DONDERDAG 31
OCTOBER 1912.
189
Zitting Fan Donderdag 31 October 1912.
Geopend des avonds te tien uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N.C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Herstemming over het voorstel van den heer S. de Boer
Azn., inzake de subsidie van de Vereeniging «Schoolkinder
voeding, over welk voorstel de stemmen hebben gestaakt.
2° Voortzetting van de behandeling der gemeentebegrooting,
dienst 1913.
Tegenwoordig zijn 28 leden, n.l. de heeren: van Hamel,
Fischer, van der Lip, P. J. Mulder, A. Mulder, Bosch, Sijtsrna,
Reimeringer, de Boer, Roem, Briët, Carpentier Alting, Hoogen-
boom, Heeres, van der Pot, Kruimel, Botermans, Korfï, Corts,
Pera, Zwiers, van Gruting, van der Eist, van Tol, Timp,
Aalberse, Driessen en Fokker.
Afwezig zijn de heeren Bots, wegens ongesteldheid, Korevaar
en Vergouwen, wegens uitstedigheid.
De heer Fokker. M. d. V. Om moeilijkheden te voorkomen
zou ik iets willen vragen. Het was natuurlijk noodig, op het
oogenblik een nieuwe vergadering te beleggen, maar de
Gemeentewet schrijft voor, dat een bepaalde termijn in acht
moet worden genomen, spoedeischende gevallen uitgezonderd.
Nu geloot ik, dat het. voorzichtig zou zijn, wanneer de Raad
thans zou verklaren, dat het hier een spoedeischend geval
geldt, zoodat dispensatie wordt verleend van den termijn van
oproeping. Het is slechts een kwestie van vorm, maar dan kan
later geen aanmerking worden gemaakt, dat de vorm niet in
acht is genomen.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat het noodig is, dat de
Raad die spoedeischendheid verklaart, maar dat dit geschieden
moet door dengene, die de vergadering bijeenroept en met
genoegen wil ik verklaren, dat dit is een spoedeischende ver
gadering.
De goedkeuring der notulen van de vorige vergadering wordt
uitgesteld tot de volgende vergadering.
Aan de orde is alsnu:
I. Herstemming over het voorstel van den heer S. de Boer Azn.
inzake de subsidie van de Vereeniging «Schoolkindervoeding"
over welk voorstel de stemmen hebben gestaakt.
De Voorzitter. Zooals de heeren zich zullen herinneren
luidt het amendement van den heer de Boer:
«Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen, om in het
voorstel van Mr. C. W. van der Pot sub. 1°. te lezen f 1500.—
in plaats van 1000.en sub 2°. ƒ850.in plaats van ƒ350.
Verlangt nog iemand hierover het woord?
De heer Reimeringer. M. d. V. Ik wil even mijn stem
motiveeren. Ik heb straks tegen het voorstel gestemd, maar
ik zal nu voor stemmen. Ik heb zeer veel sympathie voor de
Kindervoeding, maar ik vind, dat men niet alles op de ge
meente mag schuiven. Toch zal ik ter wille van de zaak
voor het voorstel stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer de Boer, opnieuw in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen 13 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Hoogenboom, Heeres, van der Pot,
Kruimel, Botermans, Korff, Zwiers, van Gruting, van der Eist,
Sijtsma, Reimeringer, de Boer, Roem en Carpentier Alting.
Tegen stemmen de heeren Corts, Pera, van Tol, Timp,
Aalberse, Driessen, van Hamel, Fischer, van der Lip, P. J.
Mulder, A. Mulder, Bosch en Briët.
De heer Fokker nam aan deze stemming geen deel.
Het aldus geamendeerd voorstel van den heer van der Pot
wordt daarna in stemming gebracht en aangenomen met 15
tegen 13 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Hoogenboom, Heeres, van der Pot,
Kruimel, Botermans, Korff, Zwiers, van Gruting, van der Eist,
Fokker, Sijtsma, Reimeringer, de Boer, Roem en Carpentier
Alting.
Tegen stemmen de heeren Corts, Pera, van Tol, Timp,
Aalberse, Driessen, van Hamel, Fischer, van der Lip, P. J.
Mulder, A. Mulder, Bosch en Briët.
Het in de vorige vergadering aangehouden volgn. 165 der
begrooting wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
II. Voortzetting van de behandeling der Gemeentebegrooting
dienst 1913.
In behandeling komen de Inkomsten.
De volgnrs. 1 tot en met 10 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 11, luidende: Opbrengst van
tollen op wegenvaartensluizen, veren en andere werken of
inrichtingen, geheel of voor een groot gedeelte luiten de ge
meente gelegen, doch voor hare rekening onderhouden f 5450.
