168 DONDERDAG 31 OCTOBER 1912. vergadering van Gezondheidscommissiën naar ik meen in Noord-Brabant, iemand, die op het gebied van gezondheid en hygiëne een autoriteit is dus, de hoop heeft uitgesproken, dat die invoer spoedig zou worden tot stand gebracht, om zoodoende onder een grooten kring van de bevolking Argen- tijnsch vleesch te brengen; op die wijze zou der bevolking dan goedkoop vleesch kunnen worden verschaft, waardoor het gebruik van paardenvleesch zou kunnen verminderen. Wanneer dus van gezaghebbende en hygiënische zijde daar voor gesproken en geijverd wordt, dan betreur ik het, dat Burgemeester en Wethouders er zich eenvoudig afmaken met de opmerking, dat «wijziging der verordening op dit punt noch aan de Commissie voor het Openbaar Slachthuis, noch aan den Directeur dier inrichting wenschelijk voorkomt,." Hoe Burgemeester en Wethouders er zelf over denken kan ik mij wel begrijpenzij vinden het zelf niet gewenscht, maar zeggen dat met. Ik zou willen vragen, of er geen termen zouden zijn te vinden, de Commissie voor het Slachthuis te verzoeken, haar gevoelen op dit punt te herzien. Bij het nazien van dit punt werkt toch meen ik de oude zuurdee- sem van vroeger, de theorie van Prof. de Jong, den vroege- ren Directeur van het Slachthuis, die er zich altijd heeft tegen verklaard. In andere gemeenten laat men het wel toe, en ik heb nog van geen een geval gehoord, dat iemand van het Argentijn- sche vleesch onwel is geworden. De vraag betreffende de instelling van een gemeentelijk grondbedrijf, in verband met de plannen van den Rijnsburger- weg, hebben Burgemeester en Wethouders niet goed begre pen. Dat kan ik best begrijpen. Ik heb die vraag gedaan, maar die vraag is in het verslag niet duidelijk genoeg weer gegeven. Ik heb gesproken over andere plannen en ik had gemeend, dat in verband met die plannen die instelling wel gewenscht was. Het is gewenscht, dat de gemeente een be hoorlijke boekhouding heeft, zoodat men precies kan nagaan, wat de gronden de gemeente kosten, wat moet worden afge lost, en op welk bedrag ze in de boeken moeten voorkomen met het oog op bijschrijven van rente enz. Ten slotte is door Burgemeester en Wethouders gezegd, dat zij tegen het onderzoeken van andere onderwerpen dan de begrooting, in afdeelingen geen bezwaar hebben, mits die onderwerpen zijn van belangrijken aard. Ik ben het lid geweest, dat de wen- schelijkheid daarvan heeft uitgesproken; ik heb gezegd, dat ik alle belangrijke onderwerpen in de afdeelingen wenschte besproken te zien en als Burgemeester en Wethouders het daarmee eens zijndan moet ik tot mijn verbazing consta- teeren, dat in al die jaren, dat ik lid van den Raad ben, dat is nu 7 jaren geen enkel onderwerp behalve telken jare de begrooting in de afdeelingen is behandeld. Is er dan al die jaren geen enkel belangrijk onderwerp aan de orde geweest? Ik wil eindigen met de hoop uit te spreken, dat het vol gend jaar een meer democratische geest uit. de begrooting zal spreken dan nu. De heer van Gruting. M. d. Y. Ik zou den heer Fokker wel even willen antwoorden op zijn opmerking omtrent het Argentijnsch vleesch. Keuring van vleesch kan niet anders geschieden dan door keuring van ingewanden, en aangezien nu het vleesch uit Argentinië hier wordt ingevoerd zonder ingewanden, mag geen enkele keurmeester zijn sanctie hechten aan de keuring van dit vleesch. Er is misschien wel een oplossing in de toekomst mogelijk, n.l. door een gedelegeerde van Nederland, die de vleeschkeuring goed machtig is, naar Argentinië te zenden, om daar zijn goedkeuririgsmerk te hechten, aan het vleesch, dat naar hier moet worden gezonden. De vraag of het mogelijk is, dat ooit dat vleesch in onbedorven toestand zou kunnen komen in Nederland, laat ik geheel voor- rekening van Burgemeester en Wethouders. Waar de heer Fokker al heeft gezegd, dat de ondervinding heeft geleerd, dat veel Argentijnsch vleesch hier werd geconsumeerd, kan ik er bijvoegen dat dit evenveel experimenten zijn op de deugdelijkheid ervan. Waar echter een officieele vleeschkeuring is zooals in Leiden, mag de keuringsveearts nooit toestaan, dat het vleesch als zoodanig wordt ingevoerd, zonder dat hij zich rekenschap geeft van den toestand der ingewanden. M. d. V. Dat is hetgeen ik heb te antwoorden op hetgeen de heer Fokker heeft gezegd. Mocht het werkelijk tot een invoer van vleesch komen, dan hoop ik, dat de Regeering dien wenk ter harte zal nemen, zoodat op die manier kan worden voorzien in de behoefte van vleesch uit Argentinië. Het vleesch op zich zelf is zeer goeddat kan ik wel zeggen. Hiermede meen ik, voldoende te hebben beantwoord hetgeen door den heer Fokker in het midden is gebracht. De Voorzitter. Mijne Heeren! Zoo niemand thans meer het woord wenscht te voeren bij de algemeene beschouwin gen over deze begrooting, zij het mij veroorloofd, een paar opmerkingen nog in het kort te beantwoorden. Van verschillende zijden zijn opmerkingen gemaakt, die van andere zijden zijn tegengesproken, op verschillende punten is reeds door leden van den Raad zelf geantwoord. Ik dank den heeren zeer, dat