DONDERDAG 31 OCTOBER 1912. 181 op 1000.— als een meer afgerond bedrag. Ik heb dan ook de eer, mede namens eenige andere leden van den Gemeen teraad, een daartoe strekkend voorstel in te dienen. Wanneer ik nog een enkel woord van toelichting tot dat voorstel zou mogen spreken, dan zou het zijn, om door een eenvoudig voorbeeld te doen zien, welk verschil tusschen beide voorstellen bestaat. Gesteld, dat de vereeniging aan particuliere bijdragen een som van 1500. zou kunnen bijeenbrengen, inderdaad voor een stad als deze toch een vrij aardig bedrag. Wanneer nu dit voorstel wordt aangenomen, dan zou de ver eeniging een bedrag van 1000.van de gemeente ontvan gen. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders evenwel, zou door de vereeniging slechts 750.van de gemeente kunnen worden geïnd. Bij aanneming van dit voor stel worden de eerste 2000.half en half door de particu lieren en door de gemeente gedragen. Dat lijkt mij een vrij juiste maatstaf, in ieder geval een betere maatstaf dan die, welke in het voorstel van Burgemeester en Wethouders is aangenomen. De Voorzitter. Ingekomen is het volgende voorstel: »Ondergeteekenden stellen voor, 1°. te bepalen, dat voor het jaar 1913 aan de vereeniging Schoolkindervoeding een subsidie zal worden verleend gelijkstaande aan het bedrag, waarover de vereeniging uit anderen hoofde kan beschikken, met dien verstande, dat de subsidie niet hooger zal zijn dan ƒ1000,en verder, onder voorwaarde, dat gedurende 6 dagen in plaats van gedurende 4 dagen per week voedsel zal worden verstrekt. 2°. in verband hiermee, volgn. 165 te verhoogen met 350. in plaats van met 325. (w.g.) C. W. van der Pot. K. Sijtsma. J. Botermans. Fokker. De heer de Boer M. d. V. Het verzoek om verhooging van subsidie voor de vereeniging Schoolkindervoeding, ten einde op alle schooldagen voeding te kunnen verstrekken, is door Burgemeester en Wethouders beantwoord dat er geen voldoende redenen aanwezig zijn om het gevraagde bedrag van 2000. toe te kennen. M. d. V. Laat ik dan zeggen dat het ingezonden adres wat sober was, misschien had een kleine toelichting voor de ver eeniging een beter succes gehad. In de algemeene ledenver gadering gehouden den 31 Mei j.l. is besloten zich evenals vorige jaren tot uwen Raad te wenden met het verzoek wederom voor het jaar 1913 in het genot te worden gesteld van een subsidie. Dat uit het jaarverslag toen uitgebracht, bleek dat niettegen staande alle mogelijke krachtsinspanning om de financiën van de vereeniging te versterken, het niet is mogen gelukken het tekort te dekken, hoewel dit tekort kleiner was dan het daaraan voorafgaande jaar. Nu er toch maatregelen moeten worden getroffen van financiëelen aard, werd met meerderheid van stemmen op die vergadering besloten een verzoek tot den Raad te richten dit bedrag te stellen op ƒ2000.Wordt dit verzoek ingewilligd, dan zal in plaats van vier maal in de week, op alle school dagen, dus zes dagen per week, den armen schoolkinderen warm voedsel worden verstrekt. Dit ideaal heeft de vereeniging steeds voor de oogen gestaan, maar moest dit nalaten, daar haar daartoe de middelen ont braken, wat toch zoo dringend noodig is. Ik meen dan ook hieraan te kunnen toevoegen het insti tuut Schoolkindervoeding burgerrecht heeft verkregen en zich mag verheugen in den weldadigheidszin van velen. Hoogst dankbaar is de vereeniging geweest van allen, die haar een goed hart toedroegen, zoovele bewijzen te mogen ontvangen, dank zij ook de verhoogde subsidie van ƒ500.— op ƒ650.waardoor zij in staat werd gesteld in plaats van twee maaltijden, daardoor vier maaltijden te verschaffen. M. d. V. De vereeniging Schoolkindervoeding is overtuigd hiermede een goed werk te verrichten. Zij hoopt en vertrouwt dan ook dat de Raad het aangevraagde bedrag zal toestaan om op alle schooldagen het arme schoolkind aan warm voedsel te helpen. Het onderwijs zal daardoor voor hen een grootere zegen zijn. En moet nu de vereeniging hiervoor alweer de offers vragen bij de burgerij om tot dat doel te komen? Er wordt immers zooveel gevraagd. Toch vertrouwt zij hare inkomsten niet zullen verminderen en heeft goeden moed voor de toekomst. Resumeerende spreek ik de stellige verwachting uit, dat uwen Raad aan den door hen geuiten wensch zal tegemoet komen, om voor het jaar 1913 wederom in het bezit te worden gesteld van een subsidie; dat die subsidie op hoogstens 20Ü0. worde vastgesteld als zal blijken noodig te zijn, wanneer op alle schooldagen voedsel wordt verstrekt, althans vanaf 1 Januari 1913. De heer Briët. M. d. V. Ik verschil geheel in opvatting met de heeren van der Pot en de Boer. Ik voel ongetwijfeld veel voor het arme schoolkind en vooral voor het schoolkind, dat hongerig naar school moet gaan, doch ik heb reeds vroe ger gezegd ik zal het