De heer van der Pot. M. de V. Toen ik in de afdeeling
de vraag stelde, of het niet mogelijk zou zijn, om wijziging
te brengen in het tarief van den tol aan het Zijlhek op den
weg naar Alkemade, wist ik niet, dat dezelfde zaak hier reeds
het vorige jaar ter sprake was gekomen. Ik zou echter wil
len opmerken, dat de vraag thans meer op haar plaats is
dan verleden jaar, omdat het pachtcontract in het aanstaande
jaar afloopt, zoodat als er mogelijkheid bestaat, om tot wijzi
ging van het tarief van dezen tol over te gaan, die zaak nu
aan de orde komt, doch daarvan het vorige jaar onmogelijk
sprake kon zijn. Met belangstelling heb ik gelezen, wat Bur
gemeester en Wethouders op mijn vraag hebben geantwoord.
Ik wil evenwel opmerken, dat ik door dit antwoord niet over
tuigd ben, dat het onmogelijk zou zijn, om tot wijziging van
het tarief over te gaan. In het contract staat, zooals hier
wordt aangehaald: „hetgeen jaarlijks méér dan ƒ700wordt
betaald voor de pacht der opbrengst van het Zijlhek, zooals
die bij het loopende pachtcontract is omschreven." Het wil
mij voorkomen, dat men daaruit niet behoeft te lezen, dat
de gemeente door de overeenkomst van het jaar 1867 in die
mate gebonden is, dat zij niet meer op eenigerlei wijze van
dien tol af zou kunnen komen. Wanneer de gemeente een
dergelijke zeer bindende verplichting op zich had genomen,
dan had dit m. i. ook uitdrukkelijk in het pachtcontract
moeten zijn gestipuleerd. Nu is men bevoegd daarin te lezen,
dat de uitkeering is een gedeelte der pacht, zooals die in
het pachtcontract, loopende in het jaar der uitkeering, is
omschreven. De laatste opvatting zou daarom* bij twijfel voor-
loopig de mijne zijn, omdat zij voor de gemeente Leiden veel
voordeeliger is. Ik kan mij dan ook niet vereenigen met
hot standpunt, dat in dezen door het College van Burge
meester en Wethouders wordt ingenomen.
De Voorzitter. U neemt mij niet kwalijk als ik zeg, dat
ik het laatste niet begrijp.
De heer van der Pot. In het contract wordt uitsluitend
gesproken van een pacht, zooals die bij het „loopende" pacht
contract is omschreven. Het standpunt, dat Burgemeester en
Wethouders in dezen innemen, is, dat het tarief van dezen
tol nooit kan worden veranderd, omdat men door die zinsnede
aan het oorspronkelijke tarief' van 1867 of 1868 vastzit. Dat
kan m.i. niet juist zijn; wanneer een dergelijke uiterst bin
dende bepaling bedoeld was, dan zou men die ook zeer uit
drukkelijk in het contract hebben gestipuleerd; daarvan had
men dan met zooveel woorden moeten gewag maken. Ik voor
mij leid uit het ontbreken dier stipulatie af, dat men evenzeer
bevoegd is onder „het loopende pachtcontract" te verstaan
het pachtcontract, dat loopt op den dag van de uitkeering.
En neemt men dat aan, dan zou men vrijheid hebben in het
tarief een wijziging in de richting van verlaging aan te bren
gen, die voor de gemeente geen enkel nadeel opleveren zou.
De Voorzitter. Bij het loopend pachtcontract zijn de rech
ten van de Gemeente Alkemade juist zoo gegarandeerd, als
in vorige contracten, zoodat verandering ons thans niet mogelijk
voorkomt.
De heer van der Pot. Het staat niet in de zinsnede, die
is aangehaald. Ik weet echter niet, of er nog meer in het
contract staat, maar ik wil thans de discussie niet rekken;
de vraag kan ter sprake komen, wanneer moet worden over
gegaan tot verlenging van het contract, hetgeen naar ik meen,
in April van het volgend jaar moet plaats hebben. Ik zou
daarom Burgemeester en Wethouders willen verzoeken, het
geheele contract dan bij de stukken ter visie te leggen; dan
kunnen wij van den geheelen inhoud kennis nemen.
De Voorzitter. Ik weet niet, of het oorspronkelijk con
tract er is. Het lijkt mij in ieder geval beter, dat het niet
ter visie wordt gelegd, doch dat u er zelf eens kennis van
komt nemen.
De heer van der Pot. Dan kunnen alle leden het ook eens
inkijken, wanneer het ter visie wordt gelegd.
De Voorzitter. Vindt u het niet beter, dat u komt kijken
op de plaats, waar het bewaard wordt? Ik weet niet, of het oude
contract er nog is; maar zoo dit wel het geval is, is het goed
opgeborgen. In ieder geval zijn contracten geen stukken, om in
de Leeskamer ter visie te leggenik vind het veel beter, dat u
het op een goeden dag zelf eens komt inkijken. Ik vermoed,
dat in het loopend contract wel een prolongatie zal zijn te