000 is uitgetrokken. De reden van deze aanzienlijke overschrijding is allereerst te wijten aan de omstandigheid, dat het op pag. 43 van het rapport der deskundigen aangegeven plan uit den aard der zaak een uitvloeisel is van een globaal onderzoek en niet kon berusten op gedétailleerde kennis van het terrein en van plaatselijke toestanden. Hun project is dan ook alleen te beschouwen als eene algemeene aanduiding van de op het terrein te maken inrichtingen, geenszins als eene nauwkeurige voorstelling van alle noodige werken. Naar de Directeur van Gemeentewerken en in aansluiting met hem de Commissie van Fabricage dan ook in hunne rapporten mededeelen, is het, nadat het terrein en de toe gangswegen uitvoerig waren opgemeten en de eischen der inrichting nader onder de oogen waren gezien, noodig geble-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 3