DONDERDAG 31 OCTOBER 1912. 173 tegenwoordig aantal lijkt mij de plaatsing aan deze ronde tafel wel de beste. Ik zou het jammer vinden als er een ver andering in kwam. Te midden van dit mooie bosch kunnen wij toch niet aan lessenaars gaan zitten. De heer Roem. M. d. V. Ik ben het daarmee eens Er is al eens meer over gesproken Toen ik lid was van de Commissie van Fabricage hebben wij door het heele Raadhuis heen naar een betere plaats gezocht voor de Raadzaal, maar hebben die niet kunnen vinden. Wij hebben toen ook getracht een andere rangschikking te maken in deze zaal en wij hebben er over gedacht, om de jongste raadsleden in het midden te zetten. Er werd toen ook op het voordeel van in een kring zitten gewezen, n.l. dat het tijdens het spreken der raadsleden meer malen geschiedt, dat partijgenooten ondersteuning of afkeu ring deden blijken en dat bovendien deze wijze van rang schikking de aangenaamste was. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 73 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De volgnrs. 74 tot en met 77 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 78, luidende: „Kosten voor het archieff 7760. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor dezen post te verhoogen met f 135.o. a. opdat bet traktement van den heer van Rhijn verhoogd kunne worden met ƒ100 De heer Fokker. M. de V. Ik zou willen vragen, of nu de afstand tusschen de jaarwedde van dezen ambtenaar en van den concierge bij het archief niet te groot wordt. Men laat den concierge op 600.staan en brengt dezen ambtenaar van 800.op f 900.Zou het dan geen overweging verdienen, ook het traktement van den concierge te verhoogen, De Voorzitter. De concierge heeft ook vrij wonen. Boven dien is dit voorstel gedaan op verzoek van de Commissie voor het Oud-Archief. Die heeft weer den Archivaris geraad pleegd en zoodoende is er ruimschoots over gesproken, zoodat om hetgeen U zegt, wel zal zijn gedacht. Bovendien gaat het toch niet aan, om zoo maar iemand anders er uit te lichten, net als een boom uit een bosch, en te vragen, of zijn salaris nu ook niet kan verhoogd worden. Op al die vragen zijn Burgemeester en Wethouders ook niet geprepa reerd. Bovendien, al is die concierge een hoogst verdienstelijk man, het is nog niet lang geleden, dat zijn salaris verhoogd is geworden. De heer Fokker. M. de V. Zou ik misschien nog even iets mogen antwoorden? U zeide: »dat het niet aangaat een boom uit het bosch te lichten." Ik zou willen zeggen, dat hetzelfde ten aanzien van Burgemeester en Wethouders geldt. Het voor stel, om aan den heer van Rhijn meer te geven, is gekomen van Burgemeester en Wethouders bij de Memorie van Antwoord. Daar staan wij precies even .vreemd voor. Ik zou dus in overwe ging willen geven, waar het volkomen daarmede gelijk staat, waar het iets is, dat niet bij deze begrooting is voorgesteld, maar bij de Memorie van Antwoord en wat wij pas vijf dagen thuis hebben, om ook het salaris van den heer de Bruin te ver hoogen. De Voorzitter. De Commissie voor het Oud-Archief heeft dezen ambtenaar aangewezen; als zij ook salarisverhooging voor den concierge had noodig geacht, zou zij dit wel hebben voorgesteldi De heer Fokker. Ik zal er dan geen voorstel van maken, M. d. V. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr. 78 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgnr. 79, luidende: Kosten van aan plakken en omroepen845. De heer Fokker. M. d. V. De opmerking die bij dit volg nummer is gemaakt, is van mij afkomstig. Het antwoord van Burgemeester en WethouHers is wel zeer vriendelijk, doch hier is de daad tegenovergesteld aan het voornemen. Burgemeester en Wethouders zeggen in de Memorie van Antwoord: »Naar beperking van het aantal publicaties wordt steeds zooveel mogelijk gestreefd. De publicatie ten behoeve van het fonds voor den gewapenden dienst heeft ieder jaar plaats ingevolge een aanschrijving van den Minister van Binnenlandsche Zaken, om de collecte van het fonds zooveel mogelijk te bevorderen." Ik zou zoo meenen, dat, wanneer de Minister van Binnen landsche Zaken een dergelijke aanschrijving aan Burgemeester en Wethouders doet richten, het antwoord van Burgemeester en Wethouders daarop zou kunnen zijn: »Laat de Minister van Binnenlandsche Zaken een aankondiging in het Leidsch Dagblad plaatsen en het zelf betalen." Het rijk schuift alles maar op de gemeente en de gemeente moet alles maar betalen. Zoo ook met hetgeen onder volgn. 