niet meer herhalenhet is vervelend, om altijd in herhalingen te treden om welke reden ik ben tegen schoolkindervoeding. Ik meen nl., dat de ondersteuning, aan armen gegeven, niet op deze wijze moet plaats vinden, doch dat die ondersteuning aan het gezin zelf moet worden toegekend. Dat is dan ook de reden, dat ik ben tegen het geven van ondersteuning aan armen op deze wijze. Ik ge loof, dat zoowel te Leiden als elders de ouders deze zaak als een soort recht gaan beschouwen, wat verslappend werkt op de toewijding voor hun kinderen. Zij sturen de kinderen in vol vertrouwen naar de school, wetende, dat dat daar wel voor hen zal worden gezorgd. De schoolkinder voeding verslapt dus het plichtsgevoel van de ouders tegen over hun kinderen. Ik geloof, dat het instituut «Schoolkinder voeding" juist een gevolg is van de slechte organisatie van de verzorging van de armenniet alleen hier, maar ook op andere plaatsen. Was de armenzorg in het algemeen beter georganiseerd, dan zou zoo een instituut als Schoolkindervoe ding overbodig zijn. Dat is een lapmiddel, een tegemoetko ming in de slechte inrichting van onze hedendaagsche armen zorg. Dat is dan ook de reden, dat ik uit volle overtuiging zal stemmen tegen het voorstel van het College van Burge meester en Wethouders, evenals tegen het. voorstel van den heer van der Pot en de zijnen. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou haast zeggen: «Arme schoolkinderen!' wanneer zij moesten lijden onder het bezwaar van den heer Briët, die principieel is tegen schoolkindervoe ding en in het algemeen tegen dezen vorm van armenzorg. Het feit is echter, dat de heer Briët de noodzakelijkheid van schoolkindervoeding niet ontkent. Omdat nu eenmaal de armenzorg slecht is geregeld zou ik zeggen: «Help de school kindervoeding in stand houden, totdat de armenzorg zelf is verbeterd." Ik kan mij het standpunt van den heer Briët, wiens humaniteit wij allen kennen, moeilijk begrijpen en ik vertrouw dan ook, dat hij ditmaal zal stemmen voor het toe kennen van dit subsidie en zich met volle borst zal toeleggen, om de armenzorg in deze gemeente te verbeteren, opdat die ten laatste zoo geregeld is, dat schoolkindervoeding overbodig kan blijken. Zoolang dat evenwel nog niet is gebeurd en de behoefte aan schoolkindervoeding nog bestaat vind ik, dat men aan dit voorstel moeilijk zijn stem kan onthouden. M. d. V. Dat gaat te minder naar mijne meening, omdat aan het verstrekken van die schoolkindervoeding nog wel iets meer vastzit. Wij weten, dat de schoolkindervoeding tot ge lukkig gevolg heeft, dat de kinderen meer profiteeren van het onderwijs. Wanneer wij nu aan den eenen kant veel geld uitgeven, om het onderwijs goed te doen slagen, doch aan den anderen kant zuinig zijn op een bedrag, dat de kinderen in staat kan stellen, meer van het onderwijs te profiteeren, dan volgen wij een averechtsche politiek. Daarom moest men het ook juist waardeeren, dat een grooter bedrag daarvoor wordt beschikbaar gesteld en ik kan dan ook volkomen mede gaan met het voorstel van den heer van der Pot, dat ik der Vergadering wel kan aanbevelen. Ik zou zoo noodig zelfs verder willen gaan, wanneer wordt aangetoond zooals de heer de Boer reeds heeft trachten te doen en die daar niet ongelukkig in is geslaagd dat de Vereeniging voor School kindervoeding er met dit bedrag nog niet komt, dan zou ik er voor te vinden zijn, om het subsidie nog wat te ver hoogen. De heer Heeres. M. d. V. Het spijt mij, dat ik in het betoog van den heer de Boer heb gemist cijfers. Wij hebben nu drie voorstellen: het voorstel van Burgemeester en Wet houders, het voorstel van den heer van der Pot en het voor stel om 2000.toe te kennen. Ik vind het moeilijk mijn stem te bepalen, als de heer de Boer niet in staat zou zijn, eenige cijfers te noemen. De beer dé Boer. M. d. V. Wanneer de vereeniging School kindervoeding vier dagen per week warm voedsel aan het arme schoolkind geeft, dan zijn het 55 maaltijden per seizoen, en indien dat uitgestrekt wordt tot 6 maaltijden dan zouden de voedingsdagen 90 in getal worden. «Schoolkindervoeding" heeft in het laatste jaar uitgegeven in 55 voedingsdagen alleen aan voedsel de som van 1955,59 waardoor iedere maaltijd komt op 35.50. Wil men nu 90 dagen voedsel verstrekken, dan zou dat een bedrag worden van 3200.—. Nu ontvangt de vereeniging aan contributie en andere inkomsten de som van 1600.en wanneer Schoolkindervoeding nu met een bedrag van 1000.in zee zou gaan, dan zou zij zich op glad ijs begeven. Er komen nog andere kosten bij. behalve de voeding, zooals het schoonhouden der zalen, bodenloonen, drukwerk, materialen en andere kleine uitgaven, die ongeveer een bedrag vorder en van 300 zoodat, wanneer er 6 maal- A. VAN DER ElST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 21