zij het er allen over eens zijn en het waardeeren, dat deze begrooting is tot stand kunnen komen zonder meerdere op offeringen van de zijde der belastingschuldigen. Nochtans is van verscheidene kanten gekomen het verwijt, dat het College van Burgemeester en Wethouders eigenlijk gezegd niet zuinig is geweest bij kleinigheden. Ter illustratie daarvan wordt dan aangevoerd door den heer Sijtsma, dat er weer posten moeten worden gevoteerd voor schrijfmachines en vélocipèdes. Wan neer ik evenwel de begrooting naga, dan bemerk ik, dat er maar één rijwiel meer moet worden aangeschaft, en wel voor de politie. Dat is voorgesteld op het algemeen verlangen, dat er meer in de buitenwijken zou worden gewaakt. Om die rede i is het aantal fietsen met één vermeerderd! Wat nu de schrijfmachines betreft, daarvan kan ik er in het geheel maar twee nieuwe vinden. Niemand zal het toch kwalijk nemen, dat wanneer op een bureau een schrijfmachine versletenis, er een nieuwe komt, want er komt toch eens een einde aan zoo een toestel. Op de Rekenkamer moet een nieuwe schrijf machine komen, omdat het daar zeer druk is, en ook een op het Bureau van het Bouw- en Woningtoezicht. Te zamen betreft de klacht dus één rijwiel en twee schrijf machines en die groote uitgaven zouden nu volgens den heer Sijtsma de begrooting zoo duur maken! Vervolgens zou ik even onder de oogen willen zien de op merking van den heer Sijtsma, betreflende de kast in de wachtkamer van den Secretaris. Die kast zal door dè stadstim- merlieden worden gemaakt. Zij is evenwel niet voor het per soonlijk gebruik van den Secretaris bestemd; de Secretaris is gewoon zijne benoodigdheden van de bureaux te betrek ken. De kast kan echter nergens anders gezet worden als in de wachtkamer van den Secretaris. De heer Sijtsma heeft aanmerking gemaakt op de duurte van die kast. tiet is even wel een loketkast, en zoo een kast is erg duur. De loketten moeten goed sluiten, anders geraakt de boel onder de stof. Of iemand nu een geheel salonameublement of een geheel slaap kamerameublement voor dat geld kan koopen, doet weinig ter zake; een loketkast schjjnt nu eenmaal niet goedkooper te kunnen worden gemaakt. In de wachtkamer heerscht vol strekt niet eenige luxe; het is, zooals de heer Sijtsma terecht opmerkt, een leelijk lokaal, en het zou dus inderdaad zonde zijn om daarvoor een sierlijk stuk werk te maken. Wat het democratische betreft, waarvan de voorstellen van Burgemeester en Wethouders te weinig zouden doen blijken, ja, het zij ook mij vergund, daaromtrent nog een kleine op merking te maken. Het doet mij genoegen, dat de heer Bosch dienaangaande eenige zoojuiste opmerkingen heeft gemaakt; ik meen ook, dat ten slotte de voorstellen tot een gewijzigde belas tingheffing gekomen zijn van de tafel van Burgemeester en Wethouders. Ik herinner mij, dat, toen ik hier pas Burge meester was, ik gezegd heb, er het volgend jaar werk van te zullen maken. De heer Bosch heeft er toen later nog op gewezen en gezegd«Herinnert u zich nog uw belofte van het vorig jaar? Waar blijft gij nu daarmede." Dadelijk daarop zijn Burgemeester- en Wethouders toen met voorstellen ge komen. Te wiens opzichte moet riu in deze het woord «demo cratisch" worden genoemd? Dit woord wordt zoo dikwijls gebruikt, doch men kan er zooveel verschillends mee bedoelen. Men kan het als algemeerie benaming bedoelen, maar tevens om aan te toonen dat men een goed hart heeft voor het volk. Dit laatste is blijkbaar bij ons allen en zeer zeker bij Burgemeester en Wethouders aanwezig. De heer Sijtsma verwijt het achter wege laten van een massa maatregelen aan het Dagelijksch Bestuur, doch ik betwijfel, of die alle wel zoozeer zouden gestrekt hebben ten behoeve van het volk. Ik zou haast zeggen, dat de maatregelen, die hij heeft opgenoemd bijna uitsluitend betreffen lieden, die net als Burgemeester en Wethouders gezamenlijk uitmaken het stadsbestuur. Het zijn allemaal zaken, die de ambtenaren regardeeren, maar in het belang van de bevolking zelf heeft hij zeer weinig maatregelen opgenoemd, behalve de volks- en schoolbaden. De kwestie betreffende het request der agenten om loonsverbooging en het voorstel tot ontslag van de ge huwde onderwijzeres, zijn beide zaken die men van ver schillende kanten kan bekijken. Wie zegt u, dat het over eeriigen tijd niet als reactionair zal worden beschouwd om gehuwde onderwijzeressen in de school te behouden Ik herinner mij uit de geschiedenis, dat bij het begin van de Frarische Revolutie in de Assemblée Nationale, Mirabeau de cahiers verscheurde en zeide, dat men geen ruggespraak meer noodig had: «Wij zijn onafhankelijke menschen en hebben niets te maken met onze committenten. Wij moeten doen wat wij zelf goedvinden". Nu bestaat over het algemeen tegenwoordig bij de meer vooruitstrevenden de richting, om het Mandat Impératif zeer goed te vinden en zoo zou, als Mirabeau terugkwam, hij zeker tegen de thans meest voor uitstrevender) zeggen: «Wat zijt gij reactionnair"Dat zal altijd zoo blijvenMen moet werkelijk maar eens zien, hoe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8