105 staat. Daaromtrent heeft een lid dat was ik ook weer aangedrongen op in voering van dactyloscopie en de aanschaffing van fotografie toestellen voor de politie ter vergemakkelijking van het justitieel onderzoek. Dat is eigenlijk iets, wat bij het Rijk thuis behoort en Burgemeester en Wethouder hebben dit dan ook opge- gemerkt, zooals ik goed gezien heb. Zoo gaat het ook hiermede. Laat de Regeering het zelf doen 1 De gemeente heeft er immeis niets mede te maken en zij is niet verplicht, om die mede werking aan den Minister van Binnenlandsche Zaken te geven. Als het een medewerking betrof, die geen geld zou kosten en het slechts een aankondiging op de pui van het Stadhuis zou zijn, dan zou het iets anders zijn, maar nu het geld kost, zou ik zeggen: Laat de gemeente het maar kalm laten. De heer Fischer. M. d. V. Wanneer het in het algemeen gold een aanschrijving van den Minister om publicaties te doen, dan zou ik misschien met den heer Fokker mede kunnen gaan, doch het geldt hier zeer in het bijzonder een publicatie ten behoeve van het fonds voor den gewapenden dienst. Dit is een zeer groot Leidsch belang, omdat het fonds o.a. beheert het Invalidenhuis. Er is geen bezwaar tegen, dat voor dit bijzondere geval een publicatie wordt gedaan. De heer Roem. Daar sta je nu De heer Fokker. M. d. V. De heer Roem zegt: Daar sta je nu. Maar ik wil wel opmerken, dat ik nog zit. In zooverre sta ik, dat ik op hetzelfde standpunt sta als de heer Fischer inneemt. Het geldt hier een algemeene opmerking evenwel. Ik hoop, dat de heer Fischer heeft gesproken namens het ge- heele College van Burgemeester en Wethouders en dat dit het in het algemeen met mij eens is, dat dergelijke publicaties, al wordt ook een aanschrijving gericht tot Burgemeester en Wethouders door den Minister van Binnenlandsche Zaken, niet door hen behoeven te worden gedaan. Alleen wanneer het, een speciale zaak geldt en het vooral een Leidsch belang betreft, dan kan ik mij er mede vereenigen. De Voorzitter. Dat ben ik niet met u eens. Les petits cadeaux entretiennent l'amitié. In de Rijkswetten zijn ons heel wat meer uitgaven opgelegd. Wanneer ons nu verzocht wordt, iets dergelijks in een blad te publiceeren, dan is er geen reden om dat te weigeren. Ik zou dat een beetje kren terig vinden. Hoe zou het staan, als wij den Minister zouden antwoorden: «Publiceer dat maar zelf." Wij zouden hem ook eens noodig moeten hebbenZoo kan ook de Provincie wel eens iets van ons noodig hebben en omgekeerd kan het ook voorkomen, dat wij aan d« Provincie iets moeten vragen. Men moet in die zaken elkander ter wille zijn. Bovendien, hetgeen hier bedoeld wordt, Ijeeft al een eeuw hier bestaan en aanplakken op het Stadhuis zou nog meer kosten dan een advertentie. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 79 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs 80 tot en met 94 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Beraadslaging over volgn. 95 luidende: Kosten van toezicht op en van invordering van de plaatse lijke belastingenf 78949. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan u de verzekering geven, dat wanneer ik geweten had, dat de Algemeene Marktmeester nog 125 extra voor kantoorhuur heeft en desniettegenstaande nog een Hink kantoor weer voor hem is neergezet, dat ik mij nog ernstiger zou hebben verzet tegen het zetten van het nieuwe kantoor op de markt. Zou men hem niet dat mooie kantoor, dat voor hem op de markt is gezet, kunnen laten gebruiken en het kantoor aan zijn huis doen ophouden? Hij woont ook tamelijk ver van het centrum af, zoodat het houden van een kantoor aan zijn huis weinig beteekent. De Voorzitter. Heeft u het nieuwe gebouwtje al eens gezien De-heer Fokker. Neen. De Voorzitter. Dan moet u daar werkelijk eens heengaan en dan zult u zien, dat het heelemaal niet geschikt is voor een kantoor van den Mark meester. Er is een klein kantoor lokaaltje, waar de persoon zit, die de penningen uitgeeft. Dan zijn er nog kasten om benoodigdheden in te bewaren, bijv. de verfpotten, die gebruikt worden bij het merken der schapen. Aan den achterkant is een kleedkamer voor de ambtenaren van de keuring. Daar zitten wel 4 of 5 menschen, daar is